Naar extreem uit de hand gelopen morele situaties, zoals de incidenten in de Abu Ghraib gevangenis in Irak, is relatief veel onderzoek gedaan. Dergelijke situaties zijn gelukkig een uitzondering. Vaak zijn het juist ‘kleine’ morele dilemma’s die een rol spelen in het dagelijks leven van militairen tijdens missies. Dit artikel is gebaseerd op het proefschrift van de auteur en geeft inzicht in de dagelijkse morele uitdagingen, bijvoorbeeld tijdens Task Force Uruzgan. Inzicht in deze dagelijkse morele uitdagingen kan de voorbereiding van missies en inzet versterken, evenals de militaire opleidingen. Welke psychologische mechanismen hangen samen met het omgaan met dergelijke vraagstukken? Welke rol spelen emoties bijvoorbeeld? Hoe zit het met reflectie op het eigen gedrag? En wat zijn de implicaties voor Defensie?
dr. M.C. de Graaff*
Dit artikel gaat in op psychologische processen die samenhangen met de interpretatie van morele vraagstukken die militairen ervaren gedurende militaire operaties. Er worden drie categorieën dagelijkse morele uitdagingen uiteengezet, die elk verschillende emoties en gedrag oproepen. Als het gaat om de morele identiteit blijkt het element moreel besef bij militairen het sterkst te zijn ontwikkeld, terwijl het reflecteren op het eigen gedrag en de mate van verantwoordelijkheidsgevoel aandacht behoeven. Daarnaast blijkt dat ‘hoog intense situaties’ minder zorgvuldig of moreel verantwoord worden benaderd.
Tijdens sociale patrouilles komen Nederlandse militairen in contact met de lokale bevolking. Elke dag zien ze een man en vrouw met een ziek kind langs de route. Het blijkt dat het meisje een ernstige infectie heeft opgelopen en haar gezondheid gaat zienderogen achteruit. De Nederlandse militairen hebben een mannelijke medisch hulpverlener bij zich die het kind hulp kan bieden. Maar volgens de lokale cultuur en de wens van de ouders mag een meisje niet geholpen worden door een man. De familie heeft niet de financiële middelen om zelf medische hulp te regelen of naar de dichtstbijzijnde ziekenpost te reizen. Als het meisje nu geen hulp krijgt zal de infectie haar waarschijnlijk fataal worden, terwijl de hulp medisch gezien niet veel voorstelt en gemakkelijk geboden kan worden. Dit stelt de militairen voor een lastige beslissing: moeten ze tegen de wil van de ouders ingaan en het meisje behandelen? Of moeten ze zich neerleggen bij de keuze van de ouders?
(Voorbeeld uit een interview over een missie naar Afghanistan)
In de (Nederlandse) militaire context is veel over morele dilemma’s geschreven.[1] Ook is er aandacht voor ethiek in militaire trainingen,[2] zoals binnen de Nederlandse krijgsmacht in de officiersopleidingen en in de verdiepingscursus militaire ethiek.[3] Echter, nationaal en internationaal is er nog weinig empirisch onderzoek gedaan naar hoe moraliteit in de militaire context werkt.[4] Uit een recente reviewstudie komt naar voren dat empirisch onderzoek naar morele besluitvorming (moral judgment) in de militaire context tussen 1985 en 2013 beperkt blijft tot 33 gepubliceerde studies.[5] De situaties die in deze studies behandeld worden, zijn vaak extreem. Ze hebben veelal betrekking op uit de hand gelopen situaties, zoals de incidenten in de Abu Ghraib gevangenis in Irak, ook wel morele overtredingen (moral transgressions) genoemd.[6]
Patrouille in de Baluchi-vallei, Afghanistan, maart 2009. Nationaal en internationaal is er nog weinig empirisch onderzoek gedaan naar hoe moraliteit in de militaire context werkt. Foto MCD, G. van Es
Aangezien dergelijke situaties (gelukkig) niet in alle missies voorkomen, is het belangrijk om te weten wat zich afspeelt in het dagelijkse leven van militairen tijdens militaire operaties. Dit is immers voor veel meer militairen herkenbaar en kan hun werk en beleving van de gebeurtenissen beïnvloeden. Inzicht in de dagelijkse morele uitdagingen van militaire operaties kan de voorbereiding van missies en inzet versterken, evenals de militaire opleidingen.
