Eerder dit jaar riep de Militaire Spectator op om ideeën over het verbeteren van de weerbaarheid van de bevolking in te sturen. In mijn huidige functie houd ik mij onder andere bezig met omroepinstallaties op vliegbases. Deze zijn verouderd en in een discussie hierover attendeerde een collega mij op een rapport uit december 2022 over de toekomst van het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem is achterhaald, maar het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) noemde het gebruik van het luchtalarm in oorlogssituaties ‘wat vergezocht’. De civiele verdediging krijgt in Nederland weinig aandacht, terwijl naar mijn mening de bevolking juist weerbaarder wordt als ze weet dat er over haar bescherming wordt nagedacht.

Het waarschuwings- en alarmeringssysteem heet in de volksmond het luchtalarm.[1] Het ministerie van Justitie en Veiligheid is eigenaar van het systeem en is al sinds 2014 van plan om het uit te faseren, maar dat is onder druk van de Tweede Kamer meerdere malen uitgesteld. Aangezien het einde van de levensduur van het WAS nadert, en omdat NL-Alert een groter bereik heeft en burgers bij calamiteiten ook beter kan informeren, adviseert het NIPV het WAS op te heffen. In zijn advies zegt het NIPV terloops dat het WAS gebruikt kan worden als een luchtalarm in oorlogssituaties, maar dat zo’n situatie vooral ‘wat vergezocht’ is.[2]

Over het nut van NL-Alert en het WAS in een grootschalig conflict, waarbij de Nederlandse bevolking wordt blootgesteld aan lucht-, raket- of nucleaire aanvallen, kan een diepgaande discussie worden gevoerd. De beslissing voor het verzenden van een NL-Alert en de reikwijdte hiervan ligt bijvoorbeeld bij de veiligheidsregio, maar de telecomproviders bepalen welke GSM-masten worden aangestraald. Een dergelijke procedure lijkt nogal tijdrovend wanneer men slechts enkele minuten responstijd heeft. In landen als Oekraïne en Israël, die frequent met lucht- of raketaanvallen te maken hebben, wordt bijvoorbeeld een combinatie van luchtalarm en mobiele apps toegepast.[3]

Het rapport van het NIPV raakt echter ook iets diepers. Dat Nederland betrokken raakt bij een oorlog is vergezocht. Deze houding is begrijpelijk. Het overheidsbeleid op het gebied van publieke veiligheid houdt al jaren geen rekening meer met een mogelijke oorlog. In het rapport wordt terecht opgemerkt dat de Nederlandse overheid sinds de jaren tachtig geen schuilkelderbeleid meer voert. In dezelfde periode werd ook de organisatie Bescherming Bevolking (BB) opgeheven, die was opgericht voor de civiele verdediging in tijden van oorlog.[4] Momenteel noemt alleen de overheidswebsite denkvooruit.nl ‘internationale spanning’ als een categorie ramp.[5] Daarentegen hebben we sinds het begin van de oorlog in Oekraïne geen landelijke campagne gezien om burgers bewust te maken van dit type dreiging, of hen actief te stimuleren de noodzakelijke voorbereidingen te treffen.

Nu betoog ik absoluut niet dat de overheid weer schuilkelders moet aanleggen, de BB heroprichten en het WAS behouden. Feit is echter wel dat de MIVD in zijn jaarverslag van 2022 een militair conflict met Rusland ‘voorstelbaar’ noemt.[6] Als we de Nederlandse bevolking weerbaar willen maken voor een oorlog met Rusland, moet zij zich bewust zijn dat er een plan bestaat tegen de dreigingen waaraan zij dan wordt blootgesteld. Een civiele verdediging opnieuw inrichten zal langer duren dan de snelheid waarmee de dreiging van een oorlog kan toenemen. De eerste stap is dan ook dat de overheid zich beraadt of er weer actief beleid gevoerd moet worden voor de civiele verdediging van de bevolking in tijden van oorlog.

 

[1] Nederlands Instituut Publieke Veiligheid, Een toekomst voor het WAS? (Arnhem, 23 december 2022).

[2] Idem, 46.

[4] Lars Kuipers, Arthur Doctors van Leeuwen. Een spoor van vernieuwing (Amsterdam, Prometheus, 2020).

[5] Zie de website: www.denkvooruit.nl.

[6] Militaire Inlichtingen en -Veiligheidsdienst, Jaarverslag 2022 (Den Haag, ministerie van Defensie, 19 april 2023).

Over de auteur(s)