The Fall and Rise of French Sea Power uit de serie Studies in Naval History and Sea Power van de Naval Institute Press is de handelseditie van het proefschrift waarop Hugues Canuel, een Canadese marineofficier, promoveerde aan het Royal Military College van Canada. Het verhaal van de opbouw, of, dramatischer verwoord, de wederopstanding van de Franse marine na de Tweede Wereldoorlog is het centrale onderwerp van dit boek. Daarmee bestrijkt het een uiterst boeiende periode uit de Franse marinegeschiedenis. 

We schrijven begin 1963 als de Franse president Charles de Gaulle een persconferentie houdt waarin hij de toevoeging van een maritieme component aan de force de frappe, de Franse nationale kernmacht, aankondigt. De ontwikkeling van een Franse nucleaire onderzeeboot uitgerust met kernraketten was het sluitstuk van de wederopstanding van de Franse marine na WO2. In een tijdsbestek van nog geen twee decennia had het land wederom een vloot met een heuse blue water-capaciteit. Dat dit geen sinecure is geweest bewijzen de omstandigheden waar Frankrijk zich mee geconfronteerd zag na 1945: een totaal verwoest land, een afbrokkelend koloniaal rijk dat het gewapenderhand probeerde te behouden, het inkapselen van Duitsland in de nieuw ontstane Europese machtsorde en het beteugelen van de interne verdeeldheid in de Franse politiek. Daar kwam nog bij dat binnen het NAVO-bondgenootschap de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk al gauw de offensieve rol op de open zee voor zichzelf opeisten, daarbij het aandeel van de overige NAVO-marines reducerend tot escortetaken, mijnenbestrijding en kustverdediging. Bovendien kwam de voornaamste bedreiging nu over land: een mogelijke Sovjetinvasie van Centraal- en West-Europa. De potentiële inzet van nucleaire wapens in een dergelijk geval liet ook nog eens twijfel rijzen over het nut van de opbouw van conventionele strijdkrachten, inclusief die ter zee. Immers, de confrontatie kon dan wel eens in dagen, zo niet uren, beslist zijn, lang voordat land- en zeestrijdkrachten het pleit zouden kunnen beslechten.

De vloot na 1940

Canuel leidt de lezer in een achttal hoofdstukken chronologisch langs de belangrijkste gebeurtenissen en verwikkelingen omtrent de Franse marine vanuit het perspectief van het marinebeleid en de daaruit voortvloeiende strategie. Startpunt van het narratief zijn de dramatische gebeurtenissen van juni 1940. De Franse nederlaag leidt tot het ontstaan van twee kampen: de Vrije Fransen onder leiding van Charles de Gaulle en het Vichy-regime geleid door maarschalk Pétain. De eersten strijden direct mee met de geallieerden. Vichy-Frankrijk probeert zich afzijdig te houden, maar is in de praktijk niet meer dan een Duitse vazalstaat. In deze machtsconstellatie speelt de Franse vloot, op dat moment de vierde vloot in de wereld, onder bevel van Vichy-admiraal François Darlan, gelijk een prominente rol. Het was immers het enige machtsinstrument dat de Fransen na de nederlaag van het leger nog restte. Daarmee was het een belangrijk onderhandelingsfiche: zowel de geallieerden als de Duitsers probeerden de vloot aan hun kant te krijgen of op zijn minst te zorgen dat deze niet in handen van de tegenpartij viel. De Franse vloot onderging uiteindelijk een wreed lot: het merendeel bleef trouw aan Vichy en werd door geallieerde aanvallen buiten gevecht gesteld (de aanval op Mers-el-Kébir, 1940) of door eigen handelen tot zinken gebracht (Toulon, 1942 om overname door de Duitsers te voorkomen). Niettemin wist De Gaulle met het restant (aangevuld met Vichy-eenheden nadat Darlan in 1942 van kamp wisselde) deel te nemen aan geallieerde zijde. De Britten en Amerikanen ondersteunden de Franse vloot logistiek en materieel steeds meer naarmate de oorlog vorderde. 

Canuel geeft een kort en duidelijk overzicht van de verrichtingen van de Franse vloot gedurende de oorlog. Op tactisch niveau presteerde deze uitstekend, maar had slechts beperkte invloed op het strategische niveau van de geallieerde oorlogvoering en de Franse belangen daarin. De Franse zeestrijdkrachten werden vooral voor secundaire missies of in strijdtonelen van secundair belang ingezet. Nochtans kwam nog tijdens de oorlog onder admiraal André Lemonnier een visie op een krachtige naoorlogse vloot tot stand. Die zou Frankrijk in staat moeten stellen de geallieerde strategie in de slotfase van de Tweede Wereldoorlog te beïnvloeden, maar bovenal Frankrijks positie in een onzekere naoorlogse wereld moeten verstevigen. Toen na de capitulatie van Japan de Amerikanen en Britten de militaire hulp onder de Lend-Lease Act stopzetten, stond Frankrijk er weer alleen voor.

