Peer-reviewed artikel

Abstract

Militaire geschiedenis en militaire sciencefiction lijken tegenpolen. Militaire geschiedenis beschrijft wat er daadwerkelijk is gebeurd op slagvelden in het verleden. Of beter gezegd: analyseert en interpreteert wat men denkt dat daar is gebeurd. Militaire sciencefiction daarentegen legt de focus op oorlogvoering in een verre toekomst, met fantasierijk beschreven conflicten in verzonnen werelden op grote afstand van ons in tijd en plaats. Dat lijkt irrelevant voor militaire professionals, maar toch blijkt er bij nadere beschouwing overlap en interactie te bestaan tussen militaire geschiedenis en militaire sciencefiction. Dit artikel gaat in op die overlap en interactie, en op de relevantie daarvan voor contemporaine militaire (trend)analyses. Het blijkt bijvoorbeeld dat (militaire) geschiedenis verrassend genoeg een favoriete bron is waaruit sciencefiction put bij het schetsen van fictieve futuristische oorlogen. De (militaire) toekomst bestaat daarmee voor een belangrijk deel uit (militair)historische bouwstenen. Sciencefiction geeft mede daarom maar zelden betrouwbare schetsen van de (militaire) toekomst. Het scherpt tegelijkertijd wel de verbeeldingskracht en het voorstellingsvermogen wat betreft toekomstige oorlogen en oorlogvoering. Daarnaast stelt militaire sciencefiction ook hele relevante fundamentele (geschied)filosofische thema’s centraal. Het genre verheldert daardoor uiteindelijk vooral veel over het karakter van toekomstbeelden op zich en over denkbeelden omtrent de relatie tussen heden, verleden en toekomst, via de omweg van gevechten tegen aliens.

Inleiding

Van 5 tot 7 oktober 2022 vond in Amsterdam de internationale conferentie The Future of War plaats. Dit congres werd georganiseerd door het War Studies Research Center (WSRC) van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) en het Changing Character of War Centre (CCW) van de University of Oxford. In 150 papers, verdeeld over drie dagen, deden experts een poging om greep te krijgen op ‘de toekomst van oorlog en oorlogvoering’.[1] Natuurlijk werd daarbij benadrukt dat het belangrijk is om (historische) ontwikkelingen die kunnen leiden tot toekomstige conflicten vroeg te identificeren en juist te duiden. Om die reden klonken op het congres meerdere voorstellen om nauwkeuriger dan nu al gebeurt ‘patronen’ te kunnen vaststellen. Er werd veelvuldig betoogd dat huidige trendanalyses daarom zullen moeten worden verbeterd, door bijvoorbeeld zelfcorrigerende kwantificerende methodes een grotere rol te geven, met als doel om de nabije toekomst beter in beeld te krijgen en zich zo goed te kunnen voorbereiden op mogelijke (toekomst)scenario’s.[2] Het is een begrijpelijke en volstrekt legitieme benadering. Overheden en militaire organisaties moeten zich voorbereiden op dat wat komen gaat.

Alleen heeft de toekomst de onhebbelijke neiging zich niet te houden aan scenario’s, patronen en modellen. Wie voorzag de aard en het verloop van de Eerste Wereldoorlog, behalve een obscure Poolse bankier? Wie voorspelde de val van de Berlijnse Muur? Wie doorgrondde de militaire consequenties daarvan? Wie realiseerde zich voor februari 2022 wat er stond te gebeuren in Oekraïne? De ‘trends’ wezen wat betreft die laatste oorlog in de richting van een hybride conflict waarin airpower en het cyberdomein dominant zouden zijn. De realiteit bleek een verbluffend traditioneel en slecht uitgevoerd grondoffensief te zijn dat vastliep in loopgravenstelsels.

Uit de mond van een historicus klinkt het aanmatigend, maar de ontnuchterende conclusie moet waarschijnlijk zijn dat de (militaire) toekomst zich uit de aard der zaak niet laat voorspellen. De verklaring daarvoor is dat er aangaande de toekomst altijd weer veel ongelijksoortige en (nu nog) onbekende factoren op elkaar zullen gaan inwerken. Op het congres over de toekomstige oorlog dachten een paar sprekers daar net zo over. Florence Gaub en Beatrice Heuser bijvoorbeeld stelden dat de gangbare ‘wetenschappelijke’ voorspellingsmodellen aanvulling behoeven. Zij suggereerden dat militairen en militaire organisaties zich niet exclusief zouden moeten verlaten op de traditionele vormen van patroonanalyses, aangezien die reductionistisch zijn. Veel wordt immers weggeschreven uit deze ‘modellen’, zoals al het niet-kwantificeerbare, onverwachte, irrationele, ongerijmde, onvoorstelbare en ironische. Gaub en Heuser stelden daarom voor te overwegen literaire en artistieke werken serieuzer te nemen, aangezien die wel de immense complexiteit van oorlogssituaties in syntheses vangen.[3]

Romans zoals Oorlog en Vrede van Lev Tolstoj, of militaire egodocumenten zoals The Things They Carried van Tim O’Brien, zijn inderdaad rijker en gelaagder dan veel contemporaine ‘modellen’. Die auteurs schetsen wel een totaalbeeld en verdisconteren daarbij de complexe en nauwelijks te kwantificeren relatie tussen het individuele en het collectieve, het rationele en het irrationele, het planmatig handelen en de onbedoelde gevolgen daarvan, die in ‘modellen’ vaak onderbelicht blijven. Wie zich een beeld wil vormen van toekomstige oorlogen zou zich wellicht dus beter kunnen laten leiden door verbeeldingskracht dan door ‘mechanistische’ simulaties van patronen en trends. Met andere woorden: er is zeker iets voor te zeggen om voorspellingen van (toekomstige) oorlogen in te ruilen voor voorstellingen daarvan.[4]

Als er een literair genre is dat zich richt op dit verbeelden van de militaire toekomst dan is het wel het genre van de (militaire) sciencefiction.[5] Klassieke auteurs zoals Philip K. Dick, Isaac Asimov and Arthur C. Clarke schetsten intergalactische rijken waar slagvloten met ruimteschepen door het universum snellen om invasies van buitenaardse wezens tegen te gaan, op millennia en lichtjaren afstand.[6] Androids vechten daar met laserwapens tegen cyborgs in exