Op veel scholen in Afghanistan, met name op het platteland, worden tot de dag van vandaag lesboeken gebruikt die kinderen rekensommen voorleggen met de volgende strekking: ‘Hoeveel is 3 AK-47’s plus 2 Kalasjnikovs?’ Antwoord: ‘5 wapens voor de jihad’. En sommen als deze: ‘Er zijn 80 Russen. Je schiet er 20 dood. Hoeveel Russen hou je over?’
De boeken werden in de vroege jaren tachtig gemaakt door de Verenigde Staten. Dat was tijdens de sovjetbezetting van Afghanistan (1979-1989). Plaatselijke warlords hielpen de VS de schoolboeken het land binnen te smokkelen, omdat die de kinderen leerden om de Russen te haten en dood te wensen. De VS betaalde de University of Nebraska-Omaha 51 miljoen dollar om het lesmateriaal voor Afghaanse schoolkinderen te ontwikkelen. De boeken stonden bol van gewelddadige tekeningen van wapens, kogels, soldaten en landmijnen en van koranteksten waarin werd opgeroepen tot een jihad.
Na het vertrek van de Russen en de machtsovername door de Taliban stopte het Amerikaanse onderwijsprogramma, maar het Amerikaanse lesmateriaal bleef gewoon gebruikt worden op Afghaanse scholen. De boeken gingen nog jaren mee, alleen krasten leraren voortaan de afbeeldingen van menselijke gezichten door.
In 2001 vielen de VS en bondgenoten Afghanistan binnen en werd het Amerikaanse onderwijsprogramma weer opgestart. Vier miljoen nieuwe schoolboeken, opnieuw made in Nebraska, werden door kolonnes vrachtwagens vanuit Pakistan Afghanistan binnengereden. Voortaan zouden Afghaanse kinderen leren wat respect voor menselijke waardigheid is en niet langer ‘geïndoctrineerd worden door fanatisme en schijnheiligheid’, verklaarde president George W. Bush bij de lancering van het project. De nieuwe boeken waren zoveel mogelijk ontdaan van rekensommetjes met dode Russen en plaatjes van granaten waren vervangen door plaatjes van granaatappels, maar in een boekje van 100 pagina’s tel je er nog steeds maar zo 43 die in woord en beeld geweld toejuichen. Nog steeds krijgen kinderen de gouwe ouwe Koude Oorlogsillustraties voorgeschoteld van verzetsstrijders met Kalasjnikovs en kogelsjerpen over hun schouders – nog steeds met hoofden die werden weggekrast door de Taliban – en nog steeds lezen ze daarbij de lyrische teksten over de mujahedien en de gehoorzaamheid aan Allah die ze demonstreren door tegen de buitenlandse bezetter te strijden. Alleen was die bezetter nu niet meer de Rus, maar de Amerikaan.
In 2010 maakte de Amerikaanse regering eindelijk opnieuw geld vrij voor onderwijsmateriaal, 20 miljoen dollar dit keer, voor 40 miljoen nieuwe schoolboeken, ditmaal ontwikkeld door het Afghaanse ministerie van onderwijs. De minister was zeer tevreden met het resultaat. Hij vond met name de nieuwe boeken voor literatuuronderwijs op middelbare scholen een ‘perfecte harmonie tussen moderne en traditionele kennis’. Volgens westerse onderwijsdeskundigen reflecteert het materiaal eerder de literaire smaak van een dorpsmullah. Tussen gedichten en wijze spreuken uit de Koran krijgen de kinderen nog steeds opruiende teksten opgediend, waarin geweld tegen niet-moslims niet alleen gesanctioneerd wordt, maar zelfs als patriottische plicht gepresenteerd wordt.
In een kennelijke geste aan de Amerikaanse belastingbetalers die voor de boeken betaalden, staat er ergens ook zomaar opeens een flard tekst over mensenrechten en vrijheid van meningsuiting, maar wat het hoofdstukje getiteld ‘Watt en de uitvinding van de stoommachine’ ertussen doet is een mysterie.
Wat wél moed geeft, is dat ten tijde van de Amerikaanse inval een kleine miljoen jongens naar school gingen en bijna geen meisjes. Sindsdien werden er 16.000 scholen bijgebouwd en 154.000 onderwijzers opgeleid. Zestig procent van de kinderen, 9 miljoen in getal, gaat naar school, waarvan 40 procent meisjes. Het slechte nieuws is dat minder dan 10 procent het redt tot aan de middelbare school. Miljoenen Afghaanse kinderen zullen nooit weten hoe het zat met Watt en die stoommachines.