Rusland vecht rond de eeuwwisseling twee oorlogen uit met rebellen in de opstandige deelrepubliek Tsjetsjenië. De strijd breekt los na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie als Tsjetsjenen hun kans schoon zien en de onafhankelijkheid roepen. Moskou, bang voor precedentwerking, grijpt hard in, maar slaagt er aanvankelijk niet in de opstand de kop in te drukken. In de periode tussen 1996 en 1999 verandert het karakter van de strijd. De Tsjetsjeense strijders, vaak gesteund vanuit het buitenland, radicaliseren en religie wordt de drijvende kracht achter het onafhankelijkheidsstreven. Mede dankzij framing van de in 2000 aangetreden Russische president Vladimir Poetin, verandert het beeld van de seculiere separatistische Tsjetsjeense beweging wereldwijd in die van een fundamenteel-islamitisch terreurbeweging. Een analyse.
Tweede luitenant Randy Noorman*
Op 31 december 1994, na een tiendaags lucht- en artilleriebombardement, naderen Russische gepantserde colonnes vanuit vier verschillende richtingen de Tsjetsjeense hoofdstad Grozny.[1] De 131th Maikop Motor-Rifle Brigade maakt met 120 pantserwagens (BMP/BTR) en 26 tanks (T-72) deel uit van de noordelijke aanvalsgroep, die optrekt richting het centraal gelegen treinstation. Als de brigade de buitenwijken van Grozny passeert, wordt de commandant, luitenant-kolonel Ivan Savin, door een Tsjetsjeense militante commandant via de radio gewaarschuwd om niet verder de stad binnen te trekken. Savin antwoordt dat hij geen keus heeft en dat hij zijn orders zal opvolgen.[2] De brigade trekt daarop dieper de stad in. De voertuigen rijden als in een parade in een lange sliert achter elkaar aan.
De Russische troepen parkeren hun voertuigen rond het treinstation. Velen stappen uit, lopen naar binnen en verwaarlozen daarmee hun verdediging. Korte tijd later hoort de communicatieofficier van Savin de onheilspellende woorden ‘Welcome to hell!’ door zijn koptelefoon.[3] Plotseling verschijnen Tsjetsjeense strijders vanachter het station en worden de Russen vanuit omringende gebouwen hevig onder vuur genomen. Het ene na het andere voertuig wordt door Rocket Propelled Grenades (RPG’s) uitgeschakeld. Binnen enkele uren is de omgeving bezaaid met brandende voertuigwrakken en gesneuvelde soldaten. De resterende Russen trekken zich hevig aangeslagen terug in het stationsgebouw. In de avond doen ze tevergeefs een uitbraakpoging, waarbij nog eens zestig man, onder wie de commandant, omkomen. In de dagen daarna weet slechts een handvol Russische soldaten de eigen linies buiten de stad te bereiken, terwijl 74 mannen gevangen worden genomen. De rest van de meer dan duizend manschappen tellende brigade sneuvelt in de gevechten met de Tsjetsjeense rebellen.
De Russische 131th Maikop Motor-Rifle Brigade trekt op oudjaarsdag 1994 Grozny in, een gewisse dood tegemoet. Luitenant-kolonel Ivan Savin zegt dat hij geen keuze heeft. Foto YouTube
Van de oorspronkelijke 120 gepantserde voertuigen worden er niet minder dan 102 uitgeschakeld, alsmede 20 van de 26 tanks. De 131th Maikop Brigade is feitelijk opgehouden te bestaan.[4] Het beeld bij de andere Russische colonnes is grotendeels hetzelfde. Wat een gemakkelijke omverwerping van de door Dzhokhar Dudayev uitgeroepen onafhankelijke Tsjetsjeense Republiek Itsjkerië had moeten zijn, eindigt in een smadelijke Russische nederlaag tegen de Tsjetsjeense separatisten. Anderhalf jaar later, op 30 augustus 1996, wordt het Akkoord van Khasavyurt gesloten. Het maakt een einde aan de Eerste Russisch-Tsjetsjeense Oorlog en betekent het voorlopige voortbestaan van een onafhankelijk Tsjetsjenië.[5] Drie jaar later, op 1 oktober 1999, trekken Russische grondtroepen opnieuw de opstandige republiek binnen en is de Tweede Russisch-Tsjetsjeense Oorlog een feit. Directe aanleiding is ditmaal de gewapende inval in Dagestan, twee maanden eerder, door niet minder dan tweeduizend islamitische strijders onder leiding van Shamil Basayev en Ibn al-Khattab. Emir (Arabisch voor commandant) Khattab behoort tot de oorspronkelijke Arabische Moedjahedin uit de jaren tachtig in Afghanistan en is op dat moment wellicht de grootste rivaal van Osama bin Laden als aanvoerder van het internationale jihadisme.[6] In plaats van het vaandel met de Groene Wolf, het symbool van Tsjetsjeense nationalisten, opereren deze strijders onder de zwarte Sayf al-Din banier, het symbool voor de internationale jihadbeweging.[7] Nog geen maand later wordt Moskou opgeschrikt door een reeks bloedige bomaanslagen op appartementencomplexen.[8] Verwijzend naar de wolf als symbool, refereert de gezaghebbende Russische krant Izvestiya in de nasleep van de aanslagen spoedig naar ‘wolvensporen’ die volgens de krant in de richting van de Kaukasus leiden.[9]
Het interbellum van 1996-1999 is de periode waarin de beeldvorming van het Tsjetsjeense conflict, in zowel Rusland als het Westen, geleidelijk aan transformeert van ‘separatistisch’ naar ‘islamitisch-terroristisch’. Het onafhankelijkheidsstreven wordt vervangen door jihad en de Tsjetsjeense Republiek wordt verruild voor een kalifaat, vergezeld van alle associaties die deze termen doorgaans oproepen. Het hernieuwde conflict in de Kaukasus is daarnaast onlosmakelijk verbonden met de onwaarschijnlijk snelle opkomst van Vladimir Poetin, als premier en later president van de Russische Federatie. Later zou hij zeggen over het conflict dat hij het als zijn historische missie zag om het te beëindigen.[10] Een missie waarin beïnvloeding van het narratief, niet voor de laatste maal, als wapen in de Russische periferie werd ingezet. Een narratief dat desondanks niet volledig bezijden de waarheid is. Er zijn dan ook maar weinig conflicten waar de uitdrukking One man's terrorist is another man's freedom fighter zo van toepassing is als op de Russisch-Tsjetsjeense Oorlogen.[11] Daarbij is het onderscheid in beeldvorming afhankelijk van het perspectief dat men hanteert, wat zoals gezegd even veranderlijk als beïnvloedbaar kan zijn. Om de geschiedenis van de Tsjetsjeense Oorlogen te kunnen duiden, is het dan ook noodzakelijk om inzicht te verschaffen in de factoren die gedurende de betreffende periode op zowel het Russische als het Westerse perspectief van invloed zijn geweest.
Van onafhankelijkheid naar oorlog
Het verhaal van de Tsjetsjeense onafhankelijkheidsstrijd begint met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991. Dzhokhar Dudayev, een voormalig Sovjet-luchtmachtgeneraal, ziet zijn kans om in september van dat jaar de macht te grijpen. Een maand later worden verkiezingen gehouden en Dudayev wordt op 27 oktober 1991 de eerste president van de Tsjetsjeense Republiek Itsjkerië. Vijf dagen later verklaart hij zijn land onafhankelijk van Rusland.
