‘Si vis pacem para bellum’ is een gezegde dat relevanter is dan ooit. Bij wijze van uitzondering zullen we hier niet spreken over de operaties zelf, maar over een oefening, deze essentiële voorbereiding op operaties. De recente oefening Trident Javelin 2017 (TRJN17) was gericht op het beoordelen van het vermogen van de NAVO-bevelsstructuur om een grote gezamenlijke operatie Plus (MJO+) uit te voeren. TRJN17 was niet alleen de belangrijkste oefening van de NAVO in 2017, maar ook de eerste van het MJO+-niveau. Hoewel er in het verleden veel antwoorden op de huidige uitdagingen zijn te vinden, kan geen enkele oplossing een eenvoudig kopiëren en plakken zijn. Dit artikel beschrijft de context en specificiteiten van een operatie van deze omvang, voordat de belangrijkste lessen van de oefening worden geïdentificeerd.
Luitenant-kolonel Bart Verbist*
Op de NAVO-top in Wales in september 2014 heeft de Alliantie bevestigd dat ze elke veiligheidsuitdaging moet kunnen beantwoorden. Dit impliceert dat de NAVO (opnieuw) in staat moet zijn om een grootschalige oorlog tegen een gelijkwaardige tegenstander te voeren in het kader van de collectieve verdediging. Voor dit scenario werd het generieke model Major Joint Operation Plus (MJO+) ontwikkeld. Ook is een nieuwe mindset vereist. In tegenstelling tot vroeger is de huidige tegenstander intelligenter, bezit hij een groter arsenaal aan capaciteiten en mogelijkheden, is hij onberekenbaarder en handelt hij veel sneller. De ontwikkeling en proliferatie van nieuwe technologieën bedreigen
de dominantie van de Alliantie. Het toekomstige oorlogstoneel zal zeer dynamisch en oncontroleerbaar zijn. Kortere beslissingsprocessen zijn nodig om tijdig de gepaste antwoorden te kunnen bieden op de talrijke uitdagingen. In vergelijking met de militaire operaties van de voorbije decennia zullen de politieke beleidsmakers en militaire bevelvoerders hun risicobereidheid gevoelig moeten verhogen om die van de vijand te kunnen benaderen. Ook zal dit risico duidelijk aan de publieke opinie moeten worden uitgelegd om voldoende draagvlak te creëren voor het volhouden van de oorlogsinspanning.
Kenmerken van een MJO+
Ten eerste zal de intensiteit van het oorlogsgeweld deze van voorgaande conflicten overstijgen. Het grote aantal slachtoffers, zowel militairen als burgers, dat hiermee gepaard gaat, zal de wereldbevolking choqueren en de politieke wil om de oorlog voort te zetten, zwaar op de proef stellen. Dit zal ongetwijfeld de cohesie van de Alliantie, het onbetwiste zwaartepunt voor elke NAVO-operatie, ondermijnen.
Mission command blijft de basisfilosofie voor de bevelvoering binnen de NAVO, waarbij ondergeschikte commandanten vrijheid van handelen krijgen om operaties uit te voeren binnen de limieten van de commander’s intent. Foto MCD, H. Hillilnga
Vervolgens zal de NAVO kampen met een ongekend complexe oorlogsvoering. Activiteiten met een verschillende intensiteit (bijvoorbeeld gevechtsacties, vredesondersteunende taken en humanitaire hulpverlening) zullen naast elkaar en simultaan worden uitgevoerd binnen eenzelfde verantwoordelijkheidsgebied. Deze complexiteit vereist een groter strategisch bewustzijn en denkvermogen op de verschillende niveaus van oorlogvoering. Toekomstige conflicten zullen steeds gelijktijdig op diverse terreinen (politiek, militair, economisch, informatie) worden uitgevochten, wat noodgedwongen een multinationale, intercomponenten (joint), intergouvernementele en interagency-aanpak vereist. De integratie en synchronisatie van de inzet van alle beschikbare middelen, zowel militaire als civiele, zal noodzakelijk zijn. Zelden of nooit zal een zuiver militaire operatie de oplossing bieden voor een crisis.
