Nu er een oorlog woedt op het Europese continent en het gissen is wat er aan de frontlinies in Oekraïne precies gebeurt, hebben commentatoren het in de media vaak over ‘the fog of war’. De spreekwoordelijke nevelen die de oorlog aan het zicht onttrekken waardoor het moeilijk is om het verloop ervan te beoordelen. Ook Nederlandse commentatoren gebruiken de Engelse term, fog of war. Rob de Wijk doet dat bijvoorbeeld regelmatig in de podcast Boekestijn en De Wijk.[1] Steevast zegt hij erbij dat het een term van Clausewitz is. Nu wordt bijna alle militaire wijsheid aan de grote Pruisische generaal en krijgsgeleerde toegeschreven. Dus vroeg ik me af, waar heeft Carl von Clausewitz dat dan geschreven, en hoe is het vanuit het Duits een staande Engelse uitdrukking geworden?

Wat een bof, het volledige werk van Clausewitz staat online op de website https://www.clausewitzstudies.org en is daar digitaal te doorzoeken. En wat blijkt? De term ‘Nebel des Krieges’, of ‘Kriegsnebel’, komt helemaal niet in zijn werk voor. Wel heeft hij de onzekerheid die met oorlog gepaard gaat omschreven. In zijn grote werk, het postuum uitgegeven Vom Kriege (1832), schrijft hij dat driekwart van de factoren waarop het handelen in oorlog is gebaseerd min of meer ‘im Nebel’ is gehuld. Het is deze passage waarnaar de Oxford Dictionary of Phrase and Fable verwijst als herkomst van de uitdrukking fog of war, al geeft men aan dat het om een parafrase gaat.

De Engelse vertaling waaruit de Oxford Dictionary citeert, is die van de historici Michael Howard en Peter Paret. Hun vertaling van Vom Kriege uit 1976 is de moderne standaard geworden. Het Duitse ‘Nebel’ is door hen vertaald als ‘fog’. Maar wat blijkt bij verder onderzoek: in de oorspronkelijke Engelse vertaling van het werk van Clausewitz komt het woord ‘fog’ niet voor. Kolonel J.J. Graham, die Vom Kriege in 1873 vertaalde, koos als Engels equivalent van ‘Nebel’ voor het woord ‘clouds’. Zijn vertaling bleef een eeuw lang de standaard en was dat ook toen de uitdrukking fog of war in zwang raakte. Dus ook als parafrase kan de uitdrukking niet aan Clausewitz worden toegedicht.[2]

Om te begrijpen waar de term dan wel vandaan komt, moeten we het negentiende-eeuwse slagveld voor ogen roepen, toen het repeteergeweer al was uitgevonden maar het rookzwakke kruit nog niet. De snel opeenvolgende explosies zwart buskruit creëerden ondoorzichtige rookwolken waarin weinig te ontwaren viel. Het zijn deze kruitdampen waarnaar de term fog of war in letterlijke zin verwijst. Vervolgens is de term een metafoor geworden voor de onzekerheid waarmee oorlog gepaard gaat.

Kolonel Londsdale Hale (1834-1914) komt de eer toe de uitdrukking bekendheid te hebben gegeven. Hij hield op 24 maart 1896 een lezing in de Engelse garnizoensstad Aldershot met de titel ‘The Fog of War’. Hierin omschreef hij fog of war als de staat van onwetendheid waarin commandanten zich vaak bevinden ten aanzien van de kracht en positie van vijand zowel als vriend. Hale wist waarover hij sprak, want hij was zelf commandant in de Zoeloe-oorlog van 1879 geweest. Maar hij was vooral invloedrijk als krijgsgeleerde en docent. Zijn lezing werd aangekondigd in de Times, en dat is ook de eerste keer dat de uitdrukking in deze gezaghebbende Engelse krant voorkomt. De tweede keer is in een bespreking van de lezing van Hale. Vervolgens blijft de term zo nu en dan opduiken in de Times, in de verslagen van de militaire correspondent. En wat blijkt bij verder onderzoek: die militaire correspondent, dat was Hale zelf.

Zo heeft Hale de metafoor vanuit de krijgsmacht de journalistiek binnengebracht. En zo krijgt de term een dimensie erbij: het gaat nu niet meer alleen om de staat van onwetendheid van de bevelhebbers in de strijd, maar ook om de onwetendheid van het publiek aan het thuisfront. Een beroemd historisch voorbeeld van deze dubbele onwetendheid is de Slag aan de Somme in 1916.