Moskou is bang voor de precedentwerking die van een onafhankelijk Tsjetsjenië kan uitgaan.[12] Daarnaast lopen er voor Rusland belangrijke oliepijpleidingen door de Kaukasus. Hoewel de Russische president Jeltsin de door Dudayev uitgeroepen Tsjetsjeense onafhankelijkheid niet erkent, is hij op een enkele vruchteloze poging na niet in staat de afvallige deelrepubliek terug in het gareel te brengen. Rusland verkeert op dat moment in een grote politieke en economische crisis en Jeltsin heeft zijn positie nog niet voldoende weten te consolideren.[13] Desalniettemin stelt Rusland een economische en diplomatieke blokkade in, met desastreuze gevolgen voor de Tsjetsjeense economie en werkgelegenheid.
Tsjetsjeen en oud Sovjet-luchtmachtgeneraal Dzhokhar Dudayev roept in oktober 1991 de onafhankelijkheid van de Tsjetsjeense Republiek Itsjkerië uit. Foto Vladimir Varfolomeev
Na de verkiezingen in december 1993 groeit de invloed van nationalisten en communisten in de Russische Doema. De onvrede onder de Russen over het functioneren van Jeltsin lijkt zijn herverkiezing in juni 1996 in de weg te staan. Hij neemt daarop een hardere lijn in de kwestie Tsjetsjenië in met het doel om de nationalistische elementen binnen de Russische samenleving aan te spreken.[14] De interne problemen in Tsjetsjenië nemen ondertussen in omvang toe, wat tot gewapende confrontaties tussen aanhangers van Dudayev en oppositiegroeperingen leidt.[15] Moskou besluit daarop deze oppositiegroeperingen actief te ondersteunen met financiële en militaire middelen.
Op 26 november 1994 voeren gewapende Tsjetsjeense oppositiegroepen een aanval uit op de hoofdstad Grozny. Ze worden door niet als zodanig herkenbare Russische militairen gesteund.[16] De aanval loopt uit op een mislukking en minstens zeventig Russische soldaten worden door troepen van Dudayev gevangengenomen. Als Moskou blijft ontkennen direct betrokken te zijn geweest, dreigt Dudayev de Russische gevangenen te executeren. Ontkenning van militaire betrokkenheid, inzet van niet identificeerbare Russische troepen en het gebruik van gewapende proxies, zijn stuk voor stuk door Rusland gehanteerde methoden die ook anno 2018 niet onbekend in de oren klinken. Pas als de Russische krant Izvestiya op 2 december 1994 onweerlegbaar bewijs publiceert, wordt de Russische identiteit van de gevangenen vanuit de regering schoorvoetend toegegeven. Nu de betrokkenheid van Moskou op straat ligt, komt Jeltsin met een ultimatum aan Dudayev om binnen 48 uur zijn troepen te ontbinden en de gevangenen vrij te laten.[17] De Tsjetsjeense president weigert, waarop het Russische leger op 11 december Tsjetsjenië binnenvalt. Die inval leidt een aantal weken later tot de hiervoor beschreven en desastreus verlopen aanval op Grozny.
De Eerste Russisch-Tsjetsjeense Oorlog
Op 7 maart 1995, na weken van intense artillerie- en luchtbombardementen, gevolgd door infanterieaanvallen die aan de Slag om Stalingrad doen denken, valt Grozny in Russische handen. Twee maanden van hevige strijd heeft aan meer dan 20.000 burgers het leven gekost en de stad grotendeels in de as gelegd.[18] Het buitensporig gebruik van geweld tegen burgers leidt niet tot een krachtige veroordeling vanuit de internationale gemeenschap die het conflict in Tsjetsjenië als een interne Russische aangelegenheid beschouwt.[19] Ook de Verenigde Staten zwijgen. Ze vrezen dat kritiek op de oorlog negatieve gevolgen kan hebben voor de herverkiezing van Jeltsin en minder democratisch- en hervormingsgezinde tegenstanders in de kaart kan spelen.[20]
Met de Tsjetsjeense hoofdstad in Russische handen, verspreidt de oorlog zich naar de dorpen. Vele daarvan ondergaan hetzelfde lot als Grozny. De rebellen, kwetsbaar in het open landschap, trekken zich verder terug de bergen in. De voorname rebellenleider Shamil Basayev heeft als commandant van het Abchazische Bataljon tijdens de gevechten om Grozny een belangrijke rol gespeeld. Toen Jeltsin in november 1991, na het uitroepen van de Tsjetsjeense onafhankelijkheid, dreigde met een militaire interventie, was het tevens Basayev die het fenomeen ‘Tsjetsjeens terrorisme’ introduceerde. Als reactie op het samentrekken van Russische troepen aan de grens, kaapte hij met twee medeplichtigen een Toepolev TU-154 van Aeroflot, die vanuit de Russische Kaukasus op weg was naar Ankara. Vanuit Turkije vlogen ze terug naar Grozny, waar de passagiers werden vrijgelaten in ruil voor een aantal Tsjetsjeense gevangenen. Terwijl Jeltsin zijn troepen terugriep, werd Basayev door Dudayev als held bestempeld en met de rang van kolonel beloond.[21]
Tsjetsjeense rebellen bij een neergehaalde Russische Mi-8 helikopter, december 1994. Foto Mikhail Evstafiev
Na de val van Grozny komen op 3 juni 1995 de vrouw, het kind en zus van Basayev om het leven bij een Russische luchtaanval. Korte tijd later haalt hij het wereldnieuws als Russia’s number one terrorist. Op 14 juni steekt hij met 148 strijders, vermomd als Russische huurlingen, de grens over en weet 100 mijl op Russisch grondgebied door te dringen. Aangekomen bij de stad Budyonnovsk beschieten ze het politiebureau en nemen het stadhuis in bezit, om zich vervolgens met minstens 1.200 gijzelaars in het plaatselijke ziekenhuis te verschansen. Als het Russische leger arriveert, verandert het gijzeldrama in een regelrechte belegering. Na een drietal vergeefse bestormingen in vier dagen tijd, waarbij meer dan honderd gijzelaars omkomen en er bijna vijfhonderd gewond raken, weet Basayev zowel een veilige aftocht als een tijdelijk staakt-het-vuren in Tsjetsjenië te bedingen.[22]
Een half jaar later voert Salman Raduyev, als leider van een groep genaamd Lone Wolf, eenzelfde soort operatie uit in een dorp net over de grens met Dagestan. Hierbij worden nog eens minstens duizend gijzelaars in een ziekenhuis vastgehouden. De situatie escaleert als de Tsjetsjenen ondanks de door Moskou beloofde vrije aftocht, in een hinderlaag van Russische speciale eenheden terechtkomen. Aan beide zijden vallen tientallen doden en honderden gewonden, voordat de Tsjetsjenen er uiteindelijk in slagen om de grens te passeren.[23]
De gedurfde acties maken geen einde aan de oorlog en begin 1996 lanceren de Russen een nieuwe campagne, die vergezeld gaat van een toename van excessief geweld tegen de bevolking in de dorpen ten zuiden van Grozny. Dan, begin maart, openen de Tsjetsjeense rebellen plotseling een grootschalige aanval op Grozny en weten de hoofdstad te heroveren en een aantal dagen in handen te houden. Met de Russische presidentsverkiezingen in het vooruitzicht schort Jeltsin de gevechtshandelingen tijdelijk op, om ze na de herverkiezing in intensiteit en omvang onverminderd voort te zetten.[24] In april komt de Tsjetsjeense president Dudayev om het leven. Hij wordt opgeblazen door een geleide Russische raket als hij met een satelliettelefoon naast zijn auto staat te bellen.[25] Interim-president Zelimkhan Yandarbiyev volgt hem op.