Een MJO+ kent een hoger operationeel tempo dan alle voorgaande conflicten. De snelheid waarmee beslissingen worden genomen en militaire operaties uitgevoerd, zal zeer hoog moeten zijn om de oorlog te kunnen beheersen en het initiatief te behouden. Veel hoger dan het tempo in recente operaties in Irak of Afghanistan. De leiderschapsstijl dient hieraan te worden aangepast. Mission command blijft de basisfilosofie voor de bevelvoering binnen de NAVO. Dit houdt in dat ondergeschikte commandanten de vrijheid van handelen krijgen om operaties uit te voeren binnen de limieten van de commander’s intent, initiatief en gedecentraliseerde besluitvorming worden aangemoedigd. De grootteorde van een MJO+ en het hoge operationele tempo zal de delegatie van bevoegdheden naar de lagere echelons, die een betere situational awareness hebben, nog meer stimuleren. Dit betekent ook dat er geen plaats is voor micromanagement en de commandostructuur zo veel mogelijk afgevlakt moet worden zodat het aantal tussenliggende echelons tot een minimum wordt herleid.
Ten slotte is de geografische reikwijdte van een MJO+ groter dan die van elke andere crisis. De collectieve verdediging door de NAVO tegen een evenwaardige vijand zal hoogstwaarschijnlijk heel Europa bestrijken, en zelfs de ganse wereld, zeker op het gebied van de informatie. Op het vlak van de landstrijdkrachten behelst een MJO+ de inzet van drie of meer legerkorpsen.
De oefening TRJN17
De recente NAVO-oefening Trident Javelin 2017 (TRJN17) had tot doel de paraatheid van de NAVO-commandostructuur (NCS) voor het voeren van een MJO+ te testen en te evalueren. TRJN17 was een computer-assisted exercise/command post exercise (CAX/CPX) zonder troepen. Het trainingspubliek bestond uit zo’n 3.300 personen uit de verschillende NAVO-hoofdkwartieren. De commando en controle (C2) was deze die de naties goedgekeurd hebben voor het concept Enhanced NATO Response Force (eNRF). Het totale aantal gesimuleerde troepen bedroeg 380.000.
Het Joint Warfare Centre ontwikkelde voor TRJN17 een nieuw scenario waarin de Alliantie gelijktijdig het hoofd moet bieden aan zowel een plotse invasie en gedeeltelijke bezetting van Noorwegen als aan een hybride dreiging (combinatie van symmetrische en asymmetrische dreigingen) in de omliggende landen die uitgaat van dezelfde conventionele vijand.
De oefening speelde zich af tussen G+200 en G+209, waarbij de G verwijst naar de dag van activering van de NAVO-troepenmacht. Op dat moment was de initiële NAVO-interventiemacht, de eNRF, reeds afgelost door de follow-on forces (FoF), had de NAVO het initiatief opnieuw in handen genomen en was gestart met het herstellen van de territoriale integriteit van Noorwegen, terwijl gelijktijdig de verdediging van de Baltische staten en Denemarken gehandhaafd moest blijven. Tijdens TRJN17 vervulde het Allied Land Command (LANDCOM) de rol van Land Component Command (LCC), of Army Command.[1] De hoofdkrachtinspanning lag bij het NATO Rapid Deployable Corps – Spain (NRDC-ESP), een legerkorps dat over een diepte van meer dan 1.000 kilometer moest aanvallen in barre winterse omstandigheden, in een bijzonder moeilijk terrein en tegen een vijand die zich sinds maanden terdege had voorbereid.