In de Eerste Wereldoorlog mochten vijf Engelse journalisten als officieren naar het westelijke front - ‘embedded’ avant la lettre. Hun ontvangst in het Britse leger was in eerste instantie kil: de gewond geraakte officieren die elk een journalist begeleidden kregen het bevel ‘to waste the correspondent’s time’.[3] Maar de correspondenten bleken goede vaderlanders, het vertrouwen groeide en ook het inzicht dat zij de geallieerde zaak konden dienen.

Aan de vooravond van de Slag aan de Somme kregen de journalisten hoog bezoek. Brigadegeneraal John Charteris, de chef Inlichtingen van de Britse Expeditiemacht, kwam hen een uitzichtpunt wijzen waar zij de volgende morgen in alle vroegte het begin van het offensief konden gadeslaan. Inderdaad stonden zij bij het krieken van de dag op de aangewezen heuvelrug. Het was helder weer, maar zodra het offensief begon, benamen rookwolken en opdwarrelend stof de correspondenten het zicht. Gefrustreerd stelde Henry Perry Robinson, de correspondent van de Times, vast dat toen het rookgordijn was opgetrokken, het te laat was ‘to see our men actually moving from the trenches’.[4] Hoewel zij die dag weinig tot niets te weten waren gekomen over het verloop van de strijd, schreven de correspondenten opgewekte verslagen over gebiedswinst, krijgsgevangenen en het beperkte aantal gevallenen aan eigen zijde. Later bleek dat die eerste dag van het offensief bijna 60.000 Britse doden en gewonden te betreuren waren.

De embedded journalisten zijn achteraf verguisd voor de maskerade die hun verslaglegging was. Maar al kan hun zeker verweten worden dat zij de gruwelen van de oorlogswerkelijkheid weghielden voor hun lezers, het was een bovenmenselijke taak om overzicht te krijgen over een drama dat het menselijke voorstellingsvermogen te boven ging, niet alleen in termen van het immense lijden, maar ook wat de grootschaligheid van de oorlogvoering en de complexiteit van het conflict betreft.

William Beach Thomas van de Daily Mail, die ook tot het selecte groepje embedded correspondenten hoorde, concludeerde een jaar na de Slag aan de Somme dat alle technologie en verbindingsmiddelen ‘could scarcely penetrate the fog of war’.[5] Zijn teleurstelling over wat moderne technologie zoals de telefoon vermocht, is een historische constante. Ook aan het begin van onze eeuw leefde de positieve verwachting dat dankzij de informatierevolutie de fog of war zou optrekken. Maar met de informatie groeide ook de desinformatie, de ‘Fog of War 2.0’, zoals de Militaire Spectator dat in het septembernummer van 2022 zo treffend heeft genoemd. Het blijft turen in de mist.

 

[1] BNR-podcast Boekestijn en De Wijk, bijvoorbeeld op 20 maart 2023 en 19 augustus 2023. Zie ook: Boekestijn en De Wijk: Van patstelling tot onderhandelingstafel (21 augustus 2023) https://hcss.nl/news/boekestijn-en-de-wijk-van-patstelling-tot-onderhandelingstafel/.

[2] De term ’Friction’ (‘Friktion’ in het Duits) daarentegen, die door militaire theoretici vaak aan ‘fog’ wordt gekoppeld, is wel een belangrijk thema in het werk van Clausewitz. Zie: Eugenia C. Kiesling, ‘On War without the fog’, Military Review, september-oktober 2001, 85-87.

[3] Jean Hood, War correspondent. Reporting under fire since 1850 (Londen, Conway, 2011) 43; Martin J. Farrar, News from the front. War correspondents on the western front 1914-18 (Stroud, Sutton, 1998) 73.

[4] Matthew Farish, ‘Modern witnesses: foreign correspondents, geopolitical vision, and the First World War’, Transactions (2001) 283.

[5] W.B. Thomas, With the British on the Somme (Londen, Methuen, 1917) 63.

Over de auteur(s)

Dr. R. (Pien) van der Hoeven

Dr. R. (Pien) van der Hoeven is historicus en mediaspecialist.