In weerwil van deze tegenslag voert een groep van 1.500 rebellen onder leiding van Basayev in augustus 1996 nogmaals een aanval uit op Grozny, ondanks de aanwezigheid van 12.000 Russische troepen in en rond de stad. Net als op 31 december 1994 trekken de Russen daarop met gepantserde colonnes de stad in. En opnieuw lopen ze in Tsjetsjeense hinderlagen en lijden aanzienlijke verliezen. Enkele dagen later sluit Moskou een staakt-het-vuren met Aslan Maskhadov, opperbevelhebber van de Tsjetsjeense rebellen,[26] in augustus van het jaar daarop gevolgd door het formele vredesverdrag van Khasavyurt.[27] Terwijl hiermee aan de Eerste Russisch-Tsjetsjeense Oorlog officieel een einde komt, is de kiem voor de volgende oorlog al gelegd. Er is een nieuwe speler gearriveerd, die het reglement onomkeerbaar zal veranderen.
Entree van emir Khattab
Op 16 april 1996 rijdt een konvooi van het Russische 245th Motorized Rifle Regiment in een hinderlaag bij het dorp Yarysh Mardy, ten zuiden van Grozny.[28] In een voortreffelijk uitgevoerde vuuropening worden zowel het voorste als laatste voertuig, alsmede de verbindingsvoertuigen en dat van de commandant, door een combinatie van IED’s en RPG’s vrijwel gelijktijdig uitgeschakeld. Tijdens een twee uur durend gevecht worden alle 32 Russische voertuigen vernietigd, waaronder een viertal tanks en elf gepantserde voertuigen. Alleen de twaalf inzittenden van het laatste voertuig weten te ontsnappen. Ongeveer honderd Russische soldaten sneuvelen.[29] Als het schieten langzaam minder wordt, komt een aantal bebaarde strijders onder het scanderen van ‘alluha akbar’ tevoorschijn vanuit hun posities in de bosrand. Het is een groep Arabische mujahedeen onder leiding van Ibn al-Khattab.
Shamil Basayev haalt in 1995 het wereldnieuws als Russia’s no. 1 terrorist met de gijzeling van 1.200 mensen in een ziekenhuis in Budyonnovsk. Foto Natalia Medvedeva
Met deze aanval verschijnt een nieuwe speler op het Tsjetsjeense strijdtoneel. Al-Khattab introduceert niet alleen een nieuwe wijze van strijden in Tsjetsjenië, maar ook een wereldwijd netwerk van jihadisten. Hij toont zich een pionier door als eerste zijn gevechtsacties op video vast te leggen. De beelden tonen hoe hij na de hinderlaag triomfantelijk tussen zwartgeblakerde Russische lichamen nog rokend naast hun brandende voertuigen, loopt. De video en daarmee zijn reputatie, verspreidt zich snel onder de Tsjetsjeense rebellen. Veel kopieën vinden hun weg naar moskeeën in het buitenland om als recruteringsvideo voor de wereldwijde jihadistische zaak te dienen.[30]
‘Emir’ Khattab, zoals hij bekend zou worden, is 17 jaar oud als hij in 1988 Saoedi-Arabië verlaat om in Afghanistan tegen de Sovjets te vechten. Daar doet hij zijn eerste gevechtservaring op en komt hij in aanraking met andere mujahedeen, onder wie Osama bin Laden. Na de oorlog in Afghanistan organiseren de strijders zich begin jaren negentig in Ansar- of Azzam Brigades, vernoemd naar de in Palestina geboren inspirator achter de internationale jihadbeweging Abduallah Yusuf Azzam. Via netwerken die oorspronkelijk zijn opgericht om de moslimgemeenschap vanuit Saoedi-Arabië door middel van goede doelen te ondersteunen, duiken zij overal op in gewapende conflicten. Op de grens van het dar al-islam (huis van de islam) en het dar al-harb (huis van de oorlog) om de moslimgemeenschap te beschermen.[31] Khattab richt zijn eigen eenheid op en neemt die mee als hij begin jaren negentig naar Tadzjikistan afreist om ook daar tegen het communistische regime te vechten.[32] Daarna trekt hij naar Tsjetsjenië, waar hij in de lente van 1995 met ongeveer honderd strijders arriveert.[33]
Interbellum
Op 12 februari 1997 wordt de seculiere rebellenleider Aslan Maskhadov als derde president van Tsjetsjenië geïnaugureerd.[34] Hij vertegenwoordigt de meer gematigde stroming binnen de rebellenbeweging en richt zich in tegenstelling tot zijn voorganger Yandarbiyev op het verkrijgen van Tsjetsjeense onafhankelijkheid en verzoening met Rusland. Om zijn legitimiteit als democratisch verkozen president te waarborgen en binnen de internationale gemeenschap als zodanig erkend te blijven, is het zaak dat Maskhadov zich openlijk distantieert van Basayev en Raduyev, die in de ogen van Moskou en de wereld terroristen zijn. Tegelijkertijd is het echter noodzakelijk dat hij de twee niet van zich vervreemdt.
Tsjetsjenië: als de oorlog zich naar de dorpen verspreidt, trekken de rebellen zich verder terug de bergen in. Cartografie UNHCR, Global Insight Digital Mapping
Basayev zelf is tussen 1992 en 1994 verscheidene keren naar de Afghaanse provincie Khost afgereisd, voor militaire trainingen in een opleidingskamp van Osama bin Laden. Daaruit blijkt dat hij voor de oorlog al ontvankelijk was voor de notie van jihad.[35] Toch lijkt hij evenals Raduyev bij het uitbreken van de gevechten in 1994 voornamelijk door het idee van Tsjetsjeense onafhankelijkheid te worden geïnspireerd. Naarmate de strijd voortduurt, vindt er echter een radicalisering plaats waarbij religie het op seculiere leest geschoeide onafhankelijkheidsstreven als drijvende kracht van het conflict overneemt. Diverse prominente leiders van het verzet ondergaan in deze periode dan ook een ideologische transformatie, teweeggebracht door de groeiende invloed van het toenemend aantal buitenlandse jihadisten.[36] Ook Yandarbiyev bezoekt in de jaren daarna Afghanistan, waar hij gesprekken heeft met Taliban-leider Mullah Omar en met Osama bin Laden.[37]
Het naoorlogse Tsjetsjenië wemelt ondertussen van werkloze maar ervaren strijders, ruimschoots voorzien van wapens en munitie, wiens loyaliteit eindigt bij individuele commandanten. Niet in staat om de verschillende warlords aan zijn centrale gezag te binden, verliest Maskhadov geleidelijk zijn greep en moet lijdelijk toezien hoe Tsjetsjenië in een staat van wetteloosheid en criminaliteit vervalt.[38] Kidnappings zijn aan de orde van de dag, evenals moorden, maar ook treinberovingen, het aftappen van oliepijpleidingen, drugshandel en het in grote hoeveelheden drukken van vals geld.[39] Uiteindelijk leidt de situatie tot een tweespalt binnen de Tsjetsjeense overheid, vertegenwoordigd door twee verschillende religieuze standpunten.[40]
Maskhadov, zelf een aanhanger van het regionale tariqatisme, omringt zich met een aantal gematigde militieleiders, onder wie de grootmoefti van Tsjetsjenië Akhmad Kadyrov.[41] Ondertussen blijft hij zich kritisch uitlaten over de aanhoudende terroristische aanslagen in Rusland.[42] Basayev, Raduyev en Yandarbiyev daarentegen belanden in de oppositie en vinden aansluiting bij al-Khattab en zijn voornamelijk Arabische wahabisten.
