De luitenant-kolonels Van der Touw en Stam introduceerden in een eerdere editie van de Militaire Spectator de context waarbinnen 43 Gemechaniseerde Brigade nadenkt over gemechaniseerde capaciteiten.[1]
Ze presenteerden achtereenvolgens de meest relevante veiligheidsdreigingen en de misvattingen die de discussie over gemechaniseerde capaciteiten verstoren. Daarnaast presenteerden zij de kerncapaciteiten, te weten slagkracht, bescherming en escalatiedominantie. Daarmee gaven zij de aanzet voor het denken over de ontwikkeling van gemechaniseerde capaciteiten, inclusief de randvoorwaarden daarvoor. Om een breed beeld te krijgen bij de ontwikkeling van gemechaniseerde capaciteiten vond het symposium Operationeel concept voor Gemechaniseerde Operaties plaats. In dit artikel worden de lessen gepresenteerd die vallen te trekken uit het symposium en wat die betekenen voor de doorontwikkeling van gemechaniseerde capaciteiten.
H.J. Ouwehand MA, luitenant-kolonel der Infanterie*
ir. A.A.G. Goedhart, luitenant-kolonel der Genie
Het symposium Operationeel concept voor Gemechaniseerde Operaties stond in het teken van ‘leren van partners’ en bestond uit lezingen en een interactief gedeelte.[2] Onder leiding van dagvoorzitter drs. Henk Geveke[3] presenteerden vijf toonaangevende sprekers hun beeld over de door hen onderkende bedreigingen van onze veiligheid en kansen om die af te wentelen. De eerste was kolonel Darin L. Brockington,[4] die een Intelligence update Eastern Europe verzorgde, Hij werd gevolgd door commodore Frans Osinga[5] met een presentatie over de Trends in conflict. Aansluitend gaf Aletta Eikelboom[6] een lezing over de Trends in technology. Zij werd gevolgd door kolonel Piet Hagenaars,[7] die een benchmark met de U.S. Army verzorgde. Majoor (iG) A. Boot[8] maakte als laatste spreker de benchmark met de Duitse landmacht. Na de lezingen kwam het interactieve deel van het symposium, waarbij in werkgroepen op basis van de diverse campagnethema’s – Combat, Security, Peace Support Operations (PSO), Peace Time Military Engagement (PME) – werd nagedacht over de vraag: hoe opereert een gemechaniseerde brigade binnen deze campagnethema’s? De antwoorden op deze vraag werden plenair teruggekoppeld en bediscussieerd. Dit leverde inzichten op met het oog op de ontwikkeling van onze gemechaniseerde capaciteiten.
Doel en opbouw
In dit artikel worden de lessen van het symposium gepresenteerd, samen met de gevolgen voor de doorontwikkeling van gemechaniseerde capaciteiten. Om te beginnen wordt het beeld over toekomstige dreigingen behandeld, daarna komen de lessen die hieruit kunnen worden getrokken aan bod. Ten derde wordt ingegaan op de betekenis voor de doorontwikkeling van Nederlandse gemechaniseerde capaciteiten. De doorontwikkeling wordt gegroepeerd in vijf achtereenvolgende thema’s: optreden in verstedelijkt gebied, her-mechaniseren, mobiele en expeditionair inzetbare hoofdkwartieren en superieure Commandovoering Informatie Systemen (CIS), internationale militaire samenwerking[9] en Concept Development en Evaluation (CD&E) en als laatste Influencing Operations’. Het artikel wordt afgesloten met een samenvatting.
Amerikaanse gemechaniseerde eenheden verplaatsen zich in het kader van Operatie Atlantic Resolve door Polen, Tsjechië en Duitsland om Rusland te laten zien dat Washington gecommitteerd blijft aan de Europese veiligheid (2015). Foto U.S. Army, C. Cash
Het beeld van toekomstige dreigingen
De buitenlandse sprekers hadden een redelijk gedeeld beeld rond de imminent and future threats. Brockington beschreef toekomstige conflicten met de afkorting VUCA, ofwel Volatile, Uncertainty, Complexity and Ambiguity.[10] Tijdens het symposium hadden de verschillende sprekers het vooral over hybrid threats.[11] Allen kwamen tot de slotsom dat het hierbij gaat om het gelijktijdige en flexibel gebruik van gecombineerde conventionele en irreguliere oorlogvoering, terrorisme en criminaliteit, diplomatie en economische middelen om politieke doelen te bereiken. Brockington beschreef de Russische visie op hybride oorlogvoering als het gebruik van propaganda uitgezet via wereldwijde media, chantage en afpersing, anderen het vuile werk laten opknappen in ruil voor financieel gewin en acties en tegenacties snel na elkaar laten plaatsvinden. De visie houdt ook het veelvuldig gebruik van misleiding en afschrikking in, escalatiedominantie, machtsvertoon door oefeningen, cyberwar, intimidatie, subversief handelen en de exploitatie van burgers als menselijk schild, eenvoud en verrassing en een hoge mate van geheimhouding. Volgens Brockington is hybride oorlogvoering aantrekkelijk voor Rusland omdat veel acties in het conflict rondom Oekraïne niet naar Moskou herleidbaar zijn. Dat zorgt ervoor dat Rusland politiek minder kwetsbaar is. De strategische monitoren van HCSS en Clingendael bevestigen het VUCA-dreigingsbeeld. Beide denktanks constateren een toegenomen kans op interstatelijke conflicten, ook in de periferie van de Europese Unie. Zij constateren spanningen tussen de grote mogendheden Amerika, China, Rusland en de EU, met een groeiend risico van incidenten en escalatie.[12]
