Het recent verschenen boek Diensten met geheimen van Willemijn Aerdts, over het werk van de AIVD en MIVD, is de laatste toevoeging aan de groeiende Nederlandse literatuur over inlichtingendiensten. Eerdere publicaties zijn vooral historisch gericht en zijn (deels) gebaseerd op onderzoek in voorheen geheime archieven.[1] Ook verschenen er boeken met een actuelere insteek. Het handboek Data en dreiging van Bob de Graaff geeft de lezer een algemene introductie op inlichtingen binnen een democratie.[2] En in zijn boek Het is oorlog maar niemand die het ziet heeft onderzoeksjournalist Huib Modderkolk als doel de Nederlander bewust te maken van de complexe strijd in het digitale domein, de impact van nieuwe technologie en de kwetsbaarheid van onze samenleving.[3]
Net als voor Modderkolk geldt ook voor Aerdts dat bij het schrijven over inlichtingendiensten het hebben van de ‘juiste contacten’ belangrijk is. Ontwikkelingen kunnen zo ook vanuit een insider-perspectief worden geduid. Naast open bronnen als nieuwsberichten, jaarverslagen, (toezichts)rapporten, en uitspraken van de rechtbank, is Diensten met geheimen dan ook gebaseerd op verschillende gesprekken. Met collega-wetenschappers, maar ook ‘een groot aantal mensen dat de diensten nog veel beter kent dan ik’ en van wie de namen niet genoemd kunnen worden (blz. 223). Het is niet ondenkbaar dat zulke gesprekken ook vanuit de leiding van beide diensten op goedkeuring kunnen rekenen. Er is bij de diensten namelijk een duidelijke trend waar te nemen naar meer openheid en dialoog, bijvoorbeeld door meer optredens van de leiding op televisie, het geven van interviews, gastcolleges aan universiteiten, of het organiseren van een speciaal openbaar symposium op de Campus Den Haag van de Universiteit Leiden.[4] Ook de presentatie van het jaarverslag wordt in het boek genoemd als een uitgelezen kans voor AIVD-analisten om de uitgenodigde wetenschappers ‘van zo accuraat mogelijke informatie te voorzien’ (blz. 15). In een democratie is deze transparantie heel wenselijk. Het verhaal vanuit het perspectief van de diensten mag – of moet – zeker verteld worden. Een ondertitel als ‘Hoe de AIVD en MIVD Nederland veilig houden’ roept wel de vraag op in hoeverre het boek ook kritisch is op de diensten.
Breed overzicht en oproep
Aerdts beschrijft in haar boek compact onder andere de geschiedenis (hoofdstuk 1), werkwijze (hoofdstuk 2 en 3), taakvelden (hoofdstuk 4), dilemma’s (hoofdstuk 5) en toekomst (hoofdstuk 6) van de Nederlandse diensten. In aparte kaders vult ze de tekst aan met sprekende historische en recente voorbeelden. Al met al worden de belangrijkste aspecten van inlichtingen helder besproken en geeft het boek zo een breed overzicht. Het is daarmee ook vooral bedoeld voor een publiek dat nog niet erg bekend is met de wereld van inlichtingen, zoals studenten of geïnteresseerde burgers. Tegen de achtergrond van de stevige maatschappelijke discussie over de ‘sleepwet’ (de Wiv 2017) van de afgelopen jaren, hoopt Aerdts de ‘vooroordelen die je misschien had over het werk van de diensten’ in dit boek te kunnen ontkrachten (blz. 23). Als lezer hoef je niet bang te zijn, omdat de diensten hoogstwaarschijnlijk de interesse niet hebben, geen belang, maar ook de capaciteit niet, om je te volgen (blz. 13).
Wat opvalt is de persoonlijke schrijfstijl en de gedrevenheid van de auteur. Vanaf het begin neemt Aerdts de lezer mee in de verschillende invalshoeken van waaruit ze de diensten zelf leerde kennen: als betrokkene bij veiligheidsonderzoeken, medewerker van het ministerie van Buitenlandse Zaken en als onderzoeker en docent aan de Universiteit Leiden. Interessant is ook de aankondiging van een nieuwe rol op de achterkant van het boek: lid van de Eerste Kamer voor D66 (inmiddels verkozen en geïnstalleerd). Dat is niet onbelangrijk in een periode waarin de inlichtingenwet wordt herzien en het proces voor een tijdelijke wet cyberoperaties loopt.
Naast een laagdrempelige introductie over het werk van de Nederlandse inlichtingendiensten is het boek ook vooral een oproep. ‘We kunnen ons niet permitteren om naïef te zijn als het gaat om de kwetsbaarheid van onze democratische rechtsorde voor bijvoorbeeld ondermijning of spionage. Ik hoop dat het me met dit boek gelukt is om je dát mee te geven’ (blz. 217). Aerdts benadrukt ook dat we ‘van geluk mogen spreken’ dat we goede inlichtingendiensten hebben, omdat we een paar keer ‘door het oog van de naald zijn gekropen’ als het om aanslagen gaat (blz. 219). En als wetenschapper voelt ze zich ‘geroepen om andere wetenschappers bewust te maken van de risico’s die onze kennisinstellingen lopen’ (blz. 221). In vergelijking met de eerder genoemde boeken over de Nederlandse diensten of inlichtingen in het algemeen heeft dit boek dus duidelijk een andere stijl en insteek.