Islamisering van het conflict
Wahabisme is net als het salafisme een fundamentalistische stroming binnen de soennitische islam, met als voornaamste verschil dat het oudere wahabisme specifiek uit Saoedi-Arabië afkomstig is. Beide stromingen erkennen slechts de Koran en de Hadith als ultieme autoriteit en worden gekenmerkt door een strenge interpretatie van de leer van de profeet Mohammed.[43] Het wahabisme is streng gekant tegen afwijkende praktijken zoals deze voorkomen in het soefisme, dat onder de naam tariqatisme als regionale variant in Tsjetsjenië bestaat. De toestroom van wahabisten tijdens en na de oorlog ging gepaard met militaire en vooral financiële steun van buitenlandse radicaalislamitische organisaties uit landen als Saoedi-Arabië, Afghanistan, Pakistan, Koeweit, Qatar en Jordanië.[44] In tegenstelling tot Bosnië, waar uitzetting van de wahabitische mujahideen in het Verdrag van Dayton was opgenomen, werd dit in het Khasavyurt Akkoord niet vastgegelegd.[45]
Ondanks de ontwapening wemelt het in Tsjetsjenië na het vredesakkoord van Khasavyurt in 1996 nog van de wapens en munitie. Foto Vladimir Varfolomeev
Na de terugtrekking van Russische troepen uit Tsjetsjenië, breiden de wahabisten onder Khattab hun invloed uit. Khattab richt kampen op waar jongeren uit de gehele Kaukasus islamitisch onderwijs en militaire trainingen krijgen. Onderwijl blijft de aanvoer van jihadisten via de bestaande netwerken gestaag doorgaan.[46] Dit is tevens de periode waarin kortstondig contact tot stand komt tussen Khattab en Osama bin Laden. Khattab is inmiddels uitgegroeid tot één van de grote leiders binnen de internationale jihadbeweging en weet daarmee de aandacht van Bin Laden te trekken. Maar waar Bin Laden zich hoofdzakelijk tegen de joods-christelijke alliantie onder leiding van de Verenigde Staten richt, blijft Khattab zich concentreren op de strijd tegen Rusland.[47] Desondanks doneert ook Bin Laden verscheidene keren grote sommen geld zodat Khattab zijn strijd tegen de Russen kan voortzetten.[48]
In 1998 richten Khattab en Basayev de International Islamic Peacekeeping Brigade (IIPB) op. De fundamentalistische multinationale eenheid heeft het doel een onafhankelijk Tsjetsjenië onder islamitische wetgeving (sharia) tot stand te brengen.[49] De ideologische alliantie tussen Khattab en Tsjetsjeense warlords als Basayev, Raduyev en Yandarbiyev betekent voor de laatsten een tot dusver ongekende toegang tot wapens en kennis van islamitische strijders. En steun van een omvangrijk internationaal financieel netwerk. Het is ongetwijfeld een belangrijke reden voor de adoptie van het wahabisme, een stroming die de Tsjetsjeense cultuur en religie in wezen vreemd is.[50] Daarnaast lijkt het vooruitzicht op een islamitische staat en de daarbij behorende wetgeving, in de ogen van in ieder geval een deel van de lokale bevolking een oplossing voor de groeiende wetteloosheid en criminaliteit in het land.[51]
Ondanks de deels succesvolle pogingen van de wahabisten om hun footprint te plaatsen, is er ook een aanzienlijk deel van de Tsjetsjeense bevolking dat de wahabisten wantrouwt en loyaal blijft aan het traditionele tariqatisme.[52] In 1998 leiden de religieuze spanningen tot een reeks gewelddadige confrontaties.[53] Het jaar daarop wordt Maskhadov door zijn oppositie gedwongen om de sharia in te voeren.[54] Het succesvol beëindigen van de oorlog en het invoeren van sharia verandert Tsjetsjenië in de ogen van Khattab en zijn islamisten in dar al-islam, ook wel het ‘huis van de vrede’ genoemd en zorgt voor het verder opschuiven van dar al-harb in de Kaukasus, in dit geval specifiek richting Dagestan.[55] Dat land, een etnisch mozaïek, beschikt over een aanzienlijke wahabitische gemeenschap die daar in het begin van de jaren negentig vanuit het Midden-Oosten naartoe is gekomen.[56] Gedurende het Tsjetsjeense interbellum begint Khattab in toenemende mate en in samenwerking met Dagestaanse wahabisten grensoverschrijdend te opereren.[57] In juli 1999 escaleert de situatie in Dagestan en breekt er een gewelddadige confrontatie uit tussen plaatselijke wahabisten en lokale Dagestaanse autoriteiten. Als reactie vallen Khattab en Basayev met ongeveer 2.000 strijders Dagestan binnen. Hun doel is niets minder dan het ‘dekoloniseren’ van de, voornamelijk islamitische, Russische staten in de Kaukasus, te beginnen met het verenigen van Tsjetsjenië en Dagestan tot een islamitisch kalifaat.[58] Het antwoord vanuit Moskou komt dit keer hard en snel, niet in de minste plaats als gevolg van een belangrijke wisseling van de wacht binnen de muren van het Kremlin.
Na 1997 islamiseert het conflict in Tsjetsjenië. Foto Mikhail Evstafiev
De opkomst van Poetin en de Tweede Russisch-Tsjetsjeense Oorlog
Het is een turbulente periode in Rusland en specifiek Moskou, die wordt gekenmerkt door economische problemen en politieke instabiliteit. In 1998 wordt Rusland getroffen door een financiële crisis en de populariteit van Jeltsin daalt tot een nieuw dieptepunt. Hoofdzakelijk vanwege aanhoudende controverses rondom zijn persoonlijke financiën en dat van zijn directe omgeving, die toepasselijk als ‘de familie’ bekend staat en als zijn machtsbasis fungeert. Daarnaast ligt Jeltsin continu overhoop met het Russische parlement dat tot op het bot in twee kampen verdeeld is tussen communisten en democraten.[59]
De relatie met het Westen staat eveneens onder druk. In juni 1999 raken Russische luchtlandingstroepen, in Kosovo op weg naar de luchthaven van Pristina, met NAVO-eenheden in een wedloop verwikkeld. Operatie Allied Force, de luchtcampagne van de NAVO tegen de Federale Republiek Joegoslavië, wordt daarnaast uitgevoerd zonder toestemming van de VN-Veiligheidsraad, wat in de ogen van veel Russen de dreiging van de NAVO bevestigt.[60] Dit gevoel wordt nog verder aangewakkerd door de uitbreiding van de NAVO richting het oosten met de toetreding van Polen, Hongarije en Tsjechië tot het bondgenootschap in 1999.
