Een boek van Jeremy Black recenseren is altijd leuk. De Britse veelschrijver heeft een eigenzinnige kijk op militaire geschiedenis en zijn argumentatietrant zet je doorgaans aan het denken. Bij zijn recente boek over de geschiedenis van militaire strategie, uitgegeven bij het prestigieuze Yale University Press, is dat niet anders. Al vroeg in het boek (blz. xi) neemt Black stelling tegen diegenen die beweren dat er tegenwoordig een tekort bestaat aan strategisch denkvermogen. Strategie is niet een lost art die mensen vroeger beter beheersten, want het succes van een bepaalde strategie is contextge­bonden. Wat werkte in de ene situatie, werkt niet noodzakelijkerwijs in de andere. Strategie draait om handelen, al dan niet met militaire middelen, en de af­­wegingen en ideeën die daaraan ten grondslag liggen. Er is geen recept voor succes en ‘generalisaties op basis van specifics’ (theo­rievorming dus) bevatten, soms ernstige, tekortkomingen (blz. 2). Politieke en militaire leiders laten zich niettemin vaak door theorievorming leiden, terwijl ‘(…) understanding the nature of a particular conflict, rather than theorizing about war in general, is crucially necessary’ (blz. 21). Ik kom hierop nog terug.

Black behandelt in vogelvlucht de strategieën van de continentale Euraziatische mogendheden vanaf omstreeks 1450, en betrekt daarbij ook nadrukkelijk China. Hij besteedt vervolgens meer aandacht aan de Britse strategieën vanaf de late 17e eeuw. De Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog en de Napoleontische oorlogen komen daarna aan de orde, gevolgd door hoofdstukken over de Amerikaanse Burgeroorlog, de Eerste Wereldoorlog, de Tweede Wereldoorlog, de Koude Oorlog en het huidige tijdsgewricht. Hij wijst daarbij op een aantal continuïteiten, maar benadrukt ook dat de omstandigheden in elke periode anders waren, wat generalisaties lastig maakt.

Geveinsde verbazing

Deze werkwijze leidt tot een inzichtenrijk boek, waarbij de lezer op bijna elke pagina wordt uitgedaagd diep­gewortelde overtuigingen terzijde te leggen. Black bindt bijvoorbeeld de strijd aan met de sinds Geoffrey Parker gangbare opvatting dat technologische innovaties veranderingen op het slagveld in­luiden. Dat techno­logie een game changer kan zijn, bestrijdt Black niet, maar hij ziet vooral driften, ideeën en politiek als drijfveer: de zucht naar eer, de honger naar territorium en buit. De vanaf begin 16e eeuw toegenomen effectiviteit van vroegmoderne krijgsmachten moet primair toegeschreven wor­den aan betere organisatie en administratie. Effectiviteit door efficiency, in plaats van door inno­vatie, derhalve. Prikkelend is ook zijn terloops vermelde (blz. 127) – en zonder twijfel geveinsde – verbazing over de aandacht waarin Duitse strategen zich in studies over strategie mogen verheugen: dat land werd immers tot twee keer toe verslagen, in 1918 en 1945. Terecht plaatst hij ook kanttekeningen bij het mechanische en rationalistische idee dat een keuze voor strategie x automatisch leidt tot uitkomst y. Die opvatting miskent immers de menselijke factor, terwijl oorlog (en politiek) men­sen­werk zijn, waarin angsten, vooringenomenheden en onzekerheid het vaak winnen van ratio­naliteit. De vraag wat de ‘beste’ strategie is, laat zich dus niet zonder meer beantwoorden, en brengt Black er ook toe in het voorbijgaan (blz. 258) kanttekeningen te plaatsen bij het gebruik van speltheorie en serious gaming om scenario’s te testen.

Nadelen brede definitie

Hoewel ik als historicus veel sympathie kan opbrengen voor het idee dat strategie eigenlijk niets anders is dan een poging om specifieke historische ervaringen te veralgemeniseren in ‘lessen’ en ‘principes’, en dat daarbij een zekere pad-afhankelijkheid optreedt (‘strategische cultuur’), voelde ik me tijdens het lezen van dit boek bij tijd en wijle toch ongemakkelijk.

Dat heeft een aantal redenen. De brede definitie van strategie die Black voorstaat, oogt aantrekkelijk, maar heeft ook een aantal nadelen. Als alles wat een land inzet om een doel te bereiken strategie is, verdampt het verschil met politiek, terwijl de inhoudelijke overlap met het begrip strategische cultuur tot verwarring leidt. Dat begrip is immers zelf ook problematisch: volgens Black verklaart strategische cultuur de continuïteit in de wijze waarop landen politieke doelen nastreven, al dan niet met militaire middelen. Maar waarom dat soort continuïteiten bestaan, wordt eveneens verklaard aan de hand van dat begrip. Zo ontstaat een cirkelredenering: de onderliggende aanname dient als bewijs dat de aanname klopt. Als strategie synoniem is aan strategische cultuur, is alles strategie en valt er ook geen onderscheid meer te maken tussen bedoelde en onbedoelde effecten van de keuzes. Alles wordt dan immers strategie: het plan, het proces en zelfs de uitvoering. Dat lijkt me uit analytisch oogpunt een onaanvaardbaar hoge prijs. Black ziet dat zelf ook, want hij grijpt in de meeste hoofdstukken terug op een engere defi­ni­tie. Ik sluit echter niet uit dat zijn aanvankelijke keuze is ingegeven door een – begrijpelijke – zorg over de trend om ‘strategie’ los te zien van ‘politiek’, waarbij strategie dan het exclusieve domein van de militaire professional is (vgl. blz. 272), een trend die Black vooral ziet in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Het was misschien verstandig geweest om het boek daarmee te openen.

Denkwerk

Daarnaast presenteert Black zijn ideeën vrij stellig en is het aantal bronvermeldingen beperkt. Beide zijn beslist geen unicum in Angel­saksische geschiedschrijving, maar sommige stellingen, zoals dat er een rechte lijn loopt van tsaar Alexej (1629-1676) naar Vladimir Poetin, zijn zonder verdere argumentatie echt te kort door de bocht. Voor een boek dat niet alleen grote lijnen trekt, maar ook waarschuwt tegen het naar hartenlust uit hun historische context lichten van ‘lessen’ uit het verleden (bijvoorbeeld op blz. 270), is dat opmerkelijk. Opvallend is ook dat de conclusions aan het eind van de meeste (niet eens alle) hoofdstukken maar weinig te maken hebben met de inhoud van het betreffende hoofdstuk. Mislukt zou ik het boek echter allerminst willen noemen, al is Black er niet in geslaagd een werkelijke global history te schrijven. Zijn centrale punt overtuigt echter: strategie is niet het mechanisch heen en weer schuiven van blokjes over een kaart. Het vereist denkwerk.

Dr. Floribert Baudet, Faculteit Militaire Wetenschappen/Nederlandse Defensie Academie

Military strategy

A Global History

Door Jeremy Black

New Haven (Yale University Press) 2020

306 blz. – ISBN 9780300217186

Over de auteur(s)

Dr. F.H. Baudet

Floribert Baudet is universitair hoofddocent Strategie bij de Faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie. Hij publiceerde onder meer over het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid.