Al doende moet men leren. In essentie is dat de boodschap die Simon Akam verkondigt in zijn lijvige boek The Changing of the Guard. The British Army since 9/11. Akam, voormalig journalist bij The Economist, start zijn boek met het einde van zijn middelbare schooltijd. Enthousiast geworden door een docent diende hij een jaar met het tankregiment de Royal Scots Dragoon Guards. In rap tempo volgen anekdotes over verschillende regimenten en de unieke cultuur van het Britse leger, afkomstig uit een maatschappij die aanzienlijk meer doordrongen is van klassen- en standsverschil dan de Nederlandse.
The Changing of the Guard kent een markante verschijningsgeschiedenis. Oorspronkelijk gepubliceerd door Penguin House zag deze uitgever onder dreiging van rechtszaken en druk van het Britse ministerie van Defensie af van publicatie.[1] Nadat Scribe het overnam verscheen het boek uiteindelijk en beschrijft Akam in vijf hoofdstukken de diverse aspecten en gebeurtenissen van de Britse militaire inzet in de afgelopen twintig jaar.
Trendbreuk en leercurve
Akams boek is omvangrijk, grotendeels vlot geschreven en raakt een aantal snaren, met name als het gaat over het onderschatten van de benodigde voorbereidingen en het overschatten van het eigen vermogen. De Britten, gepokt en gemazeld in Noord-Ierland, zouden bij uitstek geschikt zijn voor het counterinsurgency-werk dat de inzet in Irak en Afghanistan vereiste. Akam concludeert dat dit een misvatting was en spiegelt de Britten aan de Amerikanen, die veel eerder onderkenden hoe gewelddadig de strijd in Irak was. Sinds de Falklandoorlog hadden de Britten nauwelijks grootschalige expeditionaire inzet meegemaakt. De intense uitzendingen naar het Midden-Oosten waren daarmee een trendbreuk die een snelle leercurve vereiste.
Ook voor de Nederlandse krijgsmacht – waar de uitzendingen naar Uruzgan voor het eerst in decennia betekende dat er weer in het hoogste geweldsspectrum werd opgetreden – moet deze leercurve herkenbaar zijn. Illustratief zijn de observaties van Akam over het gigantische verschil in aanpak, mentaliteit en bovenal capaciteit van de Amerikaanse krijgsmacht ten opzichte van de Britse. In een passage spreekt een Britse generaal zijn verwondering uit dat de Amerikanen beschikten over een complete divisie, louter en alleen voor de brandstofbevoorrading van de vooruitgeschoven gevechtseenheden. Op zijn beurt verbaasde een Amerikaanse liaisonofficier zich er over dat de Britten nog werkten met fysieke kaarten en oleaten, waar hij sinds jaar en dag gewend was om te werken met digitale systemen.
Tal van invalshoeken
Akam zet het lerend vermogen van het tactische en operationele niveau af tegen de starheid van de militaire leiding in het thuisland, die moeite had om zich aan de nieuwe situatie aan te passen. Waar jonge luitenanten en kapiteins snel in de gaten hadden dat hun manier van optreden en doen moest wijzigen, hielden generaals nog vast aan oude doctrines en bakkeleiden ze over de herindeling van regimenten vanwege bezuinigingen. Ook beschrijft Akam in een hilarische passage hoe een divisiecommandant in een e-mail van ruim 1600 woorden zijn officieren instrueert over de juiste etiquette in de mess. Minder grappig, maar belangrijker, zijn de keuzes van de legerleiding om met te weinig troepen en de verkeerde capaciteiten operaties aan te vangen; Akam verwijst specifiek naar de Britse entree in de provincie Helmand. Hij sprak diverse officieren die uit frustratie vroegtijdig de dienst verlieten omdat hun waarschuwingen of pogingen tot verandering stuk liepen op de taaie organisatie. Daarbij is Akam bijzonder kritisch over een promotiefenomeen: militairen die hun hoofd onder het maaiveld hielden werden gepromoveerd, officieren die kritiek hadden moesten weg.
Akams keuze voor tal van invalshoeken (onder meer antropologisch, media-cultureel, sociologisch en militair-strategisch) verschaft de lezer een breed inzicht in de ontwikkeling en cultuur van de Britse landmacht sinds 9/11 en plaatst deze in de context van de afgelopen decennia waarbij onder andere het medialandschap onherkenbaar veranderde door de opkomst van social media. Tegelijkertijd geeft deze keuze het boek een structuur die de niet-ingewijde lezer kan doen duizelen. De soms onduidelijke indeling, met afwisselend chronologische en thematische hoofdstukken, noodzaakt af en toe tot terugbladeren of het raadplegen van het register om weer even scherp te krijgen waar het ook al weer over ging. Volstrekt helder is overigens dat Akam grondig onderzoek heeft verricht. Hij interviewde meer dan 260 personen afkomstig uit alle geledingen van de Britse krijgsmacht en samenleving. De voetnoten beslaan maar liefst 89 pagina’s.
Cultuur en lerend vermogen
In het Verenigd Koninkrijk is het boek wisselend, maar overwegend positief ontvangen. De voornaamste kritiek is dat Akam te weinig aandacht besteedt aan de politieke context en dimensie. Hoewel valide, doet dat deels afbreuk aan het feit dat een krijgsmachtdeel ook een actor op zichzelf is, grotendeels verantwoordelijk voor eigen cultuur en lerend vermogen. De politieke dimensie, en met name de bezuinigingen die ook in het VK een rol speelden, had zeker sterker kunnen worden benadrukt. Maar de keuzes op het gebied van legervorming, inzet en doctrine liggen toch echt binnen de eigen invloedsspanne. The Changing of the Guard kwam vorig jaar uit en daardoor kon Akam de tragische val van Kabul niet behandelen. Maar dit doet niet af aan de waarde van het boek. Het sluitstuk van de westerse aanwezigheid in Afghanistan kent een lange voorgeschiedenis die, wat de Britten betreft, juist in dit boek aan de orde komt.
Voor de gemiddelde lezer is The Changing of the Guard waarschijnlijk te lang en te uitputtend. Vermoedelijk heeft het boek uiteindelijk de meeste waarde voor de professionele krijgswetenschapper. Maar wie zich door de lengte heen worstelt hoeft zich niet te vervelen. Alleen al de diversiteit aan onderwerpen, het grondige onderzoek en de ongemakkelijke vragen die Akam stelt maken het boek de moeite waard om te lezen. Of de antwoorden die hij geeft ook elke lezer zullen bevallen of overtuigen is een tweede. Maar een serieuze, goed onderzochte poging om tot nieuwe inzichten en lessen te komen dient altijd te worden omarmd. Akams conclusie dat de Britten al doende niet genoeg hebben geleerd, vormt de basis voor verdere discussie.
Gijs van Gent MA, senior beleidsmedewerker NAVO bij de Directie Internationale Aangelegenheden van Defensie. Deze recensie is geschreven op persoonlijke titel.
The Changing of the Guard
The British Army since 9/11
Door Simon Akam
Londen (Scribe) 2021
704 blz. – ISBN 9781914484124
[1] Zie onder meer Sian Cain, ‘A terrifying precedent’. Author describes struggle to publish British army history’, The Guardian, 23 juli 2021.