De basis voor dit artikel is het proefschrift van de auteur Moral Forces, interpreting ethical challenges in military operations uit 2017. Voor het promotieonderzoek werden militairen geïnterviewd voor, tijdens en na uitzending. De auteur ging daarvoor in 2010 met de laatste groep militairen van Task Force Uruzgan mee naar Afghanistan. Tevens heeft zij circa 300 militairen van verschillende rangen en met verschillende uitzendervaringen vragenlijsten voorgelegd. Waar dit artikel verwijst naar interviews en vragenlijsten worden de onderdelen van dit promotieonderzoek bedoeld.
Morele uitdagingen
Morele uitdagingen zijn situaties waarin iemand met een conflict van waarden of rechten en belangen wordt geconfronteerd. Het zijn situaties waarin een militair te maken heeft met een keuze waarin beide opties nastrevenswaardig zijn, en waar nalaten (of juist uitvoeren) van welke optie dan ook negatieve consequenties kan hebben. Dat betekent dat de militairen gevoelsmatig aan beide opties recht willen doen, maar dat dat niet kan. Bovendien kunnen er (ernstige) gevolgen optreden. Hierbij is het niet direct duidelijk wat het juiste of beste is om te doen, maar de situatie vraagt wel om een keuze, die niet direct met procedures of routines kan worden opgelost.[7]
Dergelijke situaties noemt men ook wel morele dilemma’s, maar omdat deze situaties niet altijd als dilemma worden ervaren, gebruik ik de term morele uitdaging. Denk bijvoorbeeld aan situaties waarin een militair moet kiezen tussen loyaliteit naar zijn commandant of loyaliteit naar zijn directe collega’s. Of tussen het opvolgen van regels/mandaten en het eigen gevoel over wat het goede is om te doen. Dit in tegenstelling tot situaties waarin direct duidelijk is wat goed of fout is, of waarin militairen zich eenvoudig kunnen laten leiden door procedures of routines. De vraag is vervolgens welke psychologische processen een rol spelen bij dit proces van morele beoordeling (moral assessment) dat voorafgaat aan het maken van een keuze en het gedrag.
Kleine dilemma’s
Vaak denkt men bij een uitzending aan grote, tragische dilemma’s die te maken hebben met split-second beslissingen zoals je die je in films ziet: ‘schiet ik wel of niet?’. Uit onderzoek blijkt echter dat in veel gevallen het juist de dagelijkse kleine dilemma’s zijn die militairen bezighouden.[8] Uit een recente studie onder Nederlandse militairen komt naar voren dat militairen, ongeacht hun rang en functie, gemiddeld zo'n zes morele uitdagingen beschrijven.[9] Deze uitdagingen hebben te maken met het ‘dagelijks leven’ in het missiegebied. Ze verschillen in complexiteit en tragiek.
Verschillende militairen gaven in de interviews aan over deze ‘gewone’ morele uitdagingen nog nooit met iemand gesproken te hebben. Het houdt ze wel bezig, omdat ze zich afvragen of ze ‘het goede’ hebben gedaan. Er kunnen drie hoofdcategorieën van deze ‘dagelijkse’ dilemma’s worden onderscheiden. Deze zijn voor vrijwel alle militairen herkenbaar.
- Situaties die gerelateerd zijn aan het team/werk. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over het mandaat en/of de regelgeving van de missie en de omgang met ‘buddies’. Een voorbeeld van een dergelijke situatie die naar voren kwam tijdens een interview: een medisch hulpverlener moest tijdens een patrouille een gewonde collega gaan helpen. Echter, de locatie van de collega was moeilijk begaanbaar. De dreiging was minimaal, maar helemaal veilig was het ook niet. De medisch hulpverlener moest besluiten welke middelen hij zou meenemen. Daarbij moest hij kiezen voor middelen om zijn eigen veiligheid te garanderen, of middelen om zo goed mogelijk medische ondersteuning te kunnen bieden aan zijn collega.
Doorzoeken van een qala, Afghanistan. Moeten kiezen tussen het opvolgen van regels/mandaten en het eigen gevoel over wat het goede is om te doen kan een moreel dilemma opleveren. Foto MCD, A. Schoor
- Situaties die gerelateerd zijn aan de lokale cultuur. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de omgang met de vrouwen en kinderen. Een voorbeeld uit de interviews: een Nederlandse eenheid werd op een politiepost geconfronteerd met een vrouw die opgesloten was in een munitieopslag omdat zij niet in een cel of een ruimte met mannen mocht worden gezet zonder dat haar man aanwezig was. De Nederlanders stonden voor het dilemma: respecteer ik de lokale cultuur en hou ik rekening met de eer van de vrouw? Of gaat de veiligheid van de vrouw boven alles en halen we haar uit de munitieopslag?
