De kwestie van de hulp van de Nederlandse regering aan terroristische bewegingen in Syrië zal zich niet ontwikkelen tot een issue van het formaat ‘Armeense kinderen’. Daar is het te ingewikkeld voor en als het te moeilijk wordt, haakt het publiek snel af. Niemand snapt wie we precies hebben zitten steunen in Syrië vanaf 2015: de good guys of de bad guys? Groep X was niet vóór IS, maar rekruteerde wel kindsoldaten en groep Y was tegen Assad, maar ook tegen het Westen, en zo was er met elke groep wel íets aan de knikker. Het is zoals de Britse auteur Evelyn Waugh ooit beschreef in zijn satire over oorlogsjournalistiek, Scoop: ‘Mensen willen duidelijke overwinningen, enige opvallende daden van persoonlijke moed aan de kant van de patriotten en een kleurrijke intocht in de hoofdstad.’ Pas dán demonstreren we op het Malieveld en tekenen we Twitter-petities.
Zelfs het Nederlandse kabinet snapt tot de dag van vandaag niet goed wie en wat die milities waren met wie ze zaken deden. De minister was voorzichtig, stuurde geen wapens, maar alleen voedselpakketten, medicijnen, kleding en pickup trucks. Bovendien liet hij de beneficiënten plechtig verklaren dat ze de Nederlandse giften uitsluitend zouden gebruiken voor activiteiten die de democratische rechtsbeginselen bevorderden. Die verklaring deed me denken aan de toezegging die Nederland eiste van Nigeriaanse militairen tijdens de oorlog in Sierra Leone. Nederland wilde de Nigerianen vrachtwagens sturen, mits ze beloofden om die uitsluitend te gebruiken voor het vervoer van voedselhulp. De Nigerianen zweerden dat op het graf van hun moeder en vroegen vervolgens of de Nederlandse regering het eventueel goed vond als zij er af en toe ook weeskindjes in rondreden. Dat vond Nederland prima. Jullie geloven echt álles, zeiden de Nigerianen grijnzend tegen mij.
Geloofde Nederland de Syrische milities die beloofden de democratie te zullen eren? We weten het niet. Wat we inmiddels wel weten is dat de Nederlandse steun heeft gewerkt als nóg een scheut benzine op het toch al laaiende Syrische vuur. De Nederlandse giften (en de Amerikaanse, Turkse, Franse, et cetera) hebben ertoe bijgedragen dat al meer dan vijf miljoen Syriërs waren gevlucht en dat er in 2015 een miljoen op weg naar Europa gingen. ‘Migranten,’ zeiden Europese politieke leiders misprijzend en stuurden een NAVO-vloot op ze af, uitgerust met raketten, snelvuurkanonnen, torpedobuizen en vuurleidingsystemen. Ook een Nederlands fregat stoomde op naar de Egeïsche Zee tussen Griekenland en Turkije. In februari 2016 voer de Volkskrant een eindje mee en liet zich uitleggen dat het fregat ‘migrantenbewegingen’ in kaart bracht. ‘Als we bewegingen melden, komen de Turken aanstuiven,’ vertelde de commandant. De Turken sleepten de ‘migranten’ dan terug naar waar ze vandaan kwamen. Een bemanningslid zei dat dat hij ‘in menselijk opzicht niet trots’ was op de operatie. ‘Wij zien de wanhoop als ze aangehouden worden. Triest. Maar het is nodig.’ Want, wist een andere matroos, ‘migranten bedreigen onze verzorgingsstaat’. Behalve dat de mensen in die bootjes op de vlucht waren voor de brand die we in Syrië zelf aan het opstoken waren.
We hebben weinig of niets nagelaten om het drama voor Syrische burgers groter te maken. In dezelfde tijd dat de Nederlandse steun aan de Syrische milities begon, voorjaar 2015, was er weer een internationale donorenconferentie voor Syrische oorlogsvluchtelingen. Donorregeringen, waaronder Nederland, kwamen wéér met niet eens de helft van het geld wat nodig was over de brug. Maar voedselpakketten, medicijnen en pickups voor milities hadden we in overvloed.