Door de opzet van de oefening kwamen een aantal aspecten totaal niet aan bod: noch de nucleaire dreiging – die onvermijdelijk uitgaat van een gelijkwaardige tegenstander – of de ontplooiing, de opvang en de integratie van multinationale eenheden in het operatietoneel, noch de initiële operaties van de campagne en de aflossing van de eNRF door de FoF. Het scenario was ook regionaal beperkt, met slechts één operatietoneel en zonder strategische dilemma’s.
De meerderheid van het personeel van de geallieerde strijdkrachten is opgegroeid met vredesondersteunende en counterinsurgency operaties en een grote inspanning is nodig om vroegere parate kennis opnieuw toe te passen. Foto MCD, H. Hillilnga
Lessons identified
De meerderheid van het personeel van de geallieerde strijdkrachten is opgegroeid met de vredesondersteunende en counterinsurgency operaties in de Balkan, Afghanistan en Irak. TRJN17 heeft echter duidelijk gemaakt dat een grote inspanning nodig is om de NAVO opnieuw voor te bereiden op een grootschalige oorlog. Oude tactische reglementen moeten onder het stof vandaan worden gehaald, wat ooit parate militaire kennis was, dient opnieuw opgefrist te worden, en best practices uit het verleden moeten weer toegepast worden (old school is the new school). Hoe moet gereageerd worden op de dreiging van vijandelijke luchtlandingstroepen in het achterland? Hoe steekt een legerkorps een zes kilometer brede waterhindernis over? Hoeveel luchtsteun is er nog beschikbaar voor de grondoperaties wanneer de luchtstrijdkrachten moeten vechten voor het luchtoverwicht? En waarom is de postbedeling nog steeds zo langzaam? De antwoorden op vele van deze problemen bestaan, maar zijn door de jaren heen zoek geraakt.
Om de verloren gegane kennis en ervaring weer op te frissen, heeft de commandant van LANDCOM in de voorbereiding naar en tijdens TRJN17 beslist om meerdere map rehearsals uit te voeren. Hierbij werd bijzondere aandacht geschonken aan het logistieke steunplan, de vuursteun en targeting.[2]2. Deze rehearsals hebben in grote mate bijgedragen tot de nodige realiteitszin en het besef van de normen in tijd en afstand. Om de gevechtskracht van een legerkorps op peil te houden is een dagelijks konvooi van bijna 30 km per legerkorps nodig. Om een divisie te verplaatsen over 500 km van Zuid- naar Centraal-Noorwegen was minimum een week nodig, en de verplaatsing van een divisie vanuit Letland naar Centraal-Noorwegen zou een maand in beslag nemen.
Een van de grootste uitdagingen bestond in de bescherming van militaire installaties en middelen en lokale kritieke infrastructuur tegen een vijand die, zeker aanvankelijk, sterker was in de lucht. Er was bijgevolg een zeer grote behoefte aan luchtverdedigingssystemen. Toen de tegenstander ballistische raketten begon af te vuren, waren deze middelen dan ook snel ontoereikend. TRJN17 heeft duidelijk de schaarste aan Theatre Ballistic Missile Defence (TBMD) en luchtverdedigingsmiddelen binnen de NAVO benadrukt. Dit noodzaakte een strikte prioriteitstelling door de commandant van de gemeenschappelijke strijdkrachten, dat bovendien ook politieke belangen moet dienen, waardoor dus eveneens middelen moeten vrijgemaakt worden om de kritieke infrastructuur van het gastland (host nation) te beschermen. Het is echter onmogelijk om alle lokale kritieke infrastructuur te beschermen. Enkel nationale investeringen kunnen de risico’s voor de lokale infrastructuur beperken door te zorgen voor de nodige redundantie en veerkracht.