- Situaties die gerelateerd zijn aan het thuisfront. Hierbij gaat het om situaties die betrekking hebben op privacy en omgang met naasten. Een voorbeeld uit de interviews: een korporaal was gewend zijn gevoelens en ideeën met zijn meisje te delen. Tijdens uitzending werd dat opeens anders. Hij voelde nog steeds die behoefte, maar door het omkomen van een naaste collega en de dreiging in het gebied was hij bang dat delen zijn vriendin van slag zou brengen. Zijn eigen belang botste met zijn wens zijn vriendin in bescherming te nemen.
Prioriteit
Hoewel in eerste instantie verwacht werd dat culturele dilemma’s het meest ervaren zouden worden, bleek dit niet het geval. Uit het onderzoek[10] komt naar voren dat team/werk gerelateerde morele uitdagingen het meest worden ervaren. Cultureel gerelateerde morele uitdagingen komen op de tweede plaats en de uitdagingen die aan het thuisfront zijn gerelateerd worden het minst vaak ervaren. Het feit dat de team/werk gerelateerde morele uitdagingen het meest worden ervaren, kan worden verklaard door het feit dat militairen vooral tijdens uitzending de meeste tijd doorbrengen met collega’s. Deze morele uitdagingen komen waarschijnlijk voort uit verontwaardiging die ontstaat door de aanname dat alle collega’s er een relatief gelijk waarden- en normenkader op nahouden. Wanneer deze aanname foutief blijkt te zijn ervaren de militairen frustratie en het dilemma wel of niet te moeten handelen.
Omgaan met morele uitdagingen
Behalve het in kaart brengen van de verschillende soorten morele uitdagingen waarmee militairen geconfronteerd worden, is bekeken hoe bepaalde psychologische mechanismen een rol spelen in de beoordeling en ‘weging’ van een morele uitdaging. Uit verschillende onderzoeken komen (stress-)reacties naar voren die individuen gebruiken om met lastige situaties om te gaan.[11] Dergelijke mechanismen zijn te beschouwen als een coping strategie om ‘normaal’ te kunnen blijven functioneren. Maar er zit ook een ‘donkere’ kant aan deze mechanismen. Albert Bandura liet al in veel sociaalpsychologische studies zien hoe moral disengagement (morele ‘ontkoppeling’) mensen in staat stelt afstand te nemen van hun eigen gedrag, om zo handelingen die eigenlijk niet door de beugel kunnen te accepteren.[12] Dit proces is gradueel en vindt vaak onbewust plaats. Dus, iemand is zich er vaak niet van bewust dat hij dit soort mechanismen gebruikt.[13]
In een wadi nabij Tarin Kowt, Afghanistan. Ook situaties die gerelateerd zijn aan het thuisfront kunnen tijdens uitzendingen morele dilemma’s opleveren. Foto MCD, A. Schoor
In de interviews zijn drie soorten responsstrategieën onderzocht door uitingen van morele ‘ontkoppeling’ (in de volksmond vaak normvervaging genoemd), relativisme en emotionele gevoelloosheid (afstomping) te bestuderen.[14] Er zijn zowel actieve strategieën – waarin of het gedrag, de betrokkenen, het incident, of de eigen verantwoordelijkheid worden gereconstrueerd – als passieve – waarin de emotionele beleving van de morele uitdaging wordt beperkt. Tabel 1 zet de onderzochte responsstrategieën kort uiteen, met voorbeelden van uitspraken en hoe vaak de strategieën gemiddeld werden genoemd per interview (prevalentie). Daarbij moet wel worden bedacht dat er gemiddeld zes morele uitdagingen per interview werden genoemd. De tabel laat dus zien dat niet in alle genoemde morele uitdagingen ook daadwerkelijk een responsstrategie werd genoemd.
