Bij Defensie loopt het water over de schoenen en klotst inmiddels het geld tegen de plinten. Terwijl de veiligheid van Europa op het spel staat mogen ‘we’ de krijgsmacht weer up to date maken, alleen ‘wegens verbouwing gesloten’ is er niet bij. Tijd om eens te meer creatief te kijken naar de capaciteiten die we in huis hebben. En dat zit niet vanzelfsprekend in ons dna.
Ooit vroeg ik een collega-reserveofficier die met groepen managers op reis ging wat hij die mensen nou precies leerde. Zijn antwoord: ‘Anders kijken naar hetzelfde’. Ik vond het briljant. Onlangs moest ik er weer aan denken in het licht van de doctrinediscussie over de inzet van de bijna 600 reserveofficieren/specialisten van 1 Civiel Militair Interactie Commando (1CMICo). De CIMIC functional specialist of FS’er is eind jaren 90 bedacht om snel te kunnen beschikken over specialistisch militair vermogen. Dat scheelt dure specialisten in beroepsdienst op de bank. Klinkt logisch en is het ook. Dat was in de hoogtijdagen van hoofdtaak 2, tijdens vredesmissies. Nu CIMIC en Psyops een symbiose vormen in het Communication and Engagement-optreden is de vraag: wat nu? De FS’er van nu lijkt verbannen naar een hoekje in het organogram. Zonder levenslijntjes naar de overige organisatieonderdelen is het maar een trieste bedoening op papier. Triest? Niet echt, want de praktijk is gelukkig anders. Kort gezegd zijn er inmiddels – wat ik maar noem – drie smaken om FS’ers in te zetten. Smaak 1 is uiteraard de CIMIC-rol van functional specialist en ja, die zien we niet zo vaak meer terug in het optreden van nu. Smaak 2 is de inzet van reserveofficieren in de bedrijfsvoering, bijvoorbeeld als projectofficier, in backfill op de plek van een beroepscollega of werkzaam binnen het eigen specialisme. Ik noem dat de ‘stopverfreservist’. Die werkt meestal in deeltijd op basis van een IIR-contract (Individuele Inzet Reservisten). Het Bureau Reservisten CLAS regelt de werving en inzet en dat doen ze goed.
Smaak 3
Kort na de Russische inval in Oekraïne kwam er een smaak bij: smaak 3. De vorige directeur HR CLAS zag zijn staven bijna door de hoeven zakken wegens personeelsgebrek en vroeg C-1CMICo mee te denken over oplossingen. In no-time is toen de HUB/FOC-pool uit de grond gestampt, een (administratief) makkelijk in te zetten flexibele operationele capaciteit. Een paar accountmanagers struinen staven af en matchen vraag en aanbod. Laagdrempelig, want de inlenende eenheid heeft er geen omkijken naar en ook geen kosten van. 1CMICo heeft er een zak met uren voor beschikbaar. De win-win is evident. De inlenende eenheid krijgt de capaciteit en de reservist leert en bouwt aan zijn/haar netwerk binnen Defensie. Hoe mooi wil je het hebben?
Smaak 4
Maar we zijn er nog niet. Als we anders naar hetzelfde kijken en – vooral – willen leren van Oekraïne, dan is er nog een smaak. Smaak 4 is wat mij betreft het aanvullingsplaatsbataljon van weleer. Vechtende eenheden en staven worden gesleten. Iets wat we gemakshalve soms liever over het hoofd zien, maar zo is het nu eenmaal. Voor staven die verliezen lijden hebben we nu niets meer achter de hand zonder andere eenheden te kannibaliseren. Dat is niet handig en kan anders. Die pool met – inmiddels – best ervaren reserveofficieren biedt uitkomst. Maar dan moet je dat wel goed regelen qua vorming en ervaringsopbouw. Criticasters zullen onmiddellijk denken ‘ja, maar...’. Want je kunt iemand niet vier keer tegelijk inzetten. Dat zal ook niet gebeuren. Er zijn niet alleen ruim voldoende officieren, maar ook dicteren de omstandigheden de inzet. Smaak 1 gaat altijd voor, want dat is de core business van de FS’er. Smaak 2 en 3 komen grotendeels te vervallen wanneer we echt in een Artikel 5-scenario terecht komen. Dus dan is er voldoende capaciteit voor smaak 4, de aanvullingsplaatsfunctie.
Doctrine
En dan nu even terug naar die opmerking over hoofdtaak 2. Opvallend tijdens de beginfase van de oorlog in Oekraïne was de snelheid waarmee de Oekraïense krijgsmacht civiele capaciteiten wist te incorporeren en te vertalen naar slagkracht. Een soort Total Force on steroids: werkelijk alles en iedereen stond ten dienste van en ondersteunde de krijgsmacht. Iets waar wij ook over na moeten denken lijkt me, zowel bij het optreden van onze brigades in Nederland als binnen NAVO-gezagsgebied. Dat vraagt om een slimme interface, bijvoorbeeld binnen de sectie 9 van de brigadestaf. Officieren die weten waar ze wat kunnen halen in de burgermaatschappij en die de taal spreken van de leverende partijen. En guess what, die capaciteit is er al. Het enige wat ontbreekt is dat gele label in het oor waar deze taak is ingebeiteld. De FS’ers van 1CMICo zijn namelijk, als ze geen uniform dragen, de mensen die aan de civiele kant zitten op diezelfde capabilities die in oorlogstijd hard nodig zijn. Zie hier een concept voor CIMIC in een defensieve hoofdtaak 1-inzet. Da’s mooi, maar wat doe je dan in een offensief scenario? Om daar antwoord op te geven ga ik even terug naar 1944 en noem dat MG 2.0. Direct achter de geallieerde legers die Nederland bevrijdden zagen we de mannen van het Militair Gezag van generaal Kruls. Het MG verving het civiele gezag en vervulde een verbindingsrol tussen de civiele en militaire wereld. Eén van de reserveofficieren van 1CMICo, lkol dr. Jaap Hoogenboezem, schreef een lijvige biografie over de generaal.[1] Daar waar gebieden na strijd worden heroverd is er behoefte aan het zo snel mogelijk op gang brengen van civiele processen. Denk aan openbaar bestuur, politie- en brandweerzorg. Ondernemers moeten weer aan de gang, scholen moeten open en humanitaire nood gelenigd. En laat dit nu exact de specialismen zijn binnen de reservistennetwerken van 1CMICo.
Laten we dus vooral anders kijken naar wat we hebben en wat je ermee kunt, want als we blijven doen wat we deden, dan krijgen we wat we kregen.
[1] Jaap Hoogenboezem, H.J. Kruls. Een politieke generaal (Amsterdam, Boom, 2010).