Lessen en betekenis
Welke lessen vallen te trekken uit de benchmark en uit de uitkomsten van de werkgroepen in termen van respons op imminent and future threats? En welke betekenis heeft dat voor de ontwikkeling van Nederlandse gemechaniseerde capaciteiten? Met het antwoord op deze laatste vraag wordt de gemechaniseerde capaciteit van de toekomst geborgd en huidige tekortkomingen aangevuld. Dit past bij de pijler uit de nota In het belang van Nederland, die staat voor een hoogwaardige en op innovatie georiënteerde krijgsmacht die kan profiteren van nieuwe concepten en technologische ontwikkelingen en daarmee operationeel duurzaam is.[13] De uitkomsten van het symposium zijn gegroepeerd in vijf thema’s:
- Optreden in verstedelijkt gebied, omdat de wereld steeds meer verstedelijkt, waardoor de bron van conflicten veelal in deze omgeving zal ontstaan;
- Her-mechaniseer, omdat de huidige conflicten overal in de wereld het nut en belang van gepantserde eenheden aantonen en grootmachten zoals Rusland, China en India zich momenteel aan het bewapenen zijn;
- Mobiele en expeditionair inzetbare hoofdkwartieren en superieure Commandovoering Informatie Systemen (CIS), omdat hierin de conditie besloten ligt om het eigen operationele tempo te versnellen ten opzichte van potentiële tegenstanders en confrontaties in het eigen voordeel te beslechten;
- Internationale militaire samenwerking en CD&E, want hierin ligt doelmatigheid en doeltreffendheid besloten;
- Influencing Operations, want uiteindelijk draait alles om perceptie van zowel vriend als vijand.
Optreden in verstedelijkt gebied
De sprekers zagen in escalatiedominantie en robuuste mandaten randvoorwaarden om conflicten te beslechten. Hoewel zij vonden dat verstedelijkte gebieden gemeden moeten worden voor een veelvoud aan redenen, waaronder collateral damage, is dat niet altijd mogelijk. Tijdens het symposium werden krijgshistorische voorbeelden gebruikt, waarbij gemechaniseerde eenheden tijdens counterinsurgency-operaties met succes in verstedelijkt gebied werden ingezet: de slag om Sadr City in Irak (2008) en het optreden van de Israel Defense Forces (IDF) in de Gazastrook in 2009 (Operatie Cast Lead). De slag om Sadr City kwam mede door het gebruik van gemechaniseerde eenheden in combinatie met inlichtingendominantie en offensieve acties tot een goed einde. Met Intelligence, Surveillance & Reconnaissance-middelen werd de tegenstander geïsoleerd en gebonden. Hun fysieke component werd verslagen door gemechaniseerde eenheden op de grond. Sterker nog, gemechaniseerde eenheden vormden de kritische succesfactor door zowel hun kenmerkende snelheid, vuurkracht en bescherming. Volgens Hagenaars luidde de conclusie dat zware pantserinfanterie-eenheden opnieuw hun nut hadden bewezen in COIN-operaties in het algemeen en tijdens optreden in verstedelijkt gebied in het bijzonder. Deze conclusie wordt bevestigd door de ontwikkeling van de systemen en de daarbij behorende munitiesoorten. Concreet heeft de CV90NL35 de munitiesoort KETF,[14] die bij uitstek geschikt is voor het optreden in verstedelijkte gebieden, waarbij collateral damage zo veel mogelijk wordt geminimaliseerd. Het proportionaliteitsbeginsel komt beter tot zijn recht met KETF, dan wanneer een tankgranaat of een Hell Fire-raket wordt gebruikt.
Ook het HQ US Army Training and Doctrine Command en de raket- en mortierdreiging tijdens de conflicten tussen Hamas en Israël (2009, 2012, 2014) bevestigen deze conclusie. Verborgen in ondergrondse locaties en gebouwen in de Gazastrook en daarmee gebruikmakend van de burgerij als menselijk schild, verschiet Hamas dagelijks grote hoeveelheden munitie richting Israël en de IDF. Denk daarbij aan mortieren in de achtertuin van het gemeentehuis, de wapenopslag in flatgebouwen, booby traps in scholen die dienen als opslagplaats en munitieopslag in de moskee.[15] De IDF hebben waardevolle lessen getrokken uit deze gevechten, zoals het bij voorkeur vermijden van close ground combat, wat tot veel slachtoffers leidt. Maar als er geen andere optie is, dan stellen de IDF dat dit soort operaties gezamenlijk (joint) uitvoerd moet worden. De Israel Air Force (IAF) houdt toezicht vanuit de lucht, terwijl grondtroepen gebouwen zuiveren. De tijd om luchtsteun effect te laten hebben in de huis-aan-huis gevechten dient kort te zijn: binnen twee minuten. En als de noodzaak er is om in verstedelijkte gebieden operaties uit te voeren, dan blijken Combined Arms en de herintroductie van de main battle tank Merkava onvermijdelijk. Volgens de IDF is dat een gerechtvaardigde en juiste conclusie.
Merkava-tanks, waarmee ook operaties in verstedelijkt gebied uitgevoerd worden, rijden Israël binnen na inzet in de Gazastrook (2014). Foto IDF
Voor de ontwikkeling van Nederlandse gemechaniseerde capaciteiten hebben bovenstaande constateringen hun weerslag op vier vlakken: optreden in verstedelijkt gebied, grond-lucht samenwerking, bescherming en vuurkracht en robotisering.