Tabel 1 Responsstrategieën in morele uitdagingen
Relativisme
Relativisme werd als responsstrategie het meest geuit. Dat betekent dat de militairen het idee aanhangen dat er geen universele standaard is waarmee morele juistheid beoordeeld kan worden.[15] Dit wil zeggen dat ze denkpatronen ontwikkelen waarmee ze afstand kunnen nemen van acties (door anderen of door henzelf uitgevoerd) die hun eigen waarden en normen overschrijden en waar ze normaliter hadden ingegrepen. We zien dit vooral terug bij interacties met een andere cultuur. Een veelgehoorde uitspraak in dit kader is bijvoorbeeld: ‘Het is nou eenmaal hun cultuur, en met mijn westerse/Nederlandse bril op, zal ik nooit begrijpen waarom ze doen wat ze doen. Ik vind het raar, maar zij vinden het hartstikke normaal’.
Morele rechtvaardiging
Ook zocht men vaak een morele rechtvaardiging van het eigen (nalaten van) handelen. Bijvoorbeeld door te refereren aan het overkoepelende missiedoel. Een uitspraak die in deze categorie werd genoemd in relatie tot hardhandig optreden naar kinderen die in de buurt kwamen van de Nederlandse voertuigen en met wapens uitgeruste militairen: ‘Ik vond het niet per se leuk om dit te doen, maar als ik het niet zou doen kwam onze patrouille in gevaar, evenals de veiligheid van de kinderen die in de buurt aan het spelen waren’.
Gevoelloosheid
Een opvallend verschil werd gevonden als het gaat om verantwoordelijkheid: relatief frequent werd het afschuiven van verantwoordelijkheid genoemd, terwijl het refereren aan onduidelijkheid over verantwoordelijkheid en rollen vrijwel niet werd genoemd. Uit de analyses kwam verder naar voren dat morele rechtvaardiging en emotionele gevoelloosheid sterk samenhingen met culturele en team/werk gerelateerde situaties. Daarnaast bleek dat emoties die anderen veroordelen (bijvoorbeeld woede, minachting en walging)[16] in team/werk en in cultureel gerelateerde situaties van invloed waren op de responsstrategieën.
Morele identiteit
Uit eerder onderzoek weten we dat mensen een bepaalde morele identiteit ontwikkeld hebben[17]; dit betreft de mate waarin iemand zich bewust is van de morele dimensies in een situatie, de mate waarin iemand zich persoonlijk verantwoordelijk voelt voor zijn handelen en de mate waarin iemand op het eigen handelen reflecteert. Uit de interviews komt naar voren dat een sterkere morele identiteit samenhangt met meer uitingen van morele ontkoppeling. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat deze militairen zoeken naar manieren om de situatie of hun handelen ‘goed te praten’, omdat ze een positief zelfbeeld willen behouden. Immers, vaak (en zeker in interculturele interacties) heeft het individu het gevoel zelf geen invloed op de situatie te kunnen uitoefenen, waardoor interveniëren uitblijft, ook al zou hij dat het liefst wel willen doen.[18]
Dit is in lijn met ideeën over cognitieve representaties en identiteitsbeleving volgens de cognitieve dissonantietheorie van Festinger.[19] Opvallend deelaspect van de morele identiteit is verantwoordelijkheidsgevoel. Dit bleek hoog te zijn bij militairen, ongeacht hun rang en functionele positie. Tegelijkertijd lieten de militairen een lage sense of moral worth zien. Oftewel, velen gaven aan zichzelf niet te zien als de meest aangewezen persoon om ‘ergens iets van te vinden’. Dit is opmerkelijk omdat het haaks staat op het verantwoordelijkheidsgevoel en misschien zelfs wel een soort van aangeleerde hulpeloosheid bewerkstelligt wanneer dit niet nodig is. Bijvoorbeeld, wanneer een directe collega zich misdraagt is het aan iedere betrokkene om hem daarop aan te spreken en niet alleen aan de leidinggevende. De uitkomsten van dit onderzoek lijken er echter op te duiden dat militairen dit liever niet doen, in welk type morele uitdaging dan ook.
Daarnaast bleken verschillende responsstrategieën samen te hangen met culturele en team/werk gerelateerde morele uitdagingen. Het is bekend dat gedrag samenhangt met emoties.[20] In de interviews werden vooral emoties als woede, minachting en walging gedeeld.[21] Deze emoties verklaren statistisch gezien de relatie tussen de responsstrategieën en de typen morele uitdagingen. Dit betekent dat zonder de emoties woede, walging en minachting er geen relatie is tussen de culturele en team/werk gerelateerde morele uitdagingen en de responsstrategieën. Met ander woorden, hoe rationeel iemand ook is ingesteld, zijn gedrag (door de responsstrategieën) wordt beïnvloed door emoties. Emoties uitschakelen blijkt dus zeker geen reële optie.
De meerdaagse operatie Ghat Mahay, Afghanistan. Situaties gerelateerd aan de lokale cultuur, bijvoorbeeld de omgang met vrouwen en kinderen, behoren ook tot de ‘dagelijkse morele uitdagingen’ tijdens uitzendingen. Foto MCD, J.K. de Meester
De context
Behalve individuele kenmerken is ook de context van invloed op morele oordeelsvorming.[22] Met vragenlijsten is bestudeerd welke tactieken militairen gebruiken om de morele uitdagingen waarin zij zich bevinden te duiden (sensemaking).[23] Uit deze studie bleek dat in de zogeheten ‘hoog intense situaties’ (dat wil zeggen: waarin de kans op negatieve gevolgen en grote schade groot is) cognitieve vaardigheden van ‘hogere orde’, zoals het bewust omgaan met eigen vooroordelen en het analyseren en integreren van beschikbare informatie, minder worden toegepast dan in ‘laag intense situaties’.[24]
Je kunt dus zeggen dat het morele kompas er wel is, maar in ‘hoog intense’ situaties plaatsmaakt voor een can-do mentaliteit waarin vooral snel (en niet altijd zorgvuldig) een besluit wordt genomen. Dit is opvallend, omdat in de studie de factor tijd geen issue was: er was geen sprake van tijdsdruk om een besluit te nemen. Bovendien blijkt dat in ‘laag intense situaties’ de morele uitdagingen door militairen met meer uitzendervaring als minder schadelijk worden gezien dan door hun minder ervaren collega’s. Dat dit effect niet optreedt in hoog intense situaties, kan verklaard worden omdat deze militairen een reëlere inschatting van de situatie kunnen maken door hun eerdere ervaringen. Maar hierin schuilt tegelijkertijd een valkuil, namelijk dat de morele dimensies uit het zicht verdwijnen in situaties waarin zij minder nadrukkelijk aanwezig zijn, wat tot onzorgvuldige of zelfs moreel verkeerde keuzes kan leiden. Dit wordt ook wel moral incapacity genoemd.[25]
Tot nu toe zijn veel wetenschappelijke studies naar moraliteit in de krijgsmacht alleen uitgevoerd op officiersniveau.[26] Wanneer onderzoek zich richt op alle lagen van de militaire organisatie springen er echter een aantal zaken in het oog. Allereerst valt op dat er geen significante verschillen zijn tussen militaire leiders en hun ondergeschikten wanneer het gaat om het aantal morele uitdagingen dat zij noemen, het gebruik van de verschillende responsstrategieën, of de sensemaking-tactieken die ze gebruiken.[27]
Er zijn echter ook significante verschillen. Militaire leiders scoren hoger op alle verschillende elementen van morele identiteit dan hun ondergeschikten. Kortom, ze vertonen meer indicaties van moreel besef, een sterker gevoel van persoonlijke verantwoordelijkheid, en meer kritische zelfreflectie. Een mogelijke verklaring hiervoor is de intensievere training die zij krijgen en de verantwoordelijkheden en plichten die bij hun rol horen.[28]
Een vrouwelijke VN-waarnemer is uitgezonden naar Sudan. Ze moet hier samenwerken met coalitiepartners met verschillende culturele achtergronden. Ze is de enige vrouw op het kamp en ze wordt zich er al snel van bewust dat haar collega’s niet gewend zijn aan samenwerken met vrouwen. Wanneer ze op patrouille willen gaan, krijgt ze een discussie met de coalitiepartners uit Pakistan over of ze wel of niet als chauffeur mag optreden. Dergelijke discussies voert ze bijna iedere dag. Discussies die gaan over het wel of niet dragen van een hoofddoek als vrouwelijke militair en het sporten in een lange broek zodat haar benen niet zichtbaar zijn. Hierdoor ontstaat een persoonlijk dilemma: moet ze zich wel of niet aanpassen aan de normen en waarden van een andere cultuur? Aan de ene kant wil ze niemand provoceren door zich niet aan te passen, aan de andere kant wil ze wel bij zichzelf blijven en zich gedragen naar wat zij ‘gepast’ vindt.
