Met nepnieuws en oorlog houd ik mij al jaren bezig, of nauwkeuriger gezegd met de misleiding van de nieuwsconsument omwille van oorlogvoering. Tjonge, dat is een actueel onderwerp, reageren mensen dan tegenwoordig altijd. Veel meer dan pakweg tien jaar geleden worstelen mensen met het gevoel dat het nieuws niet te vertrouwen is. Cursisten en studenten en mensen op feesten en partijen hoor ik zeggen: ‘Je kunt tegenwoordig niet meer op het nieuws aan.’ Of: ‘De waarheid doet er tegenwoordig niet meer toe, lijkt het wel.’ Die onzekerheid wordt steevast gekoppeld aan de opkomst van sociale media.

Maar het ultieme voorbeeld van misleiding van de nieuwsconsument ten tijde van oorlog vind ik nog altijd de Golfoorlog, de kortstondige militaire operatie Desert Storm in 1991 om Saddam Hoessein uit Koeweit te verdrijven. En die was ver vóór het ontstaan van sociale media, toen zelfs het internet nog heel pril was. Ik was toen student. Ik herinner me onze opwinding: het was de eerste oorlog die live op de televisie was dankzij de destijds nieuwe kabel­ en satelliettechnologie. We zaten gekluisterd aan de buis en we dachten dat we de oorlog echt meemaakten. Als televisiekijkers suisden we mee met op raketten gemonteerde videocamera’s naar de doelwitten in Irak. We zagen spectaculaire beelden van brandende oliebronnen en ‘vuurwerk’ boven Bagdad. Ondertussen lazen we in de krant over de precisiewapens waarmee militaire doelen werden bestookt. Superieure westerse technologie zorgde voor een schone oorlog – een oorlog waarin geen bloed vloeide.

De Franse filosoof Jean Baudrillard stelde dat de Golfoorlog niet plaatsvond. En hij had gelijk, want wat wij zagen was één groot rookgordijn, waarachter een gruwelijke werkelijkheid zich voltrok: geen oorlog, maar een slachting. Tienduizenden Iraakse dienstplichtigen werden in de grootste geallieerde vuurzee ooit verkoold in de woestijn. Hiervan was hoegenaamd niets te zien op de tv. Desert Storm, gevierd als een groot militair succes, was vooral een staaltje public relations.

Met het ontstaan van internet en sociale media aan het begin van deze eeuw is de verspreiding van nepnieuws in een stroomversnelling  geraakt. De mogelijkheden van buitenlandse inmenging via trollen en nepaccounts zijn ijzingwekkend – en dat in een tijd van grote geopolitieke onzekerheid. In onze geïndividualiseerde samenleving dringen berichten via sociale media zonder tussenkomst van leiders en deskundigen meteen door in de haarvaten van de maatschappij. Algoritmes bevestigen burgers steeds verder in dezelfde denkbeelden. Des te groter is de ontwrichtende werking van nep­ nieuws. Hoewel technologische ontwikkeling leidt tot discontinuïteit – sociale media zorgen immers voor schaalvergroting en versnelling in de verspreiding van nepnieuws – valt mij als onderzoeker inhoudelijk gezien juist de continuïteit in het nepnieuws op van vóór en na de opkomst van sociale media. Twee voorbeelden, een recent uit Oekraïne en een uit de Eerste Wereldoorlog, schetsen die continuïteit van nepnieuws.

Eerst het meest recente, het verhaal dat door het Rusland van Vladimir Poetin de wereld in is geholpen bij de invasie van Oekraïne, namelijk dat in Oekraïne in Amerikaanse biotechnologische laboratoria virussen worden ontwikkeld om de Russische bevolking uit te roeien. Dit nepnieuws is uitgezet via Telegram en grif opgepikt door westerse complotdenkers, ook in Nederland. Belgische en Nederlandse journalisten hebben deze Russische nepnieuwscampagne in een gezamenlijk onderzoeksproject prachtig gereconstrueerd door 3 miljoen Telegramberichten te analyseren.[1]