Verstedelijkt gebied
Investeer in optreden in verstedelijkt gebied. Investeer in inlichtingenbewustzijn van het terrein met onder meer sensoren (die linken aan direct en indirect vurende systemen), in een methode om de common operational picture te vereenvoudigen, in communicatie die werkt in bebouwd gebied, in mentale weerbaarheid van militairen tegen de intensieve kenmerken van letaal geweld en in tactische training voor het gevecht in gebouwen en onder de grond.
Grond-lucht samenwerking
Stel zeker dat luchtstrijdkrachten (zowel fixed als rotary wing) en grondtroepen gezamenlijk effectief kunnen blijven opereren in verstedelijkt gebied, onder meer door gezamenlijk te trainen. Na een periode van constructieve grond-luchtsamenwerking in Uruzgan vindt nu langzaam weer verwijdering plaats tussen lucht- en landmacht. Verminderde aandacht voor Close Air Support (CAS) en meer aandacht voor Air Interdiction (AI) en het aangrijpen van strategische doelen gaan hand in hand met het neerwaarts bijgestelde aantal aan te kopen JSF’s. Toch moeten pelotons en compagnieën bekwaam zijn en blijven om tegenstanders, die zich onder meer verstoppen in gebouwen, met luchtsteun te verslaan. Een voorbeeld vormen grondtroepen die door het gebruik van gerichte social media zoals Twitter, de burgerij sommeren hun woningen en flats te verlaten, waardoor tegenstanders en burgers van elkaar kunnen worden gescheiden. Daarna kunnen de tegenstanders door de luchtmacht met precisiewapens worden aangegrepen, zonder dat grondtroepen daarbij gevaarlijke huis-aan-huis gevechten moeten voeren.[16] De invoering van Fire Support Teams (FST),[17] de oprichting van een grond-lucht integratie-cel binnen brigadehoofdkwartieren en het trainen met Air Space Management, vormen de eerste vereisten om bovenstaand streven mogelijk te maken.
Bescherming en vuurkracht
Ontwikkel direct vurende wapensystemen met superieure vuurkracht, bescherming en groot doordringingsvermogen tegen elk denkbaar doel. Dit vormt de doorslaggevende factor voor succes van gemechaniseerd optreden. De bescherming van gemechaniseerde eenheden komt onder meer voort uit een hoge mobiliteit, grote vuurkracht en bepantsering. De aanvallende partij zal in een verstedelijkt gebied niet altijd de tactisch dominante gebieden beheersen. De dreiging zal veelal vanuit de hoger gelegen delen (bijvoorbeeld daken en ramen) komen en vanuit onoverzichtelijke situaties. Bovendien is manoeuvreruimte gecompartimenteerd, waardoor wapenplatforms hun beweeglijkheid (mobiliteit) moeilijk kunnen uitbuiten. De direct vurende wapensystemen, zoals de doorontwikkelde tank, moeten daarom ook passieve beschermingsmaatregelen hebben. Hoewel de ontwikkeling om de bescherming tegen onder meer IED’s te verbeteren niet heeft stilgestaan, is door de geschetste dreiging ‘rondom’ bescherming noodzakelijk. Verbeter daarom de voertuig- en de persoonlijke bescherming van de militair tegen dreiging van kleinkaliber-wapens en antitank-wapens; niet alleen tegen de gebruikelijke dreiging van andere wapens die direct vuur uitbrengen, maar ook tegen dreiging van bovenaf (daken) en laag bij of van onder de grond (kelders). In het verstedelijkt gebied zijn de doelen niet altijd andere wapensystemen, maar veelal versterkte opstellingen. De superieure vuurkracht is noodzakelijk om op kortere afstanden snel en doelgericht vijandelijke doelen te bestrijden.
Robotisering
Optreden in verstedelijkt gebied kenmerkt zich onder meer door een zware logistieke inspanning in een onoverzichtelijke en hoog-letale omgeving. Gevechten in oorden veroorzaken veel slachtoffers, gewonden en doden die moeten worden afgevoerd. Transport, bescherming en verzorging van gewonden belast de logistieke keten en kost capaciteit die niet gebruikt kan worden voor een effectieve bestrijding van de tegenstander. Robotiseer waar mogelijk gevaarlijke handelingen om de kwetsbaarheid van personeel te verbeteren, zoals bijvoorbeeld het ruimen van hindernissen of de inlichtingenverzameling tijdens de inbraak in een huis. Robotisering versterkt direct de fysieke component en indirect de mentale component van militair vermogen. Saaie, fysiek zware en gevaarlijke taken kunnen worden overgenomen, waardoor het militaire vermogen toeneemt.
Her-mechaniseer
Dreiging
Op basis van de dreiging is her-mechaniseren niet onverstandig. China en Rusland manifesteren zich nadrukkelijker op het wereldtoneel. Beide grootmachten gebruiken niet alleen retoriek, maar ook militaire macht en hebben nog steeds een forse gemechaniseerde component binnen hun landstrijdkrachten.[18] Kortom, het beeld van irreguliere en intra-statelijke conflicten uit het verleden zal hoogst waarschijnlijk blijven bestaan, maar de kans op interstatelijke conflicten is reëel (zie de ontwikkelingen rond Rusland en Oekraïne).