Tijdens een uitzending naar Afghanistan begint het te rommelen binnen de leiding van één van de pelotons van de Battle Group. De pelotonscommandant en één van de groepscommandanten liggen elkaar niet zo. De pelotonscommandant heeft het gevoel dat de groepscommandant het peloton tegen hem opzet, terwijl de groepscommandant het gevoel heeft dat de pelotonscommandant niets doet met de ervaring van zijn kaderleden. Voordat een deel van het peloton meegaat op patrouille loopt de situatie uit de hand. De groepscommandant uit zich agressief naar zijn pelotonscommandant. Bovendien betrekt hij de manschappen bij het conflict door aan hen te vragen of ze nog vertrouwen hebben in hun pelotonscommandant. Ze geven aan dit niet meer te hebben. De pelotonscommandant moet besluiten wat hij gaat doen: zet hij de groepscommandant op non-actief, moet hij zelf zijn functie neerleggen of moeten zij beiden uit het peloton gehaald worden?
Operatie Cheranak, Afghanistan. Uit het onderzoek komt naar voren dat er geen significante verschillen zijn tussen militaire leiders en hun ondergeschikten wanneer het gaat om het aantal morele uitdagingen dat zij noemen en het gebruik van de verschillende responsstrategieën. Foto MCD, A. Schoor
Implicaties voor Defensie
Meer aandacht voor dagelijkse dilemma’s in de voorbereiding op militaire inzet en uitzending lijkt gerechtvaardigd. Dit kan door in de training niet alleen te focussen op hypothetische en theoretische dilemma’s (zoals het trolley-dilemma[29]) en niet alleen aandacht te schenken grote militaire incidenten (zoals het bestuderen van cases als de mishandelingen in de Abu Ghraib-gevangenis) en split second beslissingen. Recente studies[30] laten zien dat het ook van belang is om dilemma’s te bespreken die te maken hebben met persoonlijke ervaringen met teamconflicten, het omgaan met regels, het thuisfront en met de andere cultuur. Op die manier kan er worden geleerd van de ervaringen van anderen en krijgen eigen ervaringen meer verdieping doordat erop gereflecteerd wordt.
Zo kunnen militairen die op missie gaan beter voorbereid worden op wat zij hoogstwaarschijnlijk gaan ervaren, dan wel op wat zij zullen herkennen bij anderen in de context van die uitzending. Dit impliceert tegelijkertijd dat er ook meer aandacht voor dagelijkse dilemma’s in het nazorgtraject (na uitzending en na inzet) moet komen. Uit de beschreven onderzoeken blijkt dat deze situaties ook (sterke) emoties en bepaalde reacties oproepen die vergelijkbaar zijn met stressreacties (zoals emotionele gevoelloosheid) en niet over het hoofd gezien mogen worden. In de huidige systematiek van nazorg is er nog weinig aandacht voor deze ‘dagelijkse’ morele uitdagingen.
Het onderzoek geeft ook blijk van een krachtige eigenschap van de militair: daadkracht en een can-do mentaliteit.[31] Echter, niet alle omstandigheden vragen hierom. Dit betekent dat er op de werkvloer en in de opleidingen meer aandacht voor kritische (zelf)reflectie mag zijn in plaats van alleen het herkennen van de morele uitdaging in de situatie. In veel (dilemma)trainingen ligt nu nog de nadruk op het herkennen van de morele dimensies in een situatie. Uit dit onderzoek blijkt dat militairen op dit punt best goed scoren. Militairen kunnen zich echter nog verder ontwikkelen in de kritische denkstappen die vervolgens gemaakt moeten worden en hun arsenaal aan sensemaking-tactieken vergroten, waaronder het kritisch analyseren van eigen (voor)oordelen die het eigen oordeel vertroebelen en het integreren van alle aanwezige informatie. Dit vraagt een omschakeling in denken; daar waar nu vooral het zwaartepunt ligt op snel oordelen en handelen (wat nodig is in split second beslissingen), dient er ook een zorgvuldig afwegingsproces aan het morele oordeel ten grondslag te liggen.
Kortom, in de voorbereiding op een uitzending zou het ethiekonderwijs meer aandacht moeten geven aan dagelijkse dilemma’s die ontstaan door teamconflicten, de aard van de missie en de regelgeving, het omgaan met de lokale bevolking en het thuisfront, in plaats van op de grote, ‘tragische’ militaire split-second beslissingen. Dit geldt niet alleen in de voorbereiding op een uitzending, maar ook in de ondersteuning tijdens de missie en in het nazorgtraject.