Te midden van deze ogenschijnlijke externe bedreigingen vallen Basayev en Khattab het naburige Dagestan binnen. Dan, in september 1999, vindt er een viertal bomaanslagen plaats op appartementencomplexen in de Russische steden Moskou, Buynaksk en Volgodonsk. Circa 350 Russische burgers komen daarbij om het leven, terwijl er meer dan duizend gewond raken. Voor de inwoners van Moskou is het een herinnering aan de bomaanslagen in 1996, waarbij onder meer een tweetal trolleybussen werd opgeblazen.[61] Maar net als toen zijn de explosies niet onomstreden en ontkennen Tsjetsjeense leiders als Maskhadov en Basayev en zelfs Khattab iedere vorm van betrokkenheid.[62]
Als op 22 september leden van de Russische veiligheidsdienst FSB worden betrapt tijdens het plaatsen van gelijksoortige explosieven in een appartementencomplex in Ryazan, luidt de officiële verklaring van de regering in Moskou dat dit tot doel had om de waakzaamheid van de bewoners te testen.[63] Hoewel de regering in Moskou niet in staat is de daaruit voortvloeiende geruchten over betrokkenheid van de FSB te weerleggen, worden deze ook nooit bevestigd en hebben ze amper gevolgen voor de beeldvorming onder de Russische bevolking, die overtuigt is van Tsjetsjeense betrokkenheid.[64] In deze situatie maakt de wereld kennis met Vladimir Poetin. Een week na de inval in Dagestan, op 9 augustus 1999, wordt Poetin de nieuwe premier van Rusland.[65] Het voormalig FSB-hoofd wordt uitgekozen om de belangen van ‘de familie’ ook na het aftreden van Jeltsin te behartigen.[66] Zijn aanstelling komt mede voort uit een nieuwe machtsfactor binnen het Kremlin, de zogenoemde Siloviki (soms vertaald als ‘sterke mannen’), een nationalistische factie die Rusland wil zien terugkeren naar haar voorgaande glorie en vrijwel volledig bestaat uit voormalige werknemers van Russische (militaire) inlichtingen en veiligheidsdiensten.[67]
Als onderdeel van het patronagesysteem binnen de Russische politiek wordt de functie van premier door Jeltsin gebruikt om potentiële presidentiële opvolgers te beoordelen. In de laatste achttien maanden van zijn presidentschap kent Rusland dan ook niet minder dan vier opeenvolgende premiers. Dat drie van de vier tot de Siloviki behoren zegt voldoende over de groeiende invloed van deze factie in het Kremlin.[68] Hoewel zijn voorganger later zal verklaren dat het besluit om Tsjetsjenië opnieuw binnen te vallen reeds in maart 1999 was genomen, weet Poetin behendig aansluiting te vinden bij de publieke opinie.[69] In september zegt hij op de Russische tv: ‘We zullen de terroristen overal achtervolgen. Als ze op de luchthaven zijn, zullen we ze op het vliegveld vervolgen. En als we ze in het toilet vangen, dan zullen we ze in het bijgebouw afmaken. Het probleem is voor eens en voor altijd opgelost.’[70]
Met zijn uitspraken weet Poetin niet alleen in te spelen op de sentimenten onder de bevolking, hij weet ook de Russische militaire leiding aan zich te binden.[71] Met parlementaire en presidentiële verkiezingen in het vooruitzicht krijgt de relatief onbekende Poetin in korte tijd de Russische bevolking op zijn hand. Uit peilingen blijkt dat zijn populariteit zienderogen groeit en in december al meer dan de helft van de Russische stemmers omvat. De perceptie van de Kaukasische dreiging onder de Russische bevolking en de wijze waarop Poetin die in korte tijd ogenschijnlijk weet te beteugelen, zijn grotendeels verantwoordelijk voor zijn spectaculaire politieke opkomst.[72] Vanuit het Kremlin krijgen Russische media te horen dat ze termen als ‘opstandelingen’ of ‘rebellen’ moeten vervangen voor ‘terroristen’ om de Tsjetsjeense strijders aan te duiden.[73] Door het conflict in de Kaukasus te framen als een strijd tegen de radicale islam, creëert Moskou niet alleen een casus belli voor een nieuwe oorlog, maar neemt het tegelijk de internationale waardering voor de Tsjetsjeense zaak weg.[74]
Ondanks het feit dat de Tsjetsjeense president Maskhadov zich openlijk van de inval in Dagestan distantieert, en zelfs aanbiedt om Basayev en Khattab aan Rusland uit te leveren, zet Moskou hem buitenspel. Door Maskhadov niet als legitieme president te erkennen versterkt Poetin het beeld van de radicale islamitische strijders als het gezicht van Tsjetsjenië.[75] Een gezicht dat in de ogen van de Internationale Gemeenschap geen legitieme aanspraak kan maken op afscheiding van Rusland. Terwijl een aantal belangrijke kopstukken uit het nationalistische kamp, zoals de broers Yamadayev en Ahmed Kadyrov, weigeren tegen de Russen in het geweer te komen, geldt dat niet voor veel andere Tsjetsjeense strijders. Onder hen Maskhadov, die zich door de koers van Moskou gedwongen voelt om zich met de radicaalislamitische elementen binnen het Tsjetsjeense verzet te verenigen.[76] Op 1 oktober 1999 vallen Russische grondtroepen voor de tweede maal Tsjetsjenië binnen, waarop Maskhadov oproept tot een heilige oorlog oproept en de Tweede Russisch-Tsjetsjeense Oorlog een feit is.[77]
Van oorlog naar insurgency
De Russische campagne begint op 23 september 1999 met grootschalige luchtbombardementen op trainingskampen, bevoorradingsbases, wapenopslagplaatsen en voor de Tsjetsjeense rebellen relevante infrastructuur. De dag ervoor hebben Russische grondeenheden de Tsjetsjeense grens hermetisch afgesloten.[78] De grondinvasie zou in eerste instantie tot aan de rivier de Terek lopen, om het land in tweeën te splitsen. Aansluitend zouden de Russische troepen vanachter een solide frontlijn door middel van raids en luchtaanvallen de rebellen in het zuidelijk deel van Tsjetsjenië kunnen bestoken. Deze eerste fasen verlopen, mede dankzij de terughoudendheid van een deel van de warlords en lokale bevolking echter dusdanig voorspoedig, dat de Russische militaire leiding al snel besluit de Terek over te steken.[79]
Met ondertussen meer dan 100.000 troepen in het land, gaan de Russen na omsingeling over tot de bestorming van de hoofdstad Grozny. Aanvalseenheden proberen systematisch wijk na wijk op de Tsjetsjeense verdedigers te veroveren. Ook ditmaal gaan de gevechten om Grozny gepaard met omvangrijke en soms willekeurige artillerie- en luchtbombardementen, waarbij veel onschuldige burgers het leven laten.[80] Als de Tsjetsjeense strijders aanzienlijke verliezen lijden tijdens hun pogingen om Grozny te verruilen voor de relatieve veiligheid van de bergen, gaan de Russische troepen over tot de derde en laatste fase. Met luchtlandingstroepen voeren ze raids uit, daarbij intensief gesteund door Mi-24 Hind aanvalshelikopters en Su-25 Frogfoot grondaanvalsvliegtuigen.[81]
Eind februari 2000 wordt het laatste door rebellen bezette dorp, Shatoi, door Russische troepen ingenomen, waarop de Russische minister van Defensie Igor Sergeyev aankondigt dat het Tsjetsjeense verzet gebroken is en de militaire campagne officieel ten einde komt. Desalniettemin loopt een compagnie Russische parachutisten nog geen week later in een hinderlaag van Khattab, waarbij niet minder dan 84 para’s om te leven komen, gevolgd door twee andere even bloedige hinderlagen in de onmiddellijke dagen daarna.[82] In juni wordt vervolgens de eerste van een lange reeks Tsjetsjeense zelfmoordaanslagen gepleegd, waarmee het begrip ‘zwarte weduwen’ zijn intrede doet.[83] De oorlog is misschien voorbij, maar de insurgency is nog maar net begonnen.
Tientallen islamitische Tsjetsjenen – mannen en vrouwen – gijzelen in oktober 2002 bijna 1.000 mensen in het Dubrovka theater in Moskou. Foto AP
Om te voorkomen dat nieuwe tegenslagen in Tsjetsjenië de populariteit van Poetin alsnog negatief kunnen beïnvloeden, besluit president Jeltsin op 31 december 1999 vroegtijdig zijn functie neer te leggen. Omdat de Russische grondwet voorschrijft dat er nu binnen drie maanden verkiezingen moeten komen, haalt hij zo de in juni geplande verkiezingen een aantal cruciale maanden naar voren. Jeltsin is overtuigd dat hij in Poetin zijn opvolger heeft gevonden en met hem zijn nalatenschap en ‘familie’ veiligstelt. Bovendien levert een verkiezingscampagne vanuit de functie van waarnemend president Poetin een belangrijk voordeel op. Een dag later ondertekent hij een decreet waarin Jeltsin en zijn familie worden gevrijwaard van eventuele vervolging.[84] Poetin wint de verkiezingen in maart vervolgens ruimschoots.