Kracht
Tijdens het symposium werd de kracht van de gemechaniseerde eenheden belicht. Die kracht zit voornamelijk in de uitgebreidheid en compleetheid van de toolbox. Met toolbox wordt bedoeld dat gemechaniseerde eenheden een diversiteit aan capaciteiten hebben die passen binnen vuurkracht, mobiliteit en bescherming, zoals bij het pantserinfanteriegevechtsvoertuig CV90NL35. Daarnaast draagt deze veelzijdigheid van de toolbox bij aan de modulaire organisatiestructuur. Gemechaniseerde eenheden zijn door hun flexibele C2-capaciteit bij uitstek geschikt om bijna alle soorten eenheden te integreren, of dat nu lichte infanterie is of gemotoriseerde eenheden. Bovendien biedt de modulaire organisatiestructuur van gemechniseerde eenheden de mogelijkheid het optreden aan de dreiging aan te passen: escalatiedominantie. Deze toolbox zorgt er dus voor dat gemechaniseerde eenheden inzetbaar zijn in alle campagnethema’s en in het gehele geweldsspectrum.[19] Daardoor zijn deze eenheden relatief eenvoudig inpasbaar in een internationale taskforce en kunnen ze het operationele tempo bijbenen. De uitgebreide toolbox is ook een valkuil, omdat gemechaniseerde eenheden van alle markten thuis zijn, maar nergens specialist in zijn.
Kennis en inzichten
Welke betekenis hebben bovenstaande constateringen voor de ontwikkeling van Nederlandse gemechaniseerde capaciteiten? Er zijn drie belangrijke inzichten. Ten eerste is het Nederlandse gemechaniseerde optreden opgebouwd rondom de ijzeren kern van de Big Five van moderne wapensystemen: de Leopard 2A6 gevechtstank, het CV9035NL infanteriegevechtsvoertuig, de Fennek en Boxer pantservoertuigen en de PzH2000 houwitser. Als Nederland militair competitief wil blijven, moet het investeringsprogramma van Defensie voldoende ruimte laten voor de doorontwikkeling en vernieuwing van deze Big Five en uiteraard de main battle tank weer in de bewapening nemen. Sommige van deze Big Five kennen een doorontwikkelpotentieel (CV90, Boxer en Fennek), andere eerder een vernieuwingspotentieel (Leopard en PzH2000).[20] Relevant is de vernieuwingsstrategie: liever een continue doorontwikkeling op kleinere aantallen, dan een mid-life update of vervanging ineens, nadat een wapensysteem verouderd is. Via een slimme doorontwikkelstrategie kan de gewenste adaptiviteit van de gemechaniseerde eenheden bereikt worden. Dit, gecombineerd met bijbehorende commandovoering- en ondersteuningssystemen en -voertuigen, leidt ertoe dat de vereiste niveaus van bescherming, mobiliteit en vuurkracht verzekerd zijn en dominantie in elke operationele omgeving gegarandeerd is.
Een tweede belangrijk inzicht is het hanteren van het ‘principe van vier’, omschreven in de DP 3.2 Landoperaties.[21] Het principe houdt in dat er een subeenheid nodig is om met direct vuur te binden, terwijl (ten minste) één subeenheid beweeglijk optreedt. Vervolgens moet een derde subeenheid onder meer het momentum handhaven. Ten slotte is een vierde subeenheid nodig als reserve om te reageren op het onverwachte. Zonder externe versterking valt dit principe met twee bataljons binnen de gemechaniseerde brigade niet in te vullen. Een tankbataljon vormt zodoende een welkome aanvulling, en een vierde manoeuvre-element biedt soelaas. Belangrijk hierbij is dan ook dat de brigade vier eenheden met afdoende C2 capaciteit heeft, die het ‘principe van vier’ in kunnen vullen. Inbedding van een afdeling gepantserde artillerie met Precision-Guided Munition (PGM) zou overigens op het moderne gevechtsveld een heel waardevolle aanvulling zijn op de manoeuvre. PGM zou ook de vuurkracht aanmerkelijk vergroten, waardoor de gemechaniseerde brigade nog effectiever kan zijn. De inbedding en integratie van internationale partners is belangrijk omdat gevechtsoperaties mensenwerk zijn. Mensen (militairen van vlees en bloed) die op elkaar ingespeeld moeten zijn en vertrouwen in elkaar hebben. Permanente inbedding en een hoge trainingsintensiteit genereren deze kwaliteiten om het ‘principe van vier’effectief te kunnen uitvoeren.
Het derde inzicht is het realiseren van de integratie van NLD 43 Gemechaniseerde Brigade in DEU 1 Panzer Division en van één DEU/NLD[22] tankbataljon in 43 Gemechaniseerde Brigade onder gelijktijdige lease van een eskadron Leopards-IIA7. Deze integratie is broodnodig door ‘aanpalende’ beslissingen in en buiten Nederland, waardoor gebrek aan vuurkracht is ontstaan. Zo zijn beide Nederlandse tankbataljons afgeschaft, is de MRAT-capaciteit,[23] gehalveerd, het aantal Nederlandse JSF’s verminderd, de aanschaf van precisie-artilleriemunitie (Precision Guided Munition en Course Correction Fuses) uitgesteld en de close air support-vloot door NAVO partners (zoals de Amerikanen met de A10 Thunderbolt II) afgebouwd. Verder is ook het Amerikaanse tankbestand teruggebracht, terwijl de dreiging van vijandelijke luchtverdediging is toegenomen, waardoor vliegtuigen en helikopters minder dekking kunnen bieden aan de grondtroepen. Hier kunnen tanks hun nut bewijzen. Bedenk daarbij dat de kosten van een tankschot aanmerkelijk lager zijn dan van bijvoorbeeld Hellfire-raketten die hetzelfde effect leveren, dat tanks 24/7 dekkende vuurkracht leveren, een extreem korte sensor-shooter tijd hebben en ook onder vijandelijk vuur vuursteun kunnen leveren. Betrek daarbij het strategische voordeel van risk sharing als gevolg van de inzet van deze grondtroepen. Het lijkt dan ook verstandig het landplatform MRAT met Hellfire en SPIKE[24] te vergroten, en samen met Duitsland smart-munitie en pantserdoorborende lasergeleide granaten voor de PzH2000 aan te schaffen. De koers om internationaal te integreren is wat betreft capaciteiten – hoewel noodgedwongen – in elk geval een verstandige keuze.