* Dr. Miriam de Graaff is werkzaam als senior integriteitsadviseur bij de Centrale Organisatie Integriteit Defensie.
[1] Bijvoorbeeld: A.R. Blais, & M.M. Thompson, Decision processes in military moral dilemmas: The role of moral intensity and moral judgment No. DRDC-TORONTO-TR-2008-190 (Toronto, Canada, Defence Research and Development, 2008); M.C. De Graaff, P.W. De Vries, W.J. Van Bijlevelt, W.J. & E. Giebels, ‘Ethical leadership in the military, the gap between theory and practice in ethics education’, in: P.J. Olsthoorn (Ed.), Ethics in military leadership. (Leiden, Brill, 2017); P. Tripodi, ‘Peacekeepers, moral autonomy and the use of force’, in: Journal of Military Ethics (5) (2006) 214-232; M. Schut, & R. Moelker, ‘Respectful Agents: Between the Scylla and Charybdis of Cultural and Moral Incapacity’, in: Journal of Military Ethics (14) (2015) 232-246; M. Schut, M.C. de Graaff & D. Verweij, ‘Moral Emotions during Military Deployments of Dutch Forces. A Qualitative Study on Moral Emotions in Intercultural Interactions’, in: Armed Forces & Society (41) (2015) 616-638; P. Olsthoorn, M. Bollen & R. Beeres, ‘Dual loyalties in military medical care – between ethics and effectiveness’, in: H. Amersfoort, R. Moelker, J. Soeters & D. Verweij (Eds.), Moral responsibility and military effectiveness (Den Haag, Asser Press 2013) 79-96.
[2] P. Robinson, ‘Ethics training and development in the military’, in: Parameters (37) (2007) 23; M.M. Thompson & R. Jetly, ‘Battlefield ethics training: integrating ethical scenarios in high-intensity military field exercises’, in: European journal of psychotraumatology (5) (2014) 23668; C.H. Warner, G.N. Appenzeller, A. Mobbs, J.R. Parker, C.M. Warner, T. Grieger & C.W. Hoge, ‘Effectiveness of battlefield-ethics training during combat deployment: A programme assessment’, in: The Lancet (378) (2011) 915-924; W. A. Broesder, T.P. Op den Buijs, A.L. Vogelaar & M.C. Euwema, ‘Can Soldiers Combine Swords and Ploughshares? The Construction of the Warrior–Peacekeeper Role Identity Survey (WPRIS)’, in: Armed Forces & Society (41) (2015) 519-540.
[3] E. Wortel, & J. Bosch, ‘Strengthening moral competence: A “train the trainer” course on military ethics’, in: Journal of Military Ethics (10) (2011)17-35; De Graaff, De Vries et al., 2017.
[4] M.C. de Graaff, F.D.A. Den Besten, E. Giebels & D.E.M. Verweij, ‘Moral Judgement in War and Peacekeeping Operations: An Empirical Review’, in: T.R. Elssner & R. Janke (Eds.), Didactics of Military Ethics (Leiden, Brill, 2016) 75-111.
[5] De Graaff, Den Besten et al., 2016a.
[6] Bijvoorbeeld: P.T. Bartone, ‘Preventing prisoner abuse: Leadership lessons of Abu Ghraib’, in: Ethics & Behavior (20) (2010) 161-173.
[7] Vgl. M.C. De Graaff, M. Schut, C.E. Zalm, ‘Morele fitheid in militaire inzet, de noodzaak van aandacht voor integriteit ook in het “echte” werk’, in: N. Boonstra et al. (Eds), Jaarboek Compliance 2017 (Capelle aan den IJssel, Nederlands Compliance Instituut, 2017).
[8] Vgl. M.C. De Graaff, M. Schut, D.E.M. Verweij, E. Vermetten, & E. Giebels, ‘Emotional Reactions and Moral Judgment: The Effects of Morally Challenging Interactions in Military Operations’, in: Ethics & behavior (26) (2016) 14-31. Schut et al., 2015.
[9] De Graaff, Schut et al., 2016.
[10] De Graaff, Schut et al., 2016.