9/11 en de Global War on Terror
Op 11 september 2001 verschijnt Poetin op de Russische staatstelevisie om zijn solidariteit met het Amerikaanse volk te benadrukken, slechts enkele uren nadat twee passagiersvliegtuigen in New York zich in de Twin Towers van het World Trade Center hebben geboord. Zijn uitlating wordt onmiddellijk gevolgd door een eerder door hem afgegeven verklaring, waarin hij de wereld als in een ‘I told you so’ waarschuwt voor de gevaren van het islamitisch fundamentalisme.[85] In hun zoektocht naar de daders komen de Amerikanen al snel uit bij het Al Qaeda van Bin Laden, dat onder meer vanuit diverse trainingskampen in Afghanistan opereert.
Afghanistan is op dat moment al enige jaren in een burgeroorlog verwikkeld, tussen de Noordelijke Alliantie van Ahmad Sjah Massoud en de Taliban van Mullah Mohammed Omar. Het is niet de eerste keer dat de Taliban wordt beticht van het steunen van internationale terroristische organisaties. Al in 1998 bestoken de Verenigde Staten met kruisraketten vermeende terroristische trainingskampen, als reactie op de bomaanslagen op Amerikaanse ambassades in Tanzania en Kenia. Twee jaar later dreigt ook het Kremlin met luchtaanvallen op de Taliban, die volgens Moskou de islamitische strijders in Tsjetsjenië actief ondersteunen.[86]
De aanslagen in de Verenigde Staten komen op het moment dat de tegenstanders onder de Russische bevolking van de interventie in Tsjetsjenië, voor de eerste maal de voorstanders getalsmatig overtreffen. Om zowel de binnenlandse als buitenlandse steun voor de oorlog in Tsjetsjenië te vergroten, laat Moskou dan ook geen kans onbenut om parallellen te trekken tussen de aanslagen op 9/11 en het Russisch-Tsjetsjeense conflict en daarmee de gezamenlijke tegenstanders te benadrukken.[87] Zo wordt vanuit Moskou de onmiskenbare islamisering van het conflict zonder uitzondering gekoppeld aan het traditionele Tsjetsjeense terrorisme als dat van Basayev. Het is de definitieve stap die Tsjetsjenië in de beeldvorming van Rusland en de wereld transformeert van afvallige republiek tot terroristenbolwerk transformeert.[88]
Hoewel er ontegenzeggelijk verbanden bestaan tussen de wahabisten van al-Khattab en het Al Qaeda van Bin Laden, schroomt Moskou er niet voor om de vermeende jihadistische aantallen en connecties sterk te overdrijven.[89] Door op deze wijze de beeldvorming van de rebellen met dat van het internationale jihadisme te vereenzelvigen en zich in de Global War on Terror aan de zijde van de Verenigde Staten te scharen, weet Poetin de legitimiteit van het Tsjetsjeense verzet te ondergraven en de internationale kritiek op de Russische mensenrechtenschendingen te verstommen.[90] In de ogen van Moskou is het overigens het Westen dat zich in de strijd tegen terreur bij Rusland aansluit, een strijd die de Russen al sinds jaar en dag voeren.[91]
Een eenzijdige beëindiging van het conflict
Na het definitieve einde van de grootschalige militaire operaties in 2002, is het Tsjetsjeense terrorisme in Rusland zowel in aantal aanslagen als in omvang toegenomen. Op 23 oktober 2002 dringen tijdens de voorstelling van een musical 53 gewapende mannen en vrouwen het Dubrovka theater in Moskou binnen. Niet minder dan 979 bezoekers worden in gijzeling genomen. Tweeënhalve dag later, tijdens de bestorming door Russische speciale eenheden waarbij gas wordt gebruikt om de gijzelnemers te bedwelmen, komen naast alle terroristen 128 gijzelaars om het leven. Twee jaar later, op 1 september 2004, dringen 38 gewapende terroristen een school in Beslan binnen en gijzelen daarbij 1.200 mensen. Ook hier eindigt de situatie in een bestorming van de school door Russische speciale eenheden, ditmaal met driehonderd doden tot gevolg, van wie de helft kinderen.[92] De gijzelingen zijn slechts de twee bekendste in een lange reeks van terroristische aanslagen door Tsjetsjenen in Rusland.
De bezetting van een school in Beslan door Tsjetsjenen eindigt in 2004 met de dood van honderden gijzelaars onder wie veel kinderen. Foto Vladimir Varfolomeev
Sinds landen als Irak en meer recentelijk Syrië en Afghanistan opnieuw tot het domein van dar al-harb zijn toegetreden, heeft Tsjetsjenië als uitreisgebied voor jihadisten aan aantrekkingskracht verloren.[93] In een welhaast ironische omwenteling zijn het ditmaal de Tsjetsjeense strijders die in grote getalen in nieuwe conflictgebieden opduiken en daarmee het radicaal islamitische gedachtegoed met zich meebrengen.[94] Terwijl de wat meer gematigde strijders evengoed aan beide zijden van het Oekraïense front te vinden zijn.[95] Sinds de ogen van de wereld op het Midden-Oosten zijn gericht, heeft het conflict in de Kaukasus langzaam het toneel verlaten. Het laatste bedrijf heeft zich grotendeels achter de coulissen heeft afgespeeld.[96]
Terwijl Tsjetsjenië na 2002 tot een grotendeels autonome republiek binnen de Russische Federatie transformeert, komen de rebellenleiders één voor één aan hun einde.[97] Ahmad Kadyrov, vader van het huidige Tsjetsjeense staatshoofd, kiest de kant van Moskou en wordt in juni 2000 als de nieuwe Tsjetsjeense president geïnstalleerd.[98] Op 9 mei 2004, tijdens een overwinningsparade in Grozny, komt hij door een bomaanslag om een het leven, waarvoor Shamil Basayev de verantwoordelijkheid opeist.[99] Basayev zelf komt op 10 juli 2006 door een FSB-actie om het leven.[100] Maskhadov wordt in 2005 tijdens een FSB-operatie door zijn lijfwacht gedood om te voorkomen dat hij levend gevangen wordt genomen.[101] Net als bij veel andere beroemde en beruchte Mujahideen commandanten wordt de daadwerkelijke dood van ‘emir’ Khattab voorafgegaan door een reeks onjuiste overlijdensberichten. De FSB weet uiteindelijk zijn kring van intimi te infiltreren en hem op 19 maart 2002, door middel van een vergiftigde brief te vermoorden.[102]
Conclusie
Daarmee komt het verhaal van de Russisch-Tsjetsjeense Oorlogen ten einde. Vanuit historisch oogpunt de meest recente in een lange rij van Tsjetsjeense pogingen om onafhankelijk te worden van Rusland. Het is het verhaal van een etnisch-politiek geïnspireerde onafhankelijkheidsstrijd, die door een samenloop van interne Russische politieke ontwikkelingen, externe religieuze invloeden en invloedrijke mondiale gebeurtenissen, onderdeel wordt van de Global War on Terror. Een strijd waarin Russische troepen buitensporig veel geweld gebruiken, veelal als compensatie voor een gebrek aan militaire competentie, en waarin Tsjetsjenen zich van terrorisme bedienen als compensatie voor de Russische vuurkracht.
Een strijd die zich grotendeels buiten het westerse gezichtsveld heeft afgespeeld, maar desondanks aanzienlijke associaties oproept met de wereld van vandaag. Waarin de Groene Wolf als symbool van de seculiere separatisten wordt vervangen door de groene hoofdband van de jihad en waarin het internationale jihadisme als een katalysator fungeert en zowel de aard als het aangezicht van het conflict drastisch verandert. Een conflict dat een vroegtijdig einde maakt aan de totstandkoming van een islamitisch Kaukasisch emiraat, vijftien jaar voor het uitroepen van de Islamitische Staat in Irak en de Levant.