Het verhaal over de biolabs deed mij sterk denken aan een ander geval van nepnieuws in oorlogstijd uit mijn eigen onderzoek: dat van de Kadaververwertungsanstalten oftewel de Duitse lijkenverwerkingsfabrieken. Dat speelde in 1917, op een moment in de Eerste Wereldoorlog dat het moreel laag was, zowel bij de geallieerden als bij de centralen. Soldaten bevonden zich in de uitzichtloze situatie van de loopgraven en na de slag om de Somme was in ieder Engels gezin wel een gesneuvelde zoon te betreuren. Om de oorlog voort te kunnen zetten moest de haat tegen de Duitsers worden aangewakkerd. Eén geval van nepnieuws was wat dit betreft bijzonder effectief, het verhaal dat de Duitsers bij het front in Reims fabrieken hadden waar ze hun gesneuvelden verwerkten tot nuttige producten als vet, veevoer en zeep.

Dit verhaal is door Belgische emigrés in Nederland verzonnen, heb ik ontdekt.[2] Nederland was tijdens de Eerste Wereldoorlog het toevluchtsoord voor een miljoen Belgen, aangezien hun land door de Duitsers was bezet. Eerst probeerden de Belgische propagandisten het nepnieuws in te steken in Nederlandse kranten, maar het werd niet opgepikt; de NRC vond het ongeloofwaardig. In de Engelse kranten lukte het wel: en zo werd het nepnieuws via de Times wereldwijd verspreid – en alsnog opgenomen in de NRC.

Mij vielen de overeenkomsten op tussen dit geval van nepnieuws uit de Eerste Wereldoorlog en dat uit de huidige oorlog in Oekraïne – en trouwens alle gevallen van nepnieuws in oorlogstijd die ik heb onderzocht. Ten eerste, het inspelen op emoties, vooral op angst: Duitsers zouden een gevaarlijk volk zijn met primitieve normen en waarden, Hunnen. Zo ook de Amerikanen, die erop uit zouden zijn de Russen uit te roeien. Ten tweede, het aansluiten bij vooroordelen, bij de gangbare manier van denken. Duitsers bekleedden een vooraanstaande positie in de wetenschap en technologie. Net als de Amerikanen nu. Door die Duitse technologische superioriteit in combinatie met hun zogenaamde morele primitiviteit kon Duitsland als één groot Frankenstein worden gepresenteerd. Op hetzelfde sentiment wordt ingespeeld bij de Amerikaanse biolabs. Ten derde valt mij de kern van waarheid op. Nepnieuws is altijd een mengvorm van waar en onwaar, dus de leugen komt binnen aan hand van de waarheid: er zijn Amerikaanse laboratoria in Oekraïne, maar daar wordt geen virus ontwikkeld om de Russische mens uit te roeien; er waren fabrieken achter het westelijk front bij Reims. Daar werden echter niet de lijken van soldaten verwerkt, maar die van paarden.

Ondanks de schaalvergroting en versnelling in de verspreiding van nepnieuws is het de vraag of de misleiding van de nieuwsconsument tegenwoordig groter is. Ik vermoed dat niet zozeer het bedrog zelf, maar met name het bewustzijn van bedrog bij de nieuwsconsument is toegenomen. Dit heeft alles te maken met het afnemend vertrouwen van de burger in de democratische instituties. Toen de Amerikaanse regering aan de vooravond van de oorlog in Oekraïne waarschuwde voor de Russische inval en inlichtingen over troepenconcentraties openbaar maakte, werden deze door veel westerse media met wantrouwen bejegend. Journalisten dachten geleerd te hebben van het bedrog met inlichtingen in aanloop naar de Irakoorlog, waarmee zogenaamd werd bewezen dat Saddam massavernietigingswapens had en banden met al­-Qaida. De paradox is dat in 2003 geloofd werd wat niet waar was en mede daardoor in 2022 gewantrouwd werd wat wel waar was. Wantrouwen is het nieuwe vooroordeel geworden. Maar kritisch denken vraagt om een werkelijk open blik. Niet alles is nepnieuws.

 

[2] Pien van der Hoeven, ‘Zeepfabriek: Britse propaganda in de Eerste Wereldoorlog', Historisch Nieuwsblad, jul/aug 2014, 44-51.

Over de auteur(s)

Dr. R. (Pien) van der Hoeven

Dr. R. (Pien) van der Hoeven is historicus en mediaspecialist.