Door de grote verscheidenheid aan voorbeelden en referenties krijgt de lezer een levendig overzicht van het inlichtingendomein. Wel worden voorbeelden soms vooral gebruikt om één specifiek punt te maken. Er is wat minder ruimte voor verdere nuance of reflectie, wat dan bij verwijzingen naar gevoelige periodes in de (inlichtingen)geschiedenis wat meer opvalt. Het is bijvoorbeeld de vraag of, zoals wordt gesteld, de val van Srebrenica wellicht had kunnen worden voorkomen als er wel inzicht was geweest in de intenties van Karadzic en Mladic, of de eerste tekenen van troepenverplaatsingen wel waren waargenomen (blz. 14). Het achterhalen van (veranderende) intenties is bijzonder lastig, en daarnaast was de (nationale en internationale) operationele context voor Dutchbat erg complex.[5] Het punt dat beschikken over de juiste inlichtingen van groot belang is, is op zichzelf wel helder. Een ander voorbeeld is hoe Aerdts gekleurde Amerikaanse inlichtingen over Irak in 2003 kort noemt als illustratie van het begrip politisering (blz. 89), en Curveball gebruikt als voorbeeld bij het onderwerp analyse en bronkritiek (blz. 98-99). Juist in een boek over de Nederlandse diensten was het interessant geweest meer inhoudelijk in te gaan op de Nederlandse besluitvorming in die tijd, en de opstelling van de diensten.[6] Het rapport van de commissie-Davids noemt Aerdts nu alleen kort (blz. 178).
Context
Ook het vaker schetsen van meer context bij voorbeelden kan nuttig zijn. Het illustreert de complexe omstandigheden en onzekerheid waarmee de diensten werken. Zo haalt Aerdts AIVD-ambtsberichten in 2019 over het Haga Lyceum aan als voorbeeld van het ondersteunen van andere overheidsinstellingen (blz. 18), maar gaat zij niet in op een CTIVD-rapport over deze in de media veel bediscussieerde gegevensverstrekking. In het CTIVD-rapport bleef weliswaar de strekking van de berichten overeind, maar er was wel kritiek op de onderbouwing van enkele beeldbepalende passages.[7] Ter illustratie van het begrip Signals Intelligence (SIGINT) vertelt Aerdts hoe de MIVD in 2011-2012 op basis van metadata van onderschepte telefoongesprekken in Somalië een piratennetwerk in kaart kon brengen (blz. 77). De rechtszaak die Liesbeth Zegveld in de jaren erna aanspande tegen de Nederlandse staat voor het bijdragen aan Amerikaanse targeting in Somalië en de maatschappelijke discussie daarover blijven echter onvermeld. De Nederlandse bijdrage aan een All Source Information Fusion Unit (ASIFU) van de VN-missie in Mali in 2014-2018 omschrijft de auteur als zeer waardevol voor de missie (blz. 151), maar over problemen en knelpunten waarover in andere literatuur wordt gesproken (of de reden waarom ASIFU uiteindelijk is samengevoegd met de reguliere inlichtingenstructuur binnen de missie) zegt zij niets.[8]
In hoofdstuk 5 staan wel meer verschillende dilemma’s centraal die bij inlichtingen kunnen spelen, bijvoorbeeld over het spanningsveld dat kan bestaan tussen inlichtingen en opsporing, de omgang met strafbare feiten en de keuze wel of niet over te gaan tot interventie (blz. 192-193). Of de noodzaak om met steeds meer verschillende nationale en internationale partners samen te werken. Daarbij kan de overheid ook fouten maken. Zo maakten advocaten van terrorismeverdachten die in september 2018 waren opgepakt in Arnhem en Weert succesvol bezwaar tegen de manier waarop infiltranten (door de wijze van contact onderhouden) aan niet-toegestane beïnvloeding deden (blz. 192). En elders in het boek merkt Aerdts bij de suggestie om diensten een grotere rol te geven bij criminaliteitsbestrijding op hoe dergelijke BVD-activiteiten in het verleden ‘geen onverdeeld succes’ waren (blz. 206).
