Soms zorgt de boekhandel voor een feest der herkenning. Dat overkwam mij bij de titel van dit boek. Als student was ik in 1973 betrokken bij de transscriptie van de memoires van het Kamerlid Daniël van Eck die generaal-majoor jhr J.C.C. den Beer Poortugael op grond van diens inspanningen de oorlog te humaniseren eens aansprak met de woorden: ‘Je bent de vredelievendste oorlogsman dien ik ken’.
Archivaris Vincent Klooster en militair historicus Ben Schoenmaker richten met dit boek de schijnwerper op deze veelzijdige beroepsofficier, die niet alleen veel over militaire, juridische en historische onderwerpen schreef, maar ook zijn dagelijkse beslommeringen nauwgezet boekstaafde. Den Beer heeft met zijn ‘Levensschets’ (memoires) en zijn Dagboek een belangrijke erfenis nagelaten. Deze herinneringen, op relevante punten aangevuld met dagboekfragmenten, zijn nu thuis te lezen. Schoenmaker, directeur van het NIMH, introduceert de hoofdrolspeler en biedt de lezer voldoende context om diens handel en wandel te kunnen plaatsen. De keurig verzorgde uitgave bevat verder een beknopte bibliografie van de generaal, een overzicht van geraadpleegde bronnen en literatuur alsmede een register.
IJverig cadet
Den Beer, geboren in 1832, beschikt over een vlotte pen. Hij schetst hoe zijn vader, die als eerste luitenant tijdens de Tiendaagse Veldtocht het commando voert over de compagnie vrijwillige jagers van de Leidse Universiteit, in 1835 om medische redenen ontslag uit militaire dienst neemt en als belastingontvanger de kost gaat verdienen. Hij is weinig zakelijk en er zijn voortdurend geldzorgen. In 1848 wordt Den Beer met de hakken over de sloot tot de KMA toegelaten. Hij beschrijft de gang van zaken in Breda levendig. Hij oordeelt positief over het fenomeen ‘baren’, omdat pedante en verwende ventjes op hun plaats worden gezet. Hij is een ijverig cadet, behoort tot de besten van zijn jaar, maar krijgt te maken met gezondheidsklachten. Zijn beschrijving van de medische verzorging op de KMA is onthutsend. In 1852 begint zijn loopbaan als infanterieofficier. Hij schetst het karige bestaan en hoe overplaatsingen de financiële zorgen vergroten. Speelschulden drijven menig collega tot zelfmoord. Den Beer heeft hulp van familieleden nodig om te trouwen; niet alleen de bruid en haar familie moeten van onbesproken gedrag zijn, maar een jong officier moet zich de huwelijkse staat ook kunnen permitteren. Vlektyfus zorgt ervoor dat hij drie jaar later alweer weduwnaar is. Hij voelt zich een troepenman, waardeert de camaraderie bij zijn regiment en heeft een geringe dunk van de ‘Trappenloopers’ in Den Haag.
Toch zorgt een overplaatsing naar het ministerie voor een beslissende wending in zijn loopbaan. Den Beer mag zijn tanden zetten in de legervorming. Het ijveren voor een krachtige landmacht wordt vervolgens een rode draad in zijn bestaan. Zijn voorstellen tot modernisering wekken de toorn van koning Willem III, die het leger als zijn speeltje beschouwt. Een tweede huwelijk bevrijdt Den Beer definitief van geldzorgen. Een kortstondig compagniescommando wordt gevolgd door een plaatsing als docent bij de pas opgerichte stafschool in Breda, waar hij het nieuwe vak oorlogsrecht gaat doceren en een handboek daarover vervaardigt. Tijdens de mobilisatie van 1870-1871 is hij geplaatst bij het hoofdkwartier van het veldleger en schrijft hij het rapport dat de gebreken bij het leger in kaart brengt. Hij verdiept zich verder in het oorlogsrecht, wordt een vertrouwd gezicht op de eerste internationale conferenties over dit nieuwe rechtsgebied en treedt, als self-made jurist, toe tot het Institut du Droit International. Het streven om oorlog te voorkomen, onder meer door arbitrage, en oorlogsgeweld te beperken, is een tweede rode draad in de memoires.