Mobiele en expeditionair inzetbare hoofdkwartieren en superieure Commandovoering Informatie Systemen
De sprekers concludeerden tijdens het symposium dat direct aanwezige en toekomstige dreigingen complex en onvoorspelbaar zijn. Maar veiligheidsdiensten hebben inzicht in risicovolle statelijke en niet-statelijke actoren, terroristen en criminele groeperingen die allen speler kunnen zijn in een conflict. Dergelijke conflicten vinden een goede voedingsbodem in instabiele, falende en zwakke staten.
Het lijkt verstandig om samen met Duitsland smart-munitie en pantserdoorborende lasergeleide granaten voor de PzH2000 aan te schaffen. Foto MCD, H. Keeris
De veiligheidscheppende rol van de overheid wordt uitgesplitst in de zeven strategische functies anticiperen, voorkomen, afschrikken, beschermen, interveniëren, stabiliseren en normaliseren.[25] Daarbij valt op dat vrijwel alle bondgenoten en partners, naast de overige klassiekere functies, de functie anticiperen van groeiend belang achten. De Verenigde Staten, maar ook het Verenigd Koninkrijk, huldigen het principe dat voorkomen beter is dan genezen en pleiten dan ook voor conflictpreventie. Dat betekent het voorkomen dat instabiliteit tot echte conflicten leidt, die zich eventueel ook nog kunnen uitbreiden. Als conflictpreventie niet succesvol blijkt, dan volgt de interventiefase. Dergelijke operaties vereisen geavanceerde inlichtingencapaciteit en flexibiliteit van vooral Command & Control-elementen. Deze elementen moeten snel kunnen schakelen in het geweldsspectrum en het hoge operationele tempo kunnen volgen. Het vereiste expeditionaire karakter van deze operaties is evident.
Osinga, verwijzend naar luitenant-generaal David W. Barno,[26] geeft aan dat de combinatie van vuurkracht (geleverd door alle krijgsmachtdelen), inlichtingen en space systems de gevechtskracht op de grond aanmerkelijk vergroot. De huidige en toekomstige dreiging kenmerkt zich daarom niet door een concentratie van middelen, maar wel door modulariteit, precisie en robuustheid van wapensystemen. Afstemming, deconflictie en de inzet van dergelijke systemen – om een maximaal effect te sorteren – vergt veel van CIS. Hoofdkwartieren moeten daarom flexibel zijn en de capaciteit hebben om inter- en intra-operabiliteit van de diverse actoren en systemen te faciliteren.
Het gemechaniseerde bataljon en de brigade moeten een mobiel, goed beschermd en expeditionair inzetbaar hoofdkwartieren hebben, waarmee zij het hoge operationele tempo over grote afstanden kunnen volgen en het tactisch initiatief kunnen nemen. Nu is dat niet het geval. Het huidige C2-platform is hopeloos verouderd en aan het einde van zijn life time gekomen. De Boxer-commandovoertuigen gaan de gewenste effecten in deze wel brengen. Maar met de huidige snelle ontwikkelingen op CIS-gebied moet de instroom van deze Boxers-platforms niet het einde van een ontwikkeltraject zijn, maar slechts het begin. CIS is continu een onderwerp voor Concept Development en Evaluation (CD&E). En dat blijkt ook zo te zijn tijdens Purple NECtar-achtige settings, waar voortdurend de laatste technologische ontwikkelingen op CIS-gebied kunnen worden doorgevoerd.[27] De conclusie is dat dominante CIS noodzakelijk is om modulair optreden en operationele samenwerking mogelijk te maken. Verder bleek tijdens het symposium dat verbindingen met inlichtingensystemen van buiten de brigade beter dan nu moeten worden ontsloten. Daarmee kan de brigade relevante informatie halen, maar ook brengen.[28] Deze tekortkoming dient met prioriteit te worden opgeheven, zodat informatiegestuurd optreden beter tot zijn recht komt.
Tot slot moeten de spraak- en dataverbindingen van mobiele commandoposten over afstanden van honderd kilometer real time informatie kunnen delen tussen soldaat en generaal en tussen militair, civiel gezag en coalitiepartners. Bijzondere aandacht is nodig voor de voorgenomen diepe integratie tussen 43 (NLD) Gemechaniseerde Brigade en 1 (DEU) Panzerdivision. Als er tijdens operaties snel gemixte gevechtsverbanden van tanks en (pantser)infanterie (ook combined) noodzakelijk zijn, dan stelt dat zware eisen aan commandovoeringsystemen. De systemen dienen dan ook naadloos op elkaar aan te sluiten. Non-oplossingen zoals human interfaces of de degradatie van informatiebeveiligingsprotocollen zijn daarbij uitgesloten omdat ze levens kunnen kosten.
