De jaren 80 was de tijd van de grote oefeningen op de Noord Duitse laagvlakte. Met tienduizenden zwermden de dienstplichtige NATO-soldaten met hun Leopard tanks, YPR’s en Land Rovers uit over het platteland om het vertragend gevecht te beoefenen.

De acceptatie van al die overlast door de lokale bevolking was doorgaans goed. Het merendeel van de Duitsers was nog getuige geweest van (en niet te vergeten deelnemer aan) de Tweede Wereldoorlog en had een schuldgevoel zo groot als een olifant en bovendien knepen ze hem behoorlijk voor de talrijke Warschaupact divisies die slechts tien kilometer verderop in de startblokken stonden.

Ik was artillerie LSO en voor een grote oefening een paar weken uitgeleend aan een infanterie bataljon. Wij zaten midden in het vertragend gevecht. Zoals gebruikelijk trad het bataljon op met twee commandoposten, die over elkaar springend beurtelings het gevecht leidden. Het idee was simpel. Om de kwetsbaarheid voor artillerie en luchtaanvallen te verminderen moest de Commandopost van een bataljon veelvuldig verplaatsen. Ik was tijdens een dergelijke verplaatsing met mijn Land Rover, samen met de overige voertuigen van de CP, op weg naar een nieuwe locatie, die door de bataljonsadjudant was verkend.

Meestal waren dit grote boerderijen. Normaal belde de adjudant dan even aan bij de betrokken boer, maar dit keer had hij niemand thuis getroffen, dus de komst van een tiental rups- en wielvoertuigen was voor de bewoner nog een verrassing. Dit was in die tijd niet ongebruikelijk en had in mijn (ruime)ervaring nog nooit tot problemen geleid. Soms kwam de boer even vragen of we wilden oppassen en bijvoorbeeld geen rupsvoertuigen plaatsen op een bepaald deel van het erf, omdat daar een gierput lag. Soms had een boer ook andere verzoeken, dat we even door een aardappelveldje reden waar door vocht of juiste droogte de oogst tegen dreigde te vallen. De vergoeding van de schadecommissaris kon dan zijn dag ook weer goed maken en compenseren voor het ongemak. Kortom alles liep meestal in goede harmonie. We arriveerden op de nieuwe locatie en mijn Land Rover werd door de adjudant netjes half onder een overkapping geloodst. Ik droeg mijn chauffeur op om het voertuig te camoufleren en ging zelf even op verkenning om te kijken waar de rest van de CP stond.

Op het erf liet zich nog steeds niemand zien. Het was er schoon en er stonden geen landbouwwerktuigen. En steelse blik door het raam liet een zeer luxueus en modern ingerichte woning zien, die was ondergebracht in een oude, fraai gerestaureerde boerderij. Alle schuren en bijgebouwen zaten knap in de verf en waren hermetisch afgesloten. De bewoner was geen boer maar een – zo te zien vermogend – persoon die van zijn privacy hield en daarom op het dunbevolkte platteland was neergestreken.

Een half uurtje later werd mijn vermoeden bevestigd toen een glanzende witte Mercedes met hoge snelheid het erf opreed en met piepende remmen naast de YPR van de sectie 2/3 tot stilstand kwam. De chauffeur, een man van een jaar of 40, stapte uit en beende met grote driftige stappen naar de ingang van de woning, de adjudant negerend die op hem afstapte om even kennis te maken. De deur viel met een klap achter hem dicht.

Daarna gebeurden er twee dingen. Als eerste draaide een grote donkerblauwe KP wagen het erf op. Deze kwam naast de Mercedes tot stilstand en de achterdeur zwaaide open. Uit de wagen stapte de leider van de oefening: de divisiecommandant. Hij werd gereden door een marechaussee van de BSB. Alle generaals hadden in verband met de dreiging van aanslagen door de Rote Armee Fraktion zo’n ‘oppasser’ meegekregen had ik ergens gehoord.[1] De plaatsvervangend bataljonscommandant klom onmiddellijk uit zijn voertuig om de generaal te ontvangen, omdat generaals in dit soort situaties meestal slecht bestand zijn tegen genegeerd worden.

Direct daarna vloog de deur van de boerderij open en stormde de bewoner naar buiten, met in zijn rechterhand een dubbelloops jachtgeweer en in zijn linkerhand een jerrycan met benzine. Hij schreeuwde: ‘Raus! Alle weg! Und schnell!’, of woorden van gelijke strekking. Het was iedereen duidelijk dat hij ons bezoek niet op prijs stelde. Nog voor iemand kon reageren, goot hij een deel van de inhoud van de jerrycan over de dichtstbijzijnde YPR heen. Daarna haalde hij een aansteker uit zijn zak. Tegenover de compleet verbouwereerde bataljonsadjudant – die het dichtst bij stond – herhaalde hij daarna op dezelfde krachtige toon zijn ‘verzoek’.

We stonden daar met pakweg 15 tot de tanden gewapende militairen, maar niemand had één scherpe patroon. Ja, misschien de BSB’er, maar zeker weten doe ik dat natuurlijk niet. Ik had het sterke vermoeden dat het jachtgeweer wel met scherp geladen was. In de YPR zaten de chauffeur, een boordschutter en ook nog enkele onderofficieren die het radioverkeer bewaakten. Als het voertuig zou worden aangestoken zouden er zeker gewonden vallen, zo niet erger. Wat wij moesten doen als een ontplooid tankregiment op ons afkwam was iedereen duidelijk, maar hierover stond niets in de gevechtshandleiding! Goede raad was duur.

Het bleef enkele seconden doodstil. Daarna gebeurde wat er altijd gebeurt in dit soort situaties: de adjudant keek vragend naar de PBC, en de PBC keek naar de generaal. Die leek zijn stem te hebben verloren. De generaal was klein van stuk en zag er, onder zijn pet met rode band, behoorlijk geschrokken uit. De BSB’er fluisterde wat in zijn oor en de generaal nam snel plaats in zijn auto. De marechaussee klom zo mogelijk nog sneller achter het stuur en begon het voertuig te draaien. De Duitser pakte ondertussen met zijn linkerhand een forse klinker op en gooide die met grote kracht door de voorruit van de KP-wagen. Hij miste het hoofd van de chauffeur op een haar. Met een grote dot gas stoof de beschadigde KP van het erf, ons in verwarring achterlatend. De PBC had ook een besluit genomen en riep: ‘Inpakken en wegwezen.’ En sneller dan ooit tevoren verliet de CP de fraaie locatie. Ik was een van de laatste die wegreed en zag de bewoner staan, woeste overwinningsgebaren makend met zijn geweer.

Ik ben benieuwd of de generaal later nog vaak anekdotes over deze veldslag heeft verteld. Wel heb ik later weten te achterhalen dat er nooit aangifte is gedaan. Wij hadden het waarschijnlijk te druk met het verslaan van een Warschaupactdivisie! Asymmetrische oorlogvoering kwam bij de landmacht pas veel later (weer) in beeld.

 

[1] De door Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Ulrike Meinhof opgerichte links-extremistische RAF pleegde in Duitsland van 1970 tot begin jaren 90 aanslagen op staatsinstellingen en vooraanstaande personen.