Wie de Middelbare of Hogere Defensie Vorming heeft gevolgd, is ongetwijfeld op de hoogte van onze doctrine over het operationele niveau en de bijbehorende operationele kunst. Moeilijke begrippen, omdat de afbakening met de bovenliggende strategie en de onderliggende tactiek niet altijd helder is zodra ze worden toegepast op de praktijk. Dit leidt vervolgens tot discussies, waarin ook de docent niet altijd het verlossende woord kan spreken en waardoor een aantal vragen blijven hangen. On Operations van Brett Friedman geeft een aantal antwoorden.

Friedman is majoor en reserve-artillerie-officier bij de US Marines, oprichter van een militair schrijversgilde en auteur van het boek On Tactics. A Theory of Victory in Battle. In de inleiding van On Operations geeft hij al aan dat de focus niet op geschiedenis ligt, maar op de theorie. Toch doet Friedman historisch onderzoek en verklaart hij het heden vanuit het verleden. Hij legt in zijn boek het operationele niveau en de operationele kunst op de snijtafel en komt tot de conclusie dat het operationele niveau een mythe is die eerder verwarring veroorzaakt dan helderheid schept. Operationele kunst ziet hij daarentegen als een noodzakelijk en bruikbaar concept voor de hogere tactische niveaus. In de eerste zes hoofdstukken rekent Friedman af met het operationele niveau, in de volgende tien hoofdstukken en in vijf casestudies geeft hij inhoud aan de operationele kunst. Vooral die eerste zes hoofdstukken zijn een uitdaging, omdat het operationele niveau sinds de jaren 90 als een gegeven in de doctrines van de NAVO en de meeste westerse landen, waaronder Nederland, is opgenomen.

Intellectueel domein

Friedman zegt dat het een mythe is dat het Rode Leger tussen 1917 en 1930 het operationele niveau ‘uitvond’ om greep te krijgen op het veranderende karakter van de oorlog. Een rigoureuze breuk met het verleden, ook in de militaire doctrine, leidde tot de ontwikkeling van nieuwe theorieën in lijn met het marxistisch-leninistisch gedachtengoed. Omdat strategie inherent politiek is en de ‘wetenschappelijke’ marxistische theorie vanzelf tot de overwinning zou leiden, ontstond een nieuw intellectueel domein dat veilig was voor militairen en waarin men niet kwetsbaar was voor verraad van de strategische orthodoxie. Ook in de recente Russische doctrine is het operationele niveau geen hiërarchisch niveau, maar een begrip om inhoud te geven aan de operationele kunst, die toegepast wordt op verschillende niveaus, waaronder zelfs het strategische niveau.

Het ontstaan van het operationele niveau wordt vaak aan de successen van de Duitse generale staven toegeschreven, bijvoorbeeld in de oorlogen van 1866 en 1870 of aan de initiële successen in de Tweede Wereldoorlog. Het probleem is dat ‘operationele kunst’ en ‘operationeel niveau’ niet in het Duitse begrippenkader terug te vinden zijn. Pas in 1977 definieert de Duitse doctrine het begrip ‘operatie’. Het succes van de organisatie van generale staven heeft een heel andere oorzaak. Het Duitse generale stafsysteem was een personeelssysteem, waarin selectie, opleiding en functietoewijzing geïntegreerd waren. Dit was effectief zolang jonge officieren hiervoor onafhankelijk werden geselecteerd, beoordeeld en gevormd en zij afwisselend dienden in verschillende staf- en commandantenfuncties. Dit generale stafsysteem werd later door de nationaalsocialistische invloeden van Hitler geneutraliseerd. Het ontstaan van het operationele niveau heeft hier volgens Friedman niets mee te maken.

TRADOC

De geboortegrond van het operationele niveau zoals dat nu ook in de Nederlandse doctrine staat, ligt volgens Friedman bij de US Army. Het probleem voor het pas opgerichte United States Army Training and Doctrine Command (TRADOC) in 1973 was hoe West-Europa verdedigd moest worden tegen het veel sterkere Rode Leger. De lessen uit de laatste periode van het oostfront en uit de Yom Kippur-oorlog waren belangrijke inspiratiebronnen. In de nieuwe vertaling van Vom Kriege door Peter Paret en Michael Howard kwamen voor het eerst de woorden ‘operationeel’ en ‘operatie’ voor, hoewel de auteur van dat boek, von Clausewitz, deze nooit heeft gebruikt. In die ideeënwereld ontstond het concept van de ‘AirLand Battle’. Edward Luttwak publiceerde in die tijd een artikel waarin hij het operationele niveau neerzet als een eigenstandig en hiërarchisch niveau. De commandant van TRADOC, generaal Starry, begon het operationele niveau en operationele kunst als synoniem te gebruiken. Het schrijversteam had zijn bedenkingen tegen het operationele niveau, maar de opvolger van Starry, generaal Otis, verwierp hun bezwaren. Het gevolg was de herziening in 1982 van FM 100-5, de Amerikaanse ‘gevechtshandleiding’, waarin het operationele niveau werd opgevoerd, niet op basis van functie of logica, maar gebonden aan bepaalde organisatieniveaus tussen het strategische en tactische niveau in.

