Afgelopen zomer werd Oskar Gröning veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf voor zijn rol in de moord op 300.000 mensen in Auschwitz. Hij was slechts boekhouder in het vernietigingskamp, maar zonder kleine visjes als hij zou Auschwitz niet mogelijk zijn geweest, bepaalde de rechter. Toen deze klaar was met het voorlezen van het vonnis schuifelde Gröning achter zijn looprekje de zaal uit. Hij blijft vrij tot de rechter besloten heeft hoeveel van de straf de hoogbejaarde daadwerkelijk moet uitzitten.
Gröning stond terecht voor de periode mei-juli 1944, toen 137 treinen arriveerden met 425.000 joden aan boord, van wie er ten minste 300.000 rechtstreeks naar de gaskamers gingen. Gröning heeft zelf nooit iemand vermoord. Zijn baan in Auschwitz was geld tellen. Steeds als een trein binnenrolde, stond Gröning klaar om koffers te doorzoeken. De gevonden bankbiljetten zond hij naar het SS-hoofdkwartier in Berlijn. Gröning was 21 jaar toen hij in Auschwitz ging werken. Meteen op zijn tweede dag zag hij hoe artsen selecteerden welke treinpassagiers sterk genoeg waren om te werken en welke meteen vergast zouden worden. ‘Het selectieproces verliep altijd ordelijk, maar als het voorbij was leek het een verlaten kermisterrein. Overal afval en tussen het afval zieken die niet konden lopen, soms een kind dat zijn moeder kwijt was. Die kregen een schot door het hoofd.’
Gröning vroeg eens om overplaatsing, vervuld van twijfel en boosheid vooral over de manier waarop kinderen werden behandeld. Zijn commandant herinnerde hem aan zijn eed van trouw aan de SS en legde zijn verzoek terzijde. Waarop Gröning maar weer aan het werk ging. ‘Het feit bleef dat de joden de vijand waren. We waren ervan overtuigd dat vernietiging van joden gewoon iets was wat nu eenmaal gebeurt in een oorlog.’ En kinderen? Dat waren vijanden in de dop. Grönings vader en grootvader waren militairen in de Eerste Wereldoorlog. Ze ontkurkten wijn toen de nazi’s aan de macht kwamen. Gröning was toen 11 en werd lid van de Hitler Jugend. Na zijn opleiding tot bankmedewerker wilde hij zijn kennis in dienst stellen van het Duitse paradijs dat Hitler aan het creëeren was. Hij nam dienst bij de SS en werd naar Auschwitz gezonden. ‘Ik had nog nooit van Auschwitz gehoord,’ zei Gröning. Het werk werd snel ‘routine’ en het leven in Auschwitz was meer dan dragelijk met bios, theater en sportvereniging. De ene dag sorteerde en telde hij valuta uit Slowakije of Frankrijk, de andere dag vond hij Belgische franken of Nederlandse guldens in de koffers. En altijd zat er drank in de bagage: soms ouzo, dan weer Franse cognac of schnaps.
Gröning presenteerde zich tijdens de rechtszaak niet als willoos uitvoerdertje van bevelen. Op de vraag of hij het geaccepteerd zou hebben als in Auschwitz arische kinderen moesten worden vermoord, zei hij: ‘Absoluut niet’. Gröning deed in Auschwitz wat hij deed, omdat hij ervan overtuigd was dat het het juiste was. Tóen. Nu niet meer. Had hij moeten deserteren? Dan zou hij de enige SS’er in de geschiedenis zijn die op morele gronden dienst zou hebben geweigerd. Zo’n exceptioneel mens wás Gröning niet. Hij was een doodgewone Rottenführer (korporaal), zoals 70 procent van alle SS’ers. Na de oorlog bleef hij heel gewoon, had een baan in een glasfabriek ergens.
Himmler ontwikkelde de gaskamers om werknemers de psychische belasting te besparen van mensen te moeten doodschieten. De methode van moorden bleek het gros van de werknemers ná de oorlog straf te besparen. Van de 6500 SS’ers die tussen 1940 en 1945 in Auschwitz werkten, werden er minder dan 800 gestraft: zij die actief moordden. Andere werknemers in Auschwitz werden nooit voor oorlogsmisdaden aangeklaagd. Oskar Gröning is de eerste. En waarschijnlijk de laatste. Hij is 94 jaar.