Internationaal militaire samenwerking en CD&E
Tijdens het symposium kwam ook de voortdurende druk op de defensiebegrotingen van de NAVO-landen en de navenante noodzaak tot samenwerking aan de orde.[29] Die samenwerking moet zowel grotere effectiviteit als efficiency brengen en onder meer gericht zijn op het oplossen van de zogeheten capability gaps, zoals majoor (iG) A. Boot nadrukkelijk betoogde. Er zijn immers te veel dreigingen en te weinig middelen. Boot lichtte het door Duitsland ontwikkelde en bij de NAVO geïntroduceerde concept van Framework Nation toe, waarbij de Duitse krijgsmacht het raamwerk is waarbij getalsmatig kleinere buitenlandse krijgsmachten zich kunnen aansluiten. Te denken valt aan de integratie die momenteel plaatsvindt tussen de Duitse Division Schnelle Kräfte en 11 (NLD) Air Manoeuvre Brigade of die tussen 1 (DEU) Panzerdivision en 43 Gemechaniseerde Brigade. Maar volgens Boot is ook het onderbrengen van bepaalde wapensystemen of capaciteiten, specifiek bedoeld voor een bepaald type operatie, mogelijk. Een randvoorwaarde is dat integratie stopt op het compagniesniveau. Op lagere organisatieniveaus lijkt integratie met de huidige stand van de techniek niet meer opportuun, aldus Boot. Hij onderkent doctrinaire harmonisatie als één van de uitvloeiselen van het Framework Nation-concept en een gezamenlijke visie op Opleiden & Trainen, maar ziet ook het belang om te bouwen aan de cohesie tussen de relatief voor elkaar onbekende eenheden. Volgens Boot volstaan de huidige capaciteiten en hoeven er geen nieuwe bij te komen; samenwerking en aanpassingsvermogen vormen de sleutel tot succes. Hier ligt een belangrijke kans voor CD&E. Zo luidt de suggestie van Boot om binnen het concept van Framework Nation ook samen te zoeken naar kansrijke projecten voor de ontwikkeling of het testen van nieuwe producten en werkwijzen, zoals projecten die superieure CIS nastreven, waar zowel Nederland als Duitsland met hun hoofdkwartieren op aan kunnen sluiten.
Wat betekent dat voor het optreden en de ontwikkeling van gemechaniseerde capaciteiten? In ieder geval zal 43 Gemechaniseerde Brigade haar pijlen richten op de door Boot beschreven samenwerking met Duitsland. De brigade moet onderdeel worden van 1 (DEU) Panzerdivision, waarbij een Duits/Nederlands tankbataljon deel uit zal gaan maken van de brigade. De tankeskadrons zijn door hun stootkracht bij uitstek geschikt voor offensieve operaties. Bij gevechten in bedekt en onoverzichtelijk terrein, zoals verstedelijkt gebied, vervult de tank hoofdzakelijk de rol van infanterieondersteuningswapen, zodat commandanten verzekerd zijn van dominante, direct vurende, all-weather capable, dag en nacht aanwezige – en dus gegarandeerde – vuurkracht. Bij offensieve acties voor het in de diepte vermeesteren van terrein of het verslaan van gepantserde eenheden komen tanks, daarbij gesteund door pantserinfanterie, het meest tot hun recht in open terrein. Vanwege de taal en de huidige stand van de techniek zal integratie van tanksecties ter ondersteuning van pantserinfanterie alleen op gelijk nationaal niveau plaatsvinden.
Waar de Leopard en de PzH2000 een vernieuwingspotentieel hebben, hebben andere systemen binnen de Big Five, zoals de Boxer, een doorontwikkelpotentieel. Foto MCD, H. Keeris
Brockington stelde vast dat nieuwe capaciteiten niet nodig zijn, cyber uitgezonderd. Alleen de wijze waarop, waar en wanneer bepaalde capaciteiten moeten worden ontplooid, moet worden herzien. En dat moeten we volgens Brockington (leren) snel (te) doen, want dreigingen zijn complex en extreem veranderlijk in verschijningsvorm en intensiteit. Om adequaat te kunnen reageren op deze dreigingen is een groot aanpassingsvermogen daarom noodzakelijk, van hoog tot laag in de organisatie. Hoog in de organisatie betekent voor Brockington het bedenken en ontwikkelen van nieuwe concepten. Laag in de organisatie, in de Verenigde Staten het uitvoerende niveau, betekent dit dat een groot aanpassingsvermogen veel druk op de soldaat zal geven. De VS legt het accent daarom meer dan voorheen op het aannemen van personeel van juiste kwaliteit, om deze mensen vervolgens gericht te verbeteren door Opleiding & Training en de ontwikkeling van relevante competenties. Nieuwe concepten moeten volgens Brockington dus gericht zijn op methoden en aangrijppunten en -momenten. Dat dient te worden beproefd, waarbij het belangrijk is het uitvoerende niveau een prominentere rol te geven dan in het verleden.
Wat betekent dat nu voor de Nederlandse situatie? Met de recent opgerichte afdeling CD&E heeft de Koninklijke Landmacht een zeer passend instrument in handen gekregen voor het ontwikkelen van een vergroot aanpassingsvermogen van landstrijdkrachten. Deze afdeling zal in haar programmering naast materiële beproevingen ook ruimte moeten bieden aan het experiment met gevechtsmethoden en -technieken. Deze experimenten komen optimaal tot hun recht wanneer beleidsmakers en uitvoerders – de eenheden – nauw met elkaar samenwerken. Nu is het zaak deze inzichten te concretiseren in termen van aannamebeleid, toegepaste Opleidings- & Trainingsmethoden en de ontwikkeling van competenties die mentale belasting en aanpassingsvermogen borgen. Specifiek voor de ontwikkeling van cybercapaciteiten is er behoefte aan onderzoek naar een systeem dat offensieve en defensieve cybermodules integreert in het gemechaniseerde gevecht.[30] Vooralsnog is hiermee tijdens oefeningen en trainingen weinig tot geen ervaring opgedaan. Vragen zouden kunnen zijn: Hoe val je heel gericht de kwetsbaarheden in het hoofdkwartier van je tegenstander aan? Hoe beschermen we onze informatienetwerken, communicatiesystemen en computerprogrammatuur? Hoe bescherm je de software van de CV90 tegen cyberaanvallen om het voertuig te stoppen?