Noodzakelijke vernieuwing

Niettemin zette Lemonnier de plannen voor de noodzakelijke vlootvernieuwing door. Het Franse materieel was immers een heterogeen samenraapsel van eigen, Britse en Amerikaanse schepen, aangevuld met buitgemaakte Duitse en Italiaanse eenheden. Bovendien was het opgevaren. De nieuwe vloot moest in staat zijn zonder hulp van buitenaf Frankrijk en zijn koloniale rijk te verdedigen door middel van verschillende task forces, gecentreerd rondom een vliegkampschip en een slagschip met voldoende logistieke ondersteuning om waar ook ter wereld onder eigen bevel en autonoom te kunnen optreden (zie hier overigens een opvallende overeenkomst met het ‘vier smaldelen-plan’ van de Koninklijke Marine van vlak na de oorlog). Daarnaast zouden er verschillende taakgroepen uitgerust met lichte vliegkampschepen en andere escortevaartuigen moeten komen om een nieuwe slag op de Atlantische Oceaan te kunnen voeren. Tot slot was er gelet op de brown water-operaties in Europa en Azië behoefte aan een mix van amfibische schepen, snelle motortorpedoboten, kustonderzeeboten en mijnenvegers (blz. 118-119). Die vloot kwam er uiteindelijk niet. Sterker nog, na de oorlog concentreerde Frankrijk zich in Europa op een verdediging langs de Rijn, de welhaast klassieke reflex van een continentale mogendheid met maritieme ambities. De economische beperkingen en het voeren van twee kostbare dekolonisatieoorlogen (Indochina en Algerije) lieten weinig ruimte voor vlootvernieuwing. De ervaringen opgedaan in Indochina, tijdens de Korea-Oorlog en de Suez-crisis leidden echter tot een herwaardering van sea power in Frankrijk (blz. 191). Zo werd de basis gelegd voor de opbouw van een blue water-vloot in de jaren daarna, die in staat was de Franse belangen te behartigen en tegelijkertijd een rol van betekenis in het NAVO-bondgenootschap te spelen. Grote rem op de ontwikkeling van die blue water-vloot was echter De Gaulles besluit om een maritieme component aan de force de frappe toe te voegen. Dat gezamenlijke kostenplaatje ging Frankrijks financiële mogelijkheden te boven.

Continuïteit

Canuel ziet in de wederopstanding van de Franse sea power een opvallende continuïteit in de periode vanaf 1940 tot begin jaren zestig: het volgen van een onafhankelijk marinebeleid binnen een bondgenootschappelijk strategie (blz. 8). Hiermee poogt de auteur het standaardbeeld van een marginale rol van de Franse vloot tijdens de Tweede Wereldoorlog, de politieke instabiliteit en onbekwaamheid van de regeringen van de Vierde Republiek (1946-1958) en de redding aan de hand van de teruggekeerde De Gaulle in 1958 te doorbreken. Hij doet dat door de naoorlogse periode over een langere tijd te bekijken in plaats van, zoals eerdere auteurs deden, deze periode in blokken onder te verdelen. Daarnaast kijkt Canuel specifiek naar de totstandkoming van het Franse marinebeleid en marinestrategie, daar waar de meeste werken over dit onderwerp zich hetzij tot technische, tactische of operationele aangelegenheden beperken of zich concentreren op de verhouding tussen het marinebeleid en de beschikbare financiële middelen. Hiermee is het boek van Canuel een welkome aanvulling in de literatuur over de naoorlogse Franse marine, zeker gelet op het feit dat eerdere studies alleen in de Franse taal zijn verschenen (Quérel en Masson). Canuels vlotte pen en het vermijden van zijpaden zorgen bovendien voor een prettig leesbaar en bondig boek. Al met al een aanrader.

Mr. Erik Meijer

The Fall and Rise of French Sea Power

France’s Quest for an Independent Naval Policy, 1940-1963

Door Hugues Canuel

Annapolis (U.S. Naval Institute Press) 2021

348 blz. - ISBN 9781682476161

Over de auteur(s)