De NAVO heeft een algemeen tekort aan overschrijdingsmiddelen, zware brugslagmiddelen, middelen voor het onderhoud en herstel van wegen en ontmijningsmiddelen. Foto MCD, E. Klijn
Een andere grote uitdaging bestond in het verzekeren van het voortzettingsvermogen van de ontplooide troepenmacht. Het NRDC-ESP, dat het grondoffensief voerde in Noord-Noorwegen, bevond zich tijdens TRJN17 op maar liefst 700 kilometer van zijn logistieke basis. De NAVO heeft opnieuw geleerd hoeveel ruimte vereist is om de logistieke steun te verlenen in een grootschalige oorlog. De interventiemacht heeft het lokale economische leven ontwricht en de nationale voedsel-, brandstof- en energievoorraden uitgeput, wegen beschadigd, havenfaciliteiten bezet en luchtverkeersleidingssystemen overbelast. De realiteit in de meeste NAVO-lidstaten is ook dat ze over onvoldoende stocks beschikken die beantwoorden aan de hoge verbruiksnormen in geval van een MJO+. Logistieke veerkracht en voortzetting zijn een noodzakelijke voorwaarde om de vrijheid van handelen te garanderen. De afgebouwde en gestroomlijnde logistiek en het just in time-beheersmodel betekenen een groot risico bij grootschalige oorlogsvoering.
In een MJO+ moet een NAVO-troepenmacht zich bewust zijn van zowel de logistieke uitdagingen als de beperkingen van de operationele omgeving. Militaire bevelvoerders moeten beseffen dat ze geen vrij spel hebben in hun verantwoordelijkheidszone en dienen gehoor te hebben voor de verzuchtingen van het gastland. Militaire operaties vragen coördinatie met de lokale autoriteiten. De veiligheid van de burgers in het oorlogsgebied moet verzekerd worden, er moeten met het gastland duidelijke afspraken worden gemaakt betreffende de overdracht van de controle over bevrijde zones aan de lokale autoriteiten, de opvang van krijgsgevangenen en de toepassing van de rechtsstaat. Voor de verdediging van het centrum en het zuiden van Noorwegen werden grootschalige hindernissen aangelegd om de vijand te stoppen. De NAVO-troepen kunnen echter niet naar eigen goeddunken zomaar tunnels en bruggen opblazen of mijnenvelden aanleggen. De nodige controlemechanismen dienen te worden ingebouwd. De controlebevoegdheid voor geplande vernielingen dient te worden gedelegeerd naar de commandant op het terrein om te vermijden dat belangrijke infrastructuur in handen zou vallen van de tegenstander door een te lang beslissingsproces.
Tevens is het belangrijk dat het gastland begrijpt dat een NAVO-troepenmacht onvermijdelijk een beroep zal doen op de lokaal beschikbare middelen. De civiel-militaire samenwerking (hierna aangeduid met het acroniem CIMIC, civil-military cooperation) en civiel-militaire interactie (CMI) focust zich al meer dan 30 jaar op het militaire apparaat als capability provider. CIMIC/CMI legde zich in de eerste plaats toe op het ondersteunen van de burgerbevolking in een omgeving waar de lokale infrastructuur vernield was (bijvoorbeeld door middel van CIMIC-projecten) met als onderliggend doel de hearts and minds van de bevolking te winnen en zo bij te dragen tot het succes van de opdracht. In een Artikel 5-scenario, daarentegen vecht de NAVO op het grondgebied van een of meerdere NAVO-lidstaten die beschikken over een goed ontwikkelde economie met heel wat capaciteiten en middelen. In deze context dient CIMIC/CMI zich in de eerste plaats toe te leggen op het volbrengen van de opdracht. Er bestaat dus een essentieel verschil tussen CIMIC/CMI in een niet-Artikel 5- en een Artikel 5-scenario.
