Israël maakte van de borstweringen bovenop de berg Bental in de Golanhoogten een educatieve openluchttentoonstelling. In de vallei, meer dan 1000 meter in de diepte, voltrok zich tussen Israël en Syrië in de Jom Kippoeroorlog een verschrikkelijke veldslag met 1660 tanks. Syrië’s toenmalige leider, Hafiz Assad, de vader van Bashir, stuurde 1500 tanks, Israël 160. Israël won. Dat was in 1973. De naam van de vallei vertaalt als ‘Tranendal’. Nog steeds staat langs de winderige weg erdoorheen een - inmiddels gezandstraald - verkeersbord: ‘Pas op: Overstekende Tanks’.
Op de berg Bental herinneren uit staalplaat gesneden silhouetten aan Jom Kippoer. Figuren die Israëlische soldaten voorstellen steken omhoog uit de destijds gegraven verdedigingsgleuven of gluren vanachter stapels zandzakken naar Syrië, geweren in de aanslag. Op sommige dagen komen bussen vol schoolkinderen en militairen in opleiding naar Bental om het strategische belang van de plek uitgelegd te krijgen en te griezelen over hoe dichtbij de Syrische vijand eigenlijk is: vier kilometer slechts, aan de overkant van het Tranendal.
Uit een van de loopgraven op Bental piepen twee etalagepoppen met blauwe baretten op het hoofd omhoog. Naast ze wappert een VN-vlaggetje. Terecht maakt de VN onderdeel uit van de geschiedkundige tentoonstelling, vind ik. De bufferzone tussen Syrië en Israël wordt tenslotte al sinds 1974 bewaakt door UNDOF, de United Nations Disengagement Observer Force. Pas als een van de twee figuren beweegt om aan zijn neus te krabbelen, realiseer ik me dat ik naar échte, originele UNDOF’ers kijk, in functie, roerloos en geconcentreerd de bufferzone observerend vantussen slenterende toeristen met selfiesticks en energiedrankjes.
De ene blauwhelm komt uit Australië, de andere is een Canadees. En nee, ze vervelen zich niet. Niet meer, tenminste. In z’n 42-jarige aanwezigheid heeft UNDOF 40 jaar lang niet veel te doen gehad. Tot een jaar of twee geleden de burgeroorlog in Syrië deze kant opkwam. In 2011 begonnen als een goeddeels ongewapende opstand tegen Bashar al-Assad, liep het conflict uit op een totale burgeroorlog met een kwart miljoen doden en meer dan vier miljoen vluchtelingen. Een van de vele fronten verplaatste zich eind 2014 richting Tranendal. Al Nusra opende de aanval op Syrische regeringstroepen in Quneitra, een stadje zo dichtbij, dat we het kunnen zien liggen. UNDOF trok zich onmiddellijk terug van de Syrische kant van de bufferzone en verkaste naar Israëlische zijde. Collega-blauwhelmen uit Oostenrijk en Japan werden zelfs helemaal weggeroepen, terug naar huis. Aan de Syrische kant zitten nu alleen nog wat Nepalezen. VN-legers worden wel vergeleken met parapluutjes die inklappen zodra het begint te regenen. Wat heb je eraan?
De Australiër en de Canadees houden vanuit hun uitgraving de oorlog aan de overkant in de gaten door net zo’n verrekijker op pootjes als er een paar meter verderop voor toeristen staat, alleen moet daarin eerst een muntje voordat je iets kunt zien. Als ik de twee blauwhelmen vraag wat ze zoal waarnemen, is het antwoord dan ook: ‘Hetzelfde als iedereen hier.’ Maar wat ze echt zien, lees je in UNDOF-rapporten. Vaak Israëlische vrachtwagens bijvoorbeeld, die door het Tranendal naar de Syrische overkant rijden en daar dozen uitladen. Humanitaire hulpgoederen, beweert Israël. En Israëlische ambulances die gewonde Syrische strijders ophalen, ‘gematigde en niet zo gematigde’. Het mag allemaal niet, maar ze doen het toch. De laatste tijd zien ze vaker rookpluimen, zeggen deze twee blauwhelmen. Recent vormde zich daar beneden een alliantie van ten minste twaalf oppositiegroepen in een offensief op Quneitra. De alliantie wil met de verovering van het stadje een aanvoerroute naar belegerde posities bij Damascus creëeren. Damascus ligt hier 60 kilometer vandaan.
De wind is koud vandaag op de berg Bental. Gelukkig is er achter de gleuf van de VN’ers een snackbar, waar toeristen én blauwhelmen op temperatuur kunnen komen met koek en zopie en waar ze naar de wc kunnen. ‘Coffee Annan’, heet het etablissement.