Verbetering van de krijgsmacht
Den Beer beschikt over grote werkkracht, een scherp analytische geest en is een belezen man. Als directeur van de Stafschool bevordert hij het werken met scenario’s, als (waarnemend) hoofdintendant zorgt hij voor verbeteringen in het logistieke domein. Wanneer begin 1879 de werkzaamheden stagneren na het overlijden van minister J.K.H. de Roo van Alderwerelt, maakt hij zijn zorgen hierover kenbaar aan de premier, met als gevolg dat hij zelf als bewindsman mag optreden. Dit heeft slechts enkele maanden geduurd, lang genoeg echter voor een weinig opwekkend portret van koning Willem III. In 1883 keert hij terug naar de KMA, waar drankzucht en tuchteloosheid heersen. Door regels te stellen, cadetten vertrouwen te schenken en meer mogelijkheden tot ontspanning te bieden, verbetert hij de sfeer. Als Inspecteur Militair Onderwijs, Commandant van de Tweede Divisie en Commandant van de Stelling Amsterdam vervolgt hij als generaal-majoor zijn loopbaan. In al die functies is hij voortdurend bezig met de verbetering van de krijgsmacht, waarbij hij niet te beroerd is plannen van militaire leiding van kritiek te voorzien. Als hij in 1890 wordt gepasseerd voor de functie van Inspecteur der Infanterie, is voor hem de maat vol en hangt hij zijn pet aan de wilgen.
Den Beer blijft echter wel actief. Als lid van de Raad van State sinds 1892 is hij penvoerder bij veel adviezen over militaire- en koloniale aangelegenheden en verhaalt daarover uitvoerig. Hij staat in voortdurend contact met de juridisch groten der wereld en wordt in 1895 zelfs tot vice-voorzitter van het Institut du Droit International gekozen. Hij is een van de Nederlandse gedelegeerden bij de Haagse Vredesconferenties en betreurt het dat koningin Wilhelmina sceptisch staat tegenover het streven om door rechtsregels oorlog zoveel mogelijk uit te bannen. Den Beer maakt overigens van zijn hart geen moordkuil. De grote vaderlandse jurist T.M.C. Asser, met wie hij de degens kruist over de waarde van verplichte arbitrage, komt er bij hem bekaaid van af en ook F. de Bas, Nederlands eerste krijgshistoricus, valt een vileine beschrijving ten deel. Gevraagd en ongevraagd adviseert Den Beer de Nederlandse regering in volkenrechtelijke kwesties en schroomt ook niet zijn mening in dagbladen te geven over actuele kwesties.
Opvallend is dat het ‘I love myself’ gehalte bij deze zelfbewuste heer van stand gaandeweg toeneemt. Den Beer is ingenomen met zijn verheffing in de adelstand. Ferme uithalen tegen het algemeen kiesrecht, socialistische ‘onruststokers’ en voorstanders van de volksweerbaarheid bevestigen zijn conservatief-liberale overtuigingen en vergroten het leesplezier. De vredelievendste oorlogsman is een interessante uitgave voor zowel de liefhebber van militaire geschiedenis als de geïnteresseerde in de geschiedenis van het internationaal recht, waarbij overigens een nadere duiding van zijn verdiensten op het laatste gebied niet zou hebben misstaan.
Drs. P.H. Kamphuis
De vredelievendste oorlogsman
Levensschets en dagboeknotities van generaal J.C.C. den Beer Poortugael
Door Vincent Klooster en Ben Schoenmaker (red.)
Hilversum (Uitgeverij Verloren) 2022
260 blz. – ISBN 9789464550078