Tijdens TRJN17 dienden wegen opengehouden, vliegvelden verdedigd, bruggen hersteld en brede waterhindernissen overgestoken te worden. De realiteit is dat er binnen de NAVO een algemeen tekort ontstaan is aan overschrijdingsmiddelen, zware brugslagmiddelen, middelen voor het onderhoud en herstel van wegen, en ontmijningsmiddelen. Vaak diende een beroep gedaan te worden op civiele middelen, zoals ferry’s, om aan de operationele noden te voldoen. Beschadigde lucht- en zeehavens werden onder leiding van civiele ingenieurs met civiel materiaal hersteld. Het aanleggen van mijnenvelden leidde dan weer tot uiteenlopende interpretaties van de wetgeving ter zake, tot het besef kwam dat de meeste NAVO-lidstaten hun mijnencapaciteit reeds vele jaren geleden hebben opgegeven.
Naast de conventionele dreiging in Noorwegen had de NAVO tijdens TRJN17 ook te kampen met asymmetrische dreigingen: spionage, terrorisme, subversie, oproer, cyberaanvallen en, in beperkte mate, ‘vuile’ bommen. Het is belangrijk gebleken dat alle dreigingen gelijktijdig beantwoord werden. De initiële uitdaging bestond erin te identificeren wie zich bezighoudt met welke dreiging: de NAVO, het gastland, of nog een andere organisatie? Bepaalde bevoegdheden liggen bij de soevereine staten, en die zijn vaak terughoudend om de verantwoordelijkheid voor de eigen veiligheid uit handen te geven. Bovendien zijn bepaalde domeinen, zoals cyberveiligheid, nog in volle ontwikkeling binnen de NAVO, waardoor het gastland vaak beter geplaatst is om hierin zelf op te treden. Ook dient het wettelijke kader in een MJO+ duidelijk gespecificeerd te worden, onder andere met betrekking tot onconventionele chemische of nucleaire dreigingen, aanvallen tegen kritieke nationale infrastructuur en, in zekere mate, het bestrijden van irreguliere strijders op bevriend grondgebied. In de meeste landen werden de nodige procedures voor de inzet van de eigen strijdkrachten bij ministeries of burgeroverheden geïmplementeerd. Dergelijke procedures bestaan echter niet voor de inzet van buitenlandse troepen op het grondgebied van een bondgenoot. Verder werd het duidelijk dat de NAVO nauwer moet samenwerken met de EU op het gebied van energieveiligheid, cyberverdediging, terrorismebestrijding en de bescherming van de burgerbevolking.
TRJN17 toonde aan dat de NAVO moet leren om vanaf de aanvang van een conflict in de media het initiatief te nemen en het informatiedomein te beheersen. Foto NAVO
Traditionele en sociale media zijn niet meer weg te denken uit een militaire campagne en het is noodzakelijk om hierop snel vat te krijgen. De NAVO is er tijdens TRJN17 niet in geslaagd om via deze kanalen te anticiperen op de verhaallijn van de tegenstander, laat staan tot het offensief over te gaan. Het duurde enige tijd alvorens de activiteiten van terroristen en opruiers in de Baltische staten gelinkt konden worden aan de conventionele tegenstander. Te vaak werd de Alliantie in het defensief gedrongen, waardoor ze onvermijdelijk steeds te laat reageerde. De NAVO moet leren om vanaf de aanvang van een conflict in de media het initiatief te nemen en het informatiedomein zodanig te beheersen dat haar verhaallijn die van de tegenstander voorafgaat en neutraliseert. Dit is ongetwijfeld een van de voorwaarden voor een succesvolle campagne.
Een laatste terrein waarop belangrijke lessen kunnen getrokken worden, is de medische steunverlening aan een MJO+. Tijdens TRJN17 eiste het offensieve gevecht van het NRDC-ESP een dagelijkse tol van 500 militaire slachtoffers. Over het volledige verloop van TRJN17 (10 dagen) liep het aantal gekwetsten en gesneuvelden op het niveau van het LCC op tot 18.000. Het grote aantal slachtoffers stelde de capaciteit van de militaire en civiele medische ketens zwaar op de proef. Ook moeten we beseffen dat de normen waaraan we ondertussen gewend zijn geraakt in recente buitenlandse operaties, niet altijd haalbaar zullen zijn in een MJO+. De evacuatie van hoge aantallen gekwetsten bracht de medische steuncapaciteit tot op haar maximumlimiet, en het is een ontnuchterende vaststelling dat alle medische capaciteiten momenteel beschikbaar in de pool of forces van de NAVO onvoldoende bleken om het hoofd te kunnen bieden aan deze evacuatiestroom.