[11] S. Nilsson, M. Sjöberg, K. Kallenberg & G. Larsson, ‘Moral stress in international humanitarian aid and rescue operations: A grounded theory study’, in: Ethics & Behavior (21) (2011) 49-68.
[12] Bijvoorbeeld: A. Bandura, Social foundations of thought and action: A social cognitive theory (Prentice-Hall, Inc., 1986). A. Bandura, ‘Social cognitive theory of moral thought and action’, in: W. M. Kurtines & J.L.Gewitz (Eds.), Handbook of moral behaviour and development 1, 45-103 (Hillsdale, NJ: Erlbaum, 1991). A.Bandura, ‘Moral disengagement in the perpetration of inhumanities’, in: Personality and Social Psychology Review (3) (1999) 193-209.
[13] Omwille van de leesbaarheid wordt in dit artikel van ‘hij’ en ‘hem’ gesproken. Vanzelfsprekend kan overal ook ‘zij’ en ‘haar’ gelezen worden.
[14] De Graaff, Schut et al., 2016.
[15] D. Whetham, ‘The Challenge of Ethical Relativism in a Coalition Environment’, in: Journal of Military Ethics, (7) (2008) 302-316.
[16] J. Haidt, ‘The moral emotions’. in: R. J. Davidson, K. R. Scherer & H. H. Goldsmith (Eds.), Handbook of affective sciences (Oxford, Oxford University Press, 2003) 852-870.
[17] K. Aquino, A. Reed, S. Thau & D. Freeman, ‘A grotesque and dark beauty: How moral identity and mechanisms of moral disengagement influence cognitive and emotional reactions to war’, in: Journal of Experimental Social Psychology (43) (2007) 385-392.
A. Blasi, & K. Glodis, ‘The development of identity. A critical analysis from the perspective of the self as subject’, in: Developmental Review (15) (1995) 404-433.
[18] Zie bijvoorbeeld Schut et al., 2015.
[19] De oorspronkelijke theorie van Leon Festinger dateert uit 1957 en is een belangrijke pijler in de sociale psychologie, zie L. Festinger, A theory of cognitive dissonance (Stanford, Stanford University Press, 1962).
[20] Zie bijvoorbeeld: J.S. Lerner & D. Keltner, ‘Fear, anger, and risk’, in: Journal of Personality and Social Psychology (81) (2001) 146.
[21] De Graaff, Schut et al., 2016.
[22] Vgl. T.M. Jones, ‘Ethical decision making by individuals in organizations: An issue-contingent model’, in: Academy of management review (16) (1991) 366-395.
[23] M.C. de Graaff, D. Meijer, D.E.M. Verweij & E. Giebels, ‘Sensemaking in Military Critical Incidents: The Impact of Moral Intensity’, in: Business and Society (2017).
[24] M.C. de Graaff, Moral Forces. Interpreting ethical challenges of military operations (Enschede, Universiteit Twente/Gildeprint, 2017).
[25] Schut & Moelker, 2015.
[26] Bijvoorbeeld: D. Verweij, K. Hofhuis, & J. Soeters, ‘Moral judgement within the armed forces’, in: Journal of Military Ethics (6) (2007) 19-40.
[27] De Graaff et al., 2017.
[28] M.C. de Graaff, E. Giebels & D.E.M. Verweij, On Moral Grounds: Moral Identity and Moral disengagement in Relation to Military Deployment (under review).
[29]Een bekend gedachte-experiment uit de ethiek is het trolley-dilemma. Daarin komt de vraag aan de orde of je een op hol geslagen tram zou laten afbuigen van zijn route, waardoor vijf mensen overleven die anders zouden omkomen, terwijl door deze handeling één persoon zou omkomen, die het anders zou hebben overleefd. Greene et al. (2001) hebben bijvoorbeeld onderzocht welk effect dergelijke (hypothetische) dilemma’s hebben op cognitieve en affectieve reacties in hersenactiviteit. De emotionele betrokkenheid bij de slachtoffers en de context blijkt van groot belang te zijn. J.D. Greene, R.B. Sommerville, L.E. Nystrom, J.M. Darley, & J.D. Cohen, ‘An fMRI investigation of emotional engagement in moral judgment’, in: Science 293 (2001) 2105-2108.
[30] Zie bijvoorbeeld: De Graaff, Meijer et al., 2017; De Graaff, Schut et al., 2016; Schut et al., 2015.
[31] De Graaff, 2017.