Het is echter ook het verhaal van een deels zelf gecreëerde en wellicht geënsceneerde casus belli, waarin het buitenproportioneel gebruik van geweld door de Russische strijdkrachten, alsmede het stelselmatig labelen van terroristische aanslagen als islamitisch fundamentalisme door Poetin, heeft bijgedragen aan het creëren van juist die vijand die Rusland beweert en geprobeerd heeft te bestrijden, waardoor het beeld van de Tsjetsjeense vrijheidsstrijder geleidelijk is verworden tot dat van terrorist.
* Randy Noorman, auteur van het Dagboek van Augustus (Aspekt, 2012) en de autobiografische roman Afghanistan: tussen oorlog en wederopbouw (idem) is historicus en werkzaam bij het JISTARC.
[1] LtCol Timothy Jackson, ‘David Slays Goliath: A Chechen Perspective on the War in Chechnya (1994-1996)’ (USMC).
[2] ‘Chilling radio message: Chechen separatist commander begs Russian Brigade to flee before wiping them out.’ Military News. February 15, 2017. Zie: http://popularmilitary.com/chilling-radio-message-chechen-commander-begs-russian-brigade-flee-wiping-out/.
[3] Timothy L. Thomas, ‘The 31 December 1994-8 February 1995 Battle for Grozny’, in: Urban operations: an Historical Casebook (Kansas, Combat Studies Institute, 2002). Zie: https://www.globalsecurity.org/military/library/report/2002/MOUTThomas.htm.
[4] Ib Faurby en Märta-Lisa Magnusson, ‘The battle(s) of Grozny’, Baltic Defence Review, no. 2 (1999): 75-87.
[5] Julie Tremper, ‘The Decolonization of Chechnya: Reviving the UN Trusteeship Council’, Journal of Public and International Affairs, vol. 15 (Princeton, 2004) 123-125.
[6] Brian G. Williams, ‘Allah’s foot soldiers: An assessment of the role of foreign fighters and Al Qa’ida in the Chechen insurgency’, in: Ethno-nationalism, Islam and the State in the Caucasus: post-Soviet disorder, ed. (Londen, Routledge, 2008) 164.
[7] Williams, ‘Allah’s foot soldiers’, 170-171.
[8] Martin Nicholson, ‘Changing Guard at the Kremlin’, in: The World Today 56, nr. 2 (London, Royal Institute of International Affairs, februari 2000) 8.
[9] John Russell, ‘Terrorists, Bandits, Spooks and Thieves: Russian Demonisation of the Chechens before and since 9/11’, in: Third World Quarterly 26, nr. 1 (London, Routledge, 2005), The politics of Naming: Rebels, Terrorists, Criminals, Bandits and Subversives (2005) 106.
[10] Peter Rutland, ‘Putin’s Path to Power’, in: Post-Soviet Affairs 16, nr. 4 (Taylor & Francis Online, 2000) 322.
[11] Svante E. Cornell, ‘The War Against Terrorism and the Conflict in Chechnya: A Case for Distinction’, in: Fletcher Forum of World Affairs 27, nr. 2 (Medford, Fletcher School of Law and Diplomacy, 2003) 167.
[12] Peter D. DiPaola, ‘A Noble Sacrifice? ‘Jus ad Bellum’ and the International Community’s Gamble in Chechnya’, in: Indiana Journal of Global Legal Studies 4, nr. 2 (Bloomington,1997) 440-441.
[13] Cornell, ‘The War Against Terrorism and the Conflict in Chechnya’, 169.
[14] Michael McFaul, ‘Eurasia Letter: Politics after Chechnya’, in: Foreign Policy 99 (Washington, FP Group, 1995) 151.
[15] Faurby en Magnusson, ‘The battle(s) of Grozny’, 75.
[16] Kyle Lockwood, ‘The Battle of Grozny’, in: Strategy & Tactics Magazine 297 (Bakersfield, maart/april 2016) 53. Zie ook Faurby en Magnusson, ‘The battle(s) of Grozny’, 53.
[17] DiPaola, ‘A Noble Sacrifice?’, 442-443.
[18] Cornell, ‘The War Against Terrorism and the Conflict in Chechnya’, 170.
[19] DiPaola, ‘A Noble Sacrifice?’, 436.
[20] Elizabeth Bagot, ‘US Ambivalence and the Russo-Chechen Wars: Behind the Silence’, Stanford Journal of International Relations 11, nr. 1 (Stanford, Stanford Univesity, 2009) 34.
[21] James Hughes, ‘The Chechnya Conflict: Freedom Fighters or Terrorists?’, Demokratizatsiya The Journal of Post-Soviet democratization 15 (Washington, Heldref Publications, juli 2007) 302-303.
[22] Jackson, ‘David Slays Goliath’, 17-18.
[23] Michael Specter, ‘10 Days That Shook Russia: Siege in the Caucasus’, The New York Times (New York, januari 22, 1996). Zie: http://www.nytimes.com/1996/01/22/world/10-days-that-shook-russia-siege-in-the-caucasus.html.
[24] Faurby en Magnusson, ‘The battle(s) of Grozny’, 81-82.
[25] Ariel Cohen, ‘Russia’s Counterinsurgency in North Caucasus: Performance and Consequences’ in: Report. US Army War College & Strategic Studies Institute. (U.S. Army War College Press, 2014) 24.
[26] Faurby en Magnusson, ‘The battle(s) of Grozny’, 82.
[27] Cornell, ‘The War Against Terrorism and the Conflict in Chechnya’, 170.
[28] Williams, ‘Allah’s foot soldiers’, 157.
[29] Muhammad Al-Ubaydi, ‘Khattab (1969-2002)’, in: Nelly Lahoud (red.) Jihadi Bios Project (Combating Terrorism center, West Point, 2015).
[30] Williams, ‘Allah’s foot soldiers’, 157-158.
[31] Thomas Hegghammer, ‘The Rise of Muslim Foreign Fighters: Islam and the Globalization of Jihad’, in: International Security 35, nr. 3 (Cambridge, Harvard Kennedy School, 2010/2011) 56-57.
[32] Al-Ubaydi, ‘Khattab (1969-2002)’, 9-12.
[33] Julie Wilhelmsen, ‘Between a Rock and a Hard Place: The Islamisation of the Chechen Seperatist Movement’, in: Europe-Asia Studies 57, nr. 1 (Taylor & Francis Online, januari 2005) 41. Zie ook
Austin Cline, ‘Dar al-Harb vs. Dar al-Islam’, in: ThoughtCo, (7 september 2017). Zie: thoughtco.com/dar-al-harb-vs-dar-al-islam-250224.
[34] Faurby en Magnusson, ‘The battle(s) of Grozny’, 86.
[35] Hughes, ‘The Chechnya Conflict: Freedom Fighters or Terrorists?’, 304.
[36] Wilhelmsen, ‘Between a Rock and a Hard Place’, 37.
[37] Cohen, ‘Russia’s Counterinsurgency in North Caucasus’, 30.
[38] Cornell, ‘The War Against Terrorism and the Conflict in Chechnya’, 171.
[39] P. L. Dash, ‘Ground Realities after 9/11’, in: Economical and Political Weekly 38, nr. 33 (Mumbai, augustus, 2003) 3461.
[40] Tremper, ‘The Decolonization of Chechnya’, 126.
[41] Williams, ‘Allah’s foot soldiers’, 162-163.
Sofja Goldstein en Annette Scholten, ‘De Zwarte Weduwen van Tsjetsjenië en hun weg naar radicalisering’, (Thesis, Universiteit Utrecht, 2010) 13.
[42] Hughes, ‘The Chechnya Conflict: Freedom Fighters or Terrorists?’, 305.
[43] Christopher M. Blanchard, The Islamic Traditions of Wahhabism and Salafiyya. CRS Report RS21695. (United States Congressional Research Service, 2008).