Way ahead
TRJN17 is een zeer interessante en leerrijke oefening gebleken. De NAVO moet nu ervoor zorgen dat dit kostbare trainingsmoment zich ook vertaalt in een waardevol leermoment. Zodoende kan de oefening als katalysator dienen voor een verhoogde paraatheid van de NCS voor MJO+. De oefening betekende echter ook een confrontatie met de pijnlijke realiteit dat de NAVO een algemeen tekort heeft aan bepaalde capaciteiten zoals specifieke geniemiddelen, TBMD en luchtverdedigingsmiddelen, en heeft aangetoond dat het voortzettingsvermogen (logistiek) aangepast moet worden aan het nieuwe ambitieniveau.
TRJN17 is de eerste stap op weg naar een nieuw NAVO trainings- en oefenconcept, waarbij meer ingezet zal worden op Artikel 5-scenario’s met high-intensity war fighting in een complexe omgeving. Foto NAVO
TRJN17 is een mijlpaal en de eerste stap op weg naar een nieuw NAVO trainings- en oefenconcept waarbij meer ingezet zal worden op Artikel 5-scenario’s met high-intensity war fighting in een complexe omgeving. Oplossingen voor de talrijke lessen dienen snel te worden geïdentificeerd en geïmplementeerd, want de snelheid waarmee de geopolitieke situatie verandert is onvoorspelbaar. In volgende MJO+-oefeningen dient een nog hoger trainingsniveau te worden nagestreefd met de inzet van meerdere joint task forces in meerdere operatietonelen, waardoor er ook strategische dilemma’s kunnen ontstaan. Ten slotte is het voor de Belgische Defensie belangrijk de nodige knowhow met betrekking tot klassieke oorlogsvoering te bewaren. Dit kan gerealiseerd worden door functies in te vullen in tactische en operationele NAVO-hoofdkwartieren en door kaderleden uit de nationale structuur te laten deelnemen aan grootschalige oefeningen zoals TRJN17. Ook dienen Artikel 5-scenario’s behouden te blijven in de leerplannen van de voortgezette vorming van de kaderleden.
* Luitenant-kolonel staf brevethouder Bart Verbist werkt sinds juli 2016 binnen de divisie Operaties van het Allied Land Command in Izmir (Turkije). Voordien bekleedde hij hoofdzakelijk operationele functies binnen de Belgische paracommando-eenheden en, op stafniveau, binnen het stafdepartement Operaties & Training en het Commando van de Landcomponent. Als operationele planner (G3 Current Plans) nam hij deel aan de NAVO-oefening Trident Javelin 2017. Dit artikel verscheen eerder in Belgisch Militair Tijdschrift nummer 16, jaargang 2018 (september). Zie: http://www.irsd.be/website/images/livres/rmb/16/RMB-16-29-38.pdf.
[1] Tijdens TRJN17 voerde LANDCOM het bevel over vier legerkorpsen (Eurocorps, NATO Rapid Deployable Corps – Spain, NATO Rapid Deployable Corps – Italy, Multinational Corps – North East) en één divisie (Multinational Division – South East). Voor deze gelegenheid werd het hoofdkwartier van LANDCOM verplaatst van Izmir (Turkije) naar de bunker in het Joint Warfare Centre in Stavanger (Noorwegen).
[2] Targeting is de prioriteitstelling en coördinatie van joint effecten, zowel letaal (bijvoorbeeld luchtsteun, aanvalshelikopters en artilleriesystemen) als niet-letaal (bijvoorbeeld informatieactiviteiten, psychologische oorlogsvoering, jamming).