Sociaal contract
Belangrijk thema in het boek is het ‘sociaal contract’ tussen burger en staat. Dit legitimeert de bijzondere bevoegdheden van de diensten en stelt tegelijkertijd eisen en waarborgen om de balans te bewaken met fundamentele rechten. Aerdts legt het bredere spectrum aan toezichtorganisaties en evaluatiecommissies uit en benadrukt het belang van goed toezicht. Maar zij zet dit ook af tegen de grote impact die al deze eisen hebben op de slagkracht en effectiviteit van de diensten. Verder geeft zij aan hoe openbare toezichtrapporten veel inzicht geven in het werk van de diensten en zo beperkend kunnen werken op bijvoorbeeld de noodzakelijke internationale samenwerking en vertelt hoe Bits of Freedom via een mogelijk oneigenlijke ‘u-bocht’-constructie bindend advies van de CTIVD-afdeling Klachtbehandeling afdwong (blz. 186). Transparantie (waar mogelijk) is noodzakelijk in een democratie, maar soms hadden de diensten zaken liever geheim gehouden, zo stelt Aerdts (blz. 188). Het zijn momenten in het boek waarop de auteur de anonieme gesprekken laat doorklinken.
Het laatste inhoudelijke hoofdstuk over de toekomst gaat in op de veranderende wereld waarin corona en de oorlog in Oekraïne voor een ander veiligheidsbesef zorgden in Nederland: nieuwe rollen worden besproken en de positie van de diensten in de maatschappij kan schuiven. Aerdts gaat ook in op nieuwe technologische ontwikkelingen. De conclusie van het boek is deels een waarschuwing en een oproep: spionage door China en andere landen vindt plaats en terrorisme en extremisme zullen niet verdwijnen. Deze niet-aflatende dreigingen laten zien hoe cruciaal het is dat de diensten hun werk goed kunnen blijven doen. Ook de politiek-bestuurlijke omgeving en lopende wetstrajecten hebben grote invloed. Het is daarom voor de diensten belangrijk om zoveel mogelijk uitleg te geven en open te zijn waar dat kan. Aerdts: ‘gelukkig zijn er maatschappelijke organisaties en journalisten die de diensten heel kritisch volgen’ (blz. 220). Maar ten slotte, zegt ze, moet ook de burger zelf niet naïef zijn. We geven grote bedrijven als Google toestemming om onze data op te slaan, ‘maar wee o wee’ als de overheid de diensten die bevoegdheid wil geven in het kader van het landsbelang, dan is er weerstand (blz. 222).
Vanwege Aerdts’ vlotte en persoonlijke schrijfstijl waant de lezer zich soms op een prettige manier in de collegebanken. Zeker voor studenten of andere geïnteresseerden is het boek dan ook een laagdrempelige introductie in de wereld van de inlichtingendiensten. Door de lezer af en toe mee te nemen naar het perspectief van degene die afluistert – ‘wat doe je?’(blz. 169) – maakt Aerdts het werk beter voorstelbaar en nuanceert zij eventuele misvattingen. Aerdts is er transparant over dat ze dit perspectief meer naar voren wil brengen. Binnen het bredere palet van Nederlandse inlichtingenliteratuur is Diensten met geheimen daarom een aanvulling met een duidelijke eigen signatuur.
Dr. Peter de Werd, Nederlandse Defensie Academie
[1] Bob de Graaff en Cees Wiebes, Villa Maarheeze. De geschiedenis van de inlichtingendienst buitenland (Den Haag, SDU, 1999); Dick Engelen, Frontdienst. De BVD in de Koude Oorlog (Grave, Dedicon, 2007); Constant Hijzen, Vijandbeelden. De Veiligheidsdiensten en de democratie, 1912-1992 (Amsterdam, Boom, 2016); Cees Wiebes, Samen met de CIA. Operaties achter het IJzeren Gordijn (Amsterdam, Boom, 2016); Bob de Graaff, Ongekend en Onderscheidend. De geheime geschiedenis van de MIVD (Amsterdam, Boom, 2022).
[2] Bob de Graaff, Data en dreiging. Stap in de wereld van Intelligence (Amsterdam, Boom, 2019).
[3] Huib Modderkolk, Het is oorlog maar niemand die het ziet (Amsterdam, Podium, 2019).
[4] Ministerie van Defensie, Fog of war 2.0. 20 jaar MIVD (seminar MIVD, Den Haag, 23 juni 2022).
[5] De Graaff, Ongekend en Onderscheidend, 266-296.
[6] Zie bijvoorbeeld Bob de Graaff, ‘Inlichtingen- en veiligheidsdiensten als schaamlap’, Openbaar Bestuur, 20:4 (2010) 24-32.
[7] CTIVD Toezichtsrapport nr. 67 over de gegevensverstrekking door de AIVD over het Cornelius Haga Lyceum, 6 december 2019. Zie: https://www.ctivd.nl/documenten/rapporten/2019/12/06/index.
[8] Zie bijvoorbeeld Sebastiaan Rietjens en Erik de Waard, ‘UN Peacekeeping Intelligence, The ASIFU Experiment’, International Journal of Intelligence and CounterIntelligence, 30:3 (2017) 532-556.
Diensten met geheimen
Hoe de AIVD en MIVD Nederland veilig houden
Door Willemijn Aerdts
Amsterdam (Ambo|Anthos) 2023
251 blz. – ISBN 9789026354120