Influencing Operations
Een thema dat tijdens het symposium frequent aan de orde kwam was Influencing Operations. Het is volstrekt geen nieuw thema, maar volgens de sprekers wel een game changer. Maar helaas, het informatiedomein lijkt vooral niet door statelijke actoren te worden gedomineerd. En de ontwikkelingen in dit domein volgen elkaar ook nog eens razendsnel op, waarbij militaire ontwikkelingen de commerciële ontwikkelingen en die van potentiële tegenstanders voorlopig alleen nog maar lijken te kunnen volgen. Het gebruik van het informatiedomein pakt volgens sprekers als Osinga en Brockington alleen nog maar in het voordeel uit van potentiële tegenstanders. Zij zijn immers niet gebonden aan regels en wij kunnen het ons niet veroorloven om onwaarheden te verkondigen. Hoewel dit op zich juist is, bestaat desondanks genoeg ruimte voor toelaatbare information operaties. Bovendien worden hedendaagse en toekomstige conflicten uitgevochten onder een vergrootglas van de media, met als gevolg dat regeringen voortdurend ter verantwoording worden geroepen. Brockington maakte een vergelijking tussen conflicten uit het verleden en van nu. In het verleden gold: ‘Do the right thing when no one is watching’. Tegenwoordig en in de toekomst geldt: ‘Do the right thing when the whole world is watching.’[31]
Waar zal dus in de nabije toekomst de nadruk moeten liggen? We zullen meer dan nu moeten trainen met de niet-letale effectbrengers woord, beeld, geluid en the narrative.[32] Momenteel bevindt Defensie zich in een stadium waarin zijn niet opgewassen is tegen de informatieoperatie van de hybride tegenstander. Hybride oorlogvoering kenmerkt zich onder meer door razendsnelle beïnvloeding van de plaatselijke bevolking en autoriteiten, maar – gevaarlijker nog – doelgroepen op mondiaal niveau. Televisie, social media en internet zijn daarvoor bij uitstek geschikt. Voor hybride tegenstanders bestaat de strijd uit 10 procent letaal geweld tegenover 90 procent niet-letaal geweld. Voorlopig is onze reactie andersom: 90 procent letaal geweld tegenover 10 procent niet-letaal. De vraag is of we daarmee voldoende effectief zijn. Het gevecht met woord, beeld en geluid draait om een boodschap die is toegespitst op de waarden, behoeften en angsten van de ontvanger, verzonden via het juiste medium, op het juiste moment, door een geloofwaardige zender en met een meetbaar effect. Dat gevecht verdient dan ook een grote personele bezetting, procedures en gezamenlijke training.[33] Het gaat dan om het fysieke en om de conceptuele component van ‘niet-kinetisch’ militair vermogen.
Samenvattend
Het toekomstige dreigingsbeeld en de daaruit getrokken lessen laten onmiskenbaar de plaats en noodzaak van gemechaniseerde eenheden zien. De escalatiedominantie en de diversiteit aan capaciteiten van gemechaniseerde eenheden maken deze kwaliteiten onmisbaar, gezien het toekomstige dreigingsbeeld dat de sprekers schetsten. De ontwikkeling van de Nederlandse gemechaniseerde capaciteiten zal voornamelijk rond de vijf thema’s draaien: optreden in verstedelijkt gebied, her-mechaniseren, mobiele en expeditionair inzetbare hoofdkwartieren en superieure Commandovoering Informatie Systemen opzetten, internationale militaire samenwerking en CD&E en Influencing Operations. Uiteindelijk zullen de belangrijkste inzichten die het symposium Operationeel concept voor Gemechaniseerde Operaties heeft opgeleverd een impuls moeten geven aan de bouw van een beargumenteerd fundament voor toekomstige besluiten over de verdeling van schaarse investeringsbudgetten en de rol van gemechaniseerde capaciteiten.
Als Nederland militair competitief wil blijven, moet het investeringsprogramma van Defensie voldoende ruimte laten voor de doorontwikkeling en vernieuwing van de Big Five, waarbij de doorontwikkeling van de main battle tank uiteraard een Duitse aangelegenheid is. Foto MCD, P. Wiezoreck
[1] P.M. van der Touw en N.U. Stam, ‘De ontwikkeling van gemechaniseerde capaciteiten. Slagkracht en escalatiedominantie voor de toekomstige dreiging’, in: Militaire Spectator 184 (2015) (6) 260-273.
* Henk Ouwehand is commandant van 45 Pantserinfanteriebataljon Regiment Infanterie Oranje Gelderland. Ard Goedhart is commandant van 11 Pantsergeniebataljon.
[2] Het symposium vond plaats op 25 september 2014.
[3] Drs. H. Geveke is Director Defence Safety and Security bij TNO en bekleedde daarvoor posities als Directeur Nationale Veiligheid en Crisisbeheersing bij het ministerie van BZK.
[4] Colonel (US Army) Darin L. Brockington is de Chief J2 en Director of the Crisis Identification Group van SHAPE.
[5] Commodore prof. dr. F.P.B. Osinga werkte tussen 2007-2012 als Universitair Hoofddocent Militaire Operationele Wetenschappen op de NLDA en vervulde eerder functies op het IDL en het Instituut Clingendael.