Logica

Friedman gebruikt de dialectiek van Clausewitz om duidelijk te maken dat het operationele niveau eigenlijk een hinderpaal is. Functionele argumenten om het operationele niveau te baseren op grootte, complexiteit of organisatieniveau zijn er immers niet. De aanpalende begrippen tactiek en strategie zijn daar immers ook niet op gebaseerd. Het Rode Leger, de US Army en de NAVO baseren het operationele niveau dus niet op basis van functie of logica. Maar tactiek en strategie zijn in hun logica onlosmakelijk met elkaar verbonden. Strategie kan alleen worden gerealiseerd door tactiek, terwijl tactiek zonder strategische doelstelling alleen maar willekeurig geweld oplevert. Het gat dat overbrugd moet worden ligt niet tussen tactiek en strategie, maar tussen tactiek en politiek en dat doet strategie. Clausewitz gebruikt logica om onderscheid te maken tussen strategie en tactiek, niet grootte, complexiteit of organisatieniveau.

De logica in de tactiek ligt bij de inzet van formaties en eenheden in het gevecht, oftewel in de vernietiging van de tegenstander. De logica van strategie ligt in het gebruik van de gevechten ten dienste van de oorlog. Clausewitz doelt hier specifiek op de resultaten van de gevechten. De doelstelling van elke oorlog is immers het opleggen van een politieke eindsituatie aan de tegenstander. Strategie is dus inherent politiek van aard, want oorlog is een voortzetting van de politiek met andere middelen. Dit leidt ertoe dat ook elk strategisch plan politiek van aard is en dat dit politieke karakter groter wordt naarmate de hele oorlog en de hele staat hierbij in het geding zijn.

De tactische en strategische logica zijn niet altijd met elkaar in overeenstemming; integendeel, zij staan meestal op gespannen voet met elkaar. Maar dit dualisme moet dynamiek en uiteindelijk een synthese opleveren. Het inbrengen van een extra niveau in de dialectiek van tactiek en strategie werkt niet; dat hindert en voorkomt de interactie. Deze synthese tussen tactiek en strategie is essentieel bij het gebruik van militaire macht om politieke doelstellingen te realiseren.

'Vervuiling van de doctrine'

Ik denk dat Friedman met deze redenering over het bestaansrecht van het operationele niveau een ijzersterk punt heeft. Ongetwijfeld is ons denken in de laatste dertig jaar belast door security- en vredesondersteunende operaties en heeft dit geleid tot een zekere ‘vervuiling’ van onze doctrine. Het is goed dat Friedman ons met beide benen op de grond zet en noopt tot nadenken over het operationele niveau, alsof dit een eigen ‘tak van sport’ is met een eigen theorie, een eigen begrippenkader en een eigen doctrine.

In de laatste tien hoofdstukken werkt Friedman de operationele kunst verder uit. Hij doet dat aan de hand van een aantal disciplines die sterk lijken op onze joint-functies van militair optreden. Alleen hoort naast de sustainment-functie daarbij ook een afzonderlijke ‘administration’-functie. Hij bedoelt hier vooral de HR-functie mee, omdat deze functie tactiek mogelijk moet maken met het moreel, fysiek, de vulling en de attitude van de troepen. De operationele kunst moet uiteindelijk leiden tot een wijze van optreden waaraan Friedman nog twee hoofdstukken over campagnetaxonomie wijdt. Deze hoofdstukken kenmerken zich door een veel te sterke vereenvoudiging van de werkelijkheid, waardoor de lezer zich af kan vragen wat ze bijdragen aan het besproken onderwerp.

Het boek van Friedman is goed leesbaar en ik beveel vooral de inleiding en de eerste zeven hoofdstukken aan voor elke professional die iets van doen heeft met het operationele niveau. De uitdaging om vraagtekens te zetten bij de geldende doctrine leidt op z’n minst tot een bewustwording van de nadelen van de verschillende doctrinaire leerstukken die anders toch als een vaststaand gegeven worden beschouwd.

Ton de Munnik, kolonel der Infanterie b.d.

On Operations

Operational Art and Military Disciplines

Door Brett A. Friedman

Annapolis (Naval Institute Press) 2021

242 blz. – ISBN 9781682477069