[44] Tremper, ‘The Decolonization of Chechnya’, 126.
[45] Williams, ‘Allah’s foot soldiers’, 164.
[46] Paul Tumelty, ‘The Rise and Fall of Foreign Fighters in Chechnya’, in: Terrorism Monitor 4, nr. 2 (Washington, Jamestown Foundation, januari 2006).
[47] Al-Ubaydi, Khattab (1969-2002), 22-23.
[48] Dash, ‘Ground Realities after 9/11’, 3461-3462.
[49] Daniel Cassman, ‘International Islamic Peacekeeping Brigade’, in: Mapping Militant Organizations (Stanford, Stanford University). Zie: http://web.stanford.edu/group/mappingmilitants/cgi-bin/groups/view/397.
[50] Wilhelmsen, ‘Between a Rock and a Hard Place’, 39-40.
[51] Moshe Gammer, ‘between Mecca and Moscow: Islam, Politics and Political Islam in Chechnya and Daghestan’, in: Middle Eastern Studies 41, nr. 6 (Taylor & Francis Online, 2006) 837.
[52] Wilhelmsen, ‘Between a Rock and a Hard Place’, 42.
[53] Tremper, ‘The Decolonization of Chechnya’, 127.
[54] Tumelty, ‘The Rise and Fall of Foreign Fighters in Chechnya’.
[55] Williams, ‘Allah’s foot soldiers’, 163.
[56] Gammer, ‘between Mecca and Moscow’, 836.
[57] Williams, ‘Allah’s foot soldiers’, 165.
[58] Cohen, ‘Russia’s Counterinsurgency in North Caucasus’, 39-40.
[59] Rigi, ‘Chaos, Conspiracy and Spectacle’, 146.
[60] Dov Lynch, ‘Military Muscle’, in: The World Today (London, Royal Institute of International Affairs, december 1999) 4.
[61] Martin Nicholson, ‘Changing Guard at the Kremlin’, in: The World Today 56, nr. 2 (London, Royal Institute of International Affairs, februari 2000) 8.
[62] Emil Souleimanov en Ondrej Ditrych, ‘The Internalisation of the Russian-Chechen Conflict: Myths and Realidy’, Europe-Asia Studies 60, nr. 7 (Taylor & Francis Online, september 2008) 1201.
[63] David Satter, The Shadow of Ryazan: Who Was Behind the Strange Russian Apartment Bombings in September 1999? (2002) Zie: https://www.wanttoknow.info/documents/false_flag_russia_bombings.pdf.
[64] Russel, ‘Terrorists, Bandits, Spooks and Thieves’, 108.
[65] Nicholson, ‘Changing Guard at the Kremlin’, 7.
[66] Stephen Kotkin, ‘The resistible Rise of Vladimir Putin’, Foreign Affairs 94, nr. 2 (maart/april 2015) 142.
[67] Stratfor Global Intelligence, ‘Putin's Endgame Against His Rivals’, in: Russian Oligarchs (Austin, 2009). Zie: https://worldview.stratfor.com/article/russian-oligarchs-part-1-putins-endgame-against-his-rivals.
[68] Rutland, ‘Putins Path to Power’, 320.
[69] Pavel Felgenhauer, ‘Russian Strategy in the Chechnya Wars’, (independent defense analyst based in Moscow) 4. Zie: http://www.bundesheer.at/pdf_pool/publikationen/felg01.pdf
[70] YouTube, Putin kills people at toilet. Zie: https://www.youtube.com/watch?v=QTKHffOoRXw
[71] Cohen, ‘Russia’s Counterinsurgency in North Caucasus’, 40.
[72] Rutland, ‘Putins Path to Power’, 320.
[73] Souleimanov en Ditrych, ‘The Internalisation of the Russian-Chechen Conflict’, 1202.
[74] Cohen, ‘Russia’s Counterinsurgency in North Caucasus’, 40.
[75] Wilhelmsen, ‘Between a Rock and a Hard Place’, 49.
[76] Williams, ‘Allah’s foot soldiers’, 171.
[77] Wilhelmsen, ‘Between a Rock and a Hard Place’, 49.
[78] Robert D. Evans, Russian Airpower in the Second Chechen War, (Kansas, School of Advanced Military Studies United States Army Command an General Staff College, 2001) 21.
[79] Felgenhauer, ‘Russian Strategy in the Chechnya Wars’, 11-12.
[80] Souleimanov en Ditrych, ‘The Internalisation of the Russian-Chechen Conflict’, 1203.
[81] Sean Renaud, A View from Chechnya: An Assessment of Russian Counterinsurgency During the two Chechen Wars and Future Implications (Palmerston North, Thesis Massey University, 2010) 89-90.
[82] Felgenhauer, ‘Russian Strategy in the Chechnya Wars’, 12-13.
[83] Anne Speckhard en Khapta Akhmedova, ‘Black Widows: The Chechen Female Suicide Terrorists’, in: Yoram Schweitzer (ed.) Female Suicide Terrorists, (Tel Aviv, Jaffe Center, 2006) 1.
[84] Rutland, ‘Putins Path to Power’, 319-320.
[85] Cornell, ‘The War Against Terrorism and the Conflict in Chechnya’, 167-168.
[86] Michael R. Gordon, ‘Russia Warns Afghanistan Not to Aid Rebel Groups’, in: New York Times (25 mei 2000) Zie: http://www.nytimes.com/2000/05/25/world/russia-warns-afghanistan-not-to-aid-rebel-groups.html
[87] Russel, ‘Terrorists, Bandits, Spooks and Thieves’, 110.
[88] John Russel, ‘On the Side of Might’, in: The World Today 58, nr. 12 (London, Royal Institute of International Affairs, december 2002) 17.
[89] Wilhelmsen, ‘Between a Rock and a Hard Place’, 50.
[90] Bagot, ‘US Ambivalence and the Russo-Chechen Wars’, 35.
[91] Dmitri V. Trenin, ‘The Forgotten War: Chechnya and Russia’s Future’, in: Carnegie Endowment, nr. 28 (Moskou, Carnegie Moskou Center, november 2003) 1.
[92] Aglaya Snetkov, ‘The Image of the Terrorist Threat in the Official Russian Press: The Moscow Theatre Crisis (2002) and the Beslan Hostage Crisis (2004)’, in: Europe-Asia Studies 59, nr. (Taylor & Francis Online, december 2007) 1352.
[93] Souleimanov en Ditrych, ‘The Internalisation of the Russian-Chechen Conflict’, 1208.
[94] Williams, ‘Allah’s foot soldiers’, 174.
[95] Maria Tsvetkova, ‘Chechens Loyal to Russia Fight Alongside East Ukraine Rebels’ (Reuters, December 2014) Zie: https://www.reuters.com/article/us-ukraine-crisis-chechen-fighters/chechens-loyal-to-russia-fight-alongside-east-ukraine-rebels-idUSKBN0JO0OP20141210.
[96] Russel, ‘Terrorists, Bandits, Spooks and Thieves’, 111.
[97] Tremper, ‘The Decolonization of Chechnya’, 129.
[98] Cohen, ‘Russia’s Counterinsurgency in North Caucasus’, 41.
[99] Russel, ‘Terrorists, Bandits, Spooks and Thieves’, 112.
[100] Andrew Osborn, ‘Russians claim killing of rebel Basayev, the Beslan Butcher’, in: Independent, (Londen, juli 2006). Zie: https://www.independent.co.uk/news/world/europe/russians-claim-killing-of-rebel-basayev-the-beslan-butcher-6095718.html.
[101] Cohen, ‘Russia’s Counterinsurgency in North Caucasus’, 42.
[102] Al-Ubaydi, Khattab (1969-2002), 31-32.