Duurzaamheid is een van de speerpunten van het nieuwe kabinet. Als we in 2050 een emissiereductie van 95 procent willen behalen[1] voor heel Nederland is dat een enorme opgave waarvoor de volle inzet van alle sectoren in de samenleving nodig is. Om een zo groot mogelijke medewerking van de samenleving te krijgen is het belangrijk om als overheid het goede voorbeeld te geven. Daarbij is de overheid zelf ook een substantiële partij in de Nederlandse economie en zijn ook haar bijdragen dus erg belangrijk. Verschillende overheidsdiensten doen dan ook hun best om voorop te lopen in duurzaamheid. Defensie lijkt echter achter te blijven.

Natuurlijk zijn oorlogvoering en duurzaamheid moeilijk te combineren zaken. Veel onderdelen van de oorlogvoering gaan over het vernietigen of beschadigen van materieel van de vijand, terwijl duurzaamheid gaat over het behoud. Bovendien zijn fossiele brandstoffen nog altijd de meest geconcentreerde energiebron en dat is wat je operationeel vaak nodig hebt. Over dit onderwerp zijn in de Militaire Spectator ook verschillende artikelen gepubliceerd.[2] Er zijn wel een aantal duurzaamheidsontwikkelingen hier, met name op het gebied van energiegebruik van materieel, en ook in onze organisatie lopen daarvoor projecten.[3] De grootste winst op lange termijn is natuurlijk te halen door maximaal in te zetten op het vermijden van militaire conflicten.

Veel winst is er op korte termijn te behalen in de vredesbedrijfsvoering. En natuurlijk is daar al wel wat gebeurd. Op verschillende legeringsgebouwen zijn al decennia geleden zonnecollectors geplaatst. Bij nieuwbouw en renovatie van gebouwen wordt er geïsoleerd. Al jaren loopt er al een project voor elektrische dienstauto’s, daar lijkt nu ook het nodige budget voor te zijn vrijgemaakt[4]. Ook is de afgelopen paar jaar afvalscheiding ingevoerd. Toch kan ik me niet helemaal aan de indruk onttrekken dat de uitvoering niet snel gaat. Bovenstaande zaken zijn pas jaren later uitgevoerd dan in de rest van de samenleving, soms pas als er door regelgeving niet meer onderuit te komen was. (Defensie blijkt in de politieke arena niet altijd de sterkste speler).[5] Defensie zoekt wel de publiciteit met haar innovatieprojecten op duurzaamheidsgebied, maar de invoering in de gewone bedrijfsvoering laat op zich wachten. Waarom liggen er nog maar slechts op een klein deel van de vele defensiegebouwen zonnepanelen? Waarom staat er geen enkele windmolen op een oefenterrein (slechts vijf kleine proefwindturbinetjes op Woensdrecht)? Waarom komt elektrisch rijden voor de dienstauto’s maar niet van de grond en zijn er zelfs nauwelijks laadpalen voor privéauto’s te vinden op kazernes? En zo zijn er nog wel meer voorbeelden.

Het is tijd voor actie op duurzaamheidsgebied bij Defensie. Als we dat van de rest van de samenleving vragen, moeten we als overheid daarin vooropgaan. Bij Defensie zijn doelen voor 2050 geformuleerd, de noodzakelijke uitvoering lijkt achter te blijven. De doelen voor 2030 zijn helaas niet zo ambitieus (20 procent reductie)[6] en zeer globaal. Een ambitieus, maar haalbaar doel zou daar helpen. Waarom niet: de vredesbedrijfsvoering van Defensie in 2030 energieneutraal? Of kunnen we onze achterstand misschien naar een voorsprong ombuigen? Als commerciële partijen eigenaren betalen om zonnepanelen op daken te mogen leggen, zou er toch een constructie mogelijk moeten zijn om met het grote aantal defensiegebouwen een netto energieopwekker te worden zonder dat het een te groot deel van het defensiebudget vraagt. Hoe we de vliegtuigen, schepen en gevechtsvoertuigen moeten aanpassen weten we misschien nog niet, maar voor de gebouwen, auto’s en vrachtwagens zijn duurzame oplossingen.

Ik schrijf dit pleidooi als betrokken burger en defensiemedewerker, maar ook als aalmoezenier. Paus Franciscus heeft er ons allen in Laudate Si[7] overtuigend op gewezen dat zorg voor de aarde een belangrijke opdracht voor de komende decennia is. Duurzaamheid en vrede hangen samen. De gevolgen van de uitputting van de aarde en klimaatverandering komen onevenredig hard terecht bij de armste groepen in de wereld en zullen tot extra migratiestromen en conflicten gaan leiden. Als een doelstelling van het Nederlandse buitenlandbeleid vrede is, zullen we ons sterk moeten maken voor duurzaamheid. En daarvoor zullen we als Nederlandse overheid het goede voorbeeld moeten geven.

Concluderend zou ik willen zeggen dat lippendienst misschien een iets te negatieve kwalificatie is om het duurzaamheidsbeleid van Defensie te karakteriseren, maar dat een extra versnelling zeker noodzakelijk is. Voor de verduurzaming van de vredesbedrijfsvoering liggen de oplossingen op de plank, dus zet ze in! Alleen op die manier kan de overheid haar eigen doelstelling behalen: een geloofwaardig voorbeeld geven aan de Nederlandse samenleving.

[1] Klimaatwet van 2 juli 2019.

[2] Onder meer verschillende artikelen van M.G.M. Hendriks Vettehen, zoals: ‘Meer inzet met minder olie. Defensie en de toekomstige energiezekerheid’, Militaire Spectator 179 (2010) (7/8) 381-395 en ‘Het einde van zware wapens? Afnemende energiezekerheid gaat het krijgsbedrijf veranderen’, Militaire Spectator 182 (2013)(2) 74-86.

[3] Plan van Aanpak Energietransitie Defensie 2020 (Den Haag, 16 juli 2020) paragraaf 4.1.

[4] Idem, blz. 12.

[5] Frans Matser, ‘Leve de inquisitie!’, Militaire Spectator 190 (2021) (7/8) 402-403.

[6] Plan van Aanpak Energietransitie Defensie 2020, blz. 3

[7] Encycliek Laudato Si van Paus Franciscus over de zorg voor het gemeenschappelijke huis (Utrecht, SRKK, 2015).

Over de auteur(s)

Dr. ir. S.J.M. Bakker

Dr. ir. S.J.M. Bakker is aalmoezenier bij de Nederlandse krijgsmacht.