[6] Mw. A.R. Eikelboom MSc heeft meer dan tien jaar ervaring als consultant bij TNO. Ze studeerde aan de RUG (Technische Cognitiewetenschappen/Kunstmatige Intelligentie).
[7] Kol drs. ing. P.J.T.M. Hagenaars MASS, EMSD heeft een verleden als Chief Operations Branch (G3) en Chief Planning Branch (G5). Hij is nu als Nederlands liaison officier verbonden aan het HQ U.S. Army Training and Doctrine Command (TRADOC).
[8] Majoor A. Boot MSc (iG) werkt bij het Army Concepts and Capabilities Development Centre (ACCDC) van de Bundeswehr.
[9] De regeringsnota In het belang van Nederland onderkent drie pijlers. Eén daarvan is een krijgsmacht die zoekt naar verregaande vormen van internationale samenwerking.
[10] Col Darin Brockington, ‘Evolution of the Hybrid Warfare’, Chief J2 Intelligence Operations.
[11] Frank G. Hoffman, ‘Further Thoughts on Hybrid Threats’, in: www.smallwarsjournal.com (2009), via: http://smallwarsjournal.com/jrnl/art/further-thoughts-on-hybrid-threats.
[12] Joris van Esch, Frank Bekkers, Stephan de Spiegeleire en Tim Sweijs (red.), Strategic Monitor 2014. Four Strategic Challenges (Den Haag, The Hague Centre for Strategic Studies, 2014) 27; Jan Rood (red.), Een wankele wereldorde. Clingendael Strategische Monitor 2014 (Den Haag, Instituut Clingendael, 2014).
[13] In het belang van Nederland (Den Haag, ministerie van Defensie, 2013) 25.
[14] Kinetic Energy Time Fuse, of automatisch programmeerbare airburst-munitie, die door een spoel in de mondingsrem afgesteld wordt om vlak voor het doel in 152 wolfraampellets van 3,3 gram uiteen te vallen. Het type is afgeleid van al bestaande Ahead-luchtafweermunitie.
[15] Zie onder meer The State of Israel (2009) The Operation in Gaza - Factual and Legal Aspects: www.mag.idf.il/SIP_STORAGE//FILES/8/638.PDF ; IDF - Military Advocate General’s Corps (2012) Operation 'Pillar of Defense' 14-21 November 2012: www.mag.idf.il/SIP_STORAGE/FILES/0/1350.pdf
en http://www.idfblog.com/operationgaza2014/.
[16] Michael N. Schmitt en John J. Merriam, ‘The Tyranny of Context: Israeli Targeting Practices in Legal Perspective’, in: University of Pennsylvania Journal of International Law (April 12, 2015). Via: http://ssrn.com/abstract=2593629.
[17] Ingrid van Bemmel, Roy Benda en Rudi Gouweleeuw, Inventarisatie van wijze van optreden van Fire Support Teams (Den Haag, TNO, 2014) Rapportnummer 2014 R11471.
[18] Zie: Joris van Esch, Frank Bekkers, Stephan de Spiegeleire en Tim Sweijs (red.), Strategic Monitor 2014. Four Strategic Challenges (Den Haag, The Hague Centre for Strategic Studies, 2014) 29.
[19] Campagnethema’s zijn Combat, Security, Peace Support Operations en Peacetime Military Engagement.
[20] Denk bijvoorbeeld aan de CV90 met 50mm-kanon of meer.
[21] Koninklijke Landmacht, Doctrine Publicatie Land Operaties 3.2 (DPLO), 2014, versie 1.0, paragraaf 3310, 3-7.
[22] Inmiddels bestaat het voornemen voor een gecombineerd DEU/NLD tankbataljon. Zie: Kamerstukken II 2015-16, 34 300 X, nr. 2, 9.
[23] Medium Range Anti-Tank.
[24] SPIKE is een update van MRAT, waarbij draadgeleid en met dracht tot vier kilometer gepantserde doelen kunnen worden uitgeschakeld.
[25] Ministerie van Defensie, Eindrapport Verkenningen. Houvast voor de krijgsmacht van de toekomst (Den Haag, ministerie van Defensie, 2010) 192.
[26] Inmiddels gepensioneerd, maar voorheen commandant van het U.S. Joint Forces Command Afghanistan (2003-2005).
[27] Purple NECtar is een joint oefening voor commandovoeringsondersteuning.
[28] Zie: S. Offermans en J. Brosky, ‘Project Common Effort. Een praktische manier van comprehensive trainen?’, in: Militaire Spectator 180 (2011) (10) 424-430.
[29] Zie: Jakub Kufcak, NATO after the Wales Summit: Readying the Alliance for the Future (Praag, Association for International Affairs, 2014) http://www.amo.cz/wp-content/uploads/2015/11/amocz_pp_2014_03.pdf en
www.atlanticcouncil.org/blogs/natosource/report-six-european-members-of-nato-will-cut-defense-spending-and-break-agreement-made-in-wales.
[30] P.A.L. Ducheine en J. van Haaster, ‘Cyber-operaties en militair vermogen’, in: Militaire Spectator 182 (2013) (9) 368-387.
[31] P. Ducheine, Non-Kinetic Capabilities: Complementing the Kinetic Prevalence to Targeting (working paper), via http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=2474091.
[32] Editoriaal ‘Inhoud en verpakking? Beïnvloeding via het informatiedomein!’, in: Militaire Spectator (184) (2015) 4, 158-159.
[33] P.B.M.J. Pijpers, ‘De twitterende tegenstander. Een discours over de rol van mediaculturen in een conflict’, in: Militaire Spectator 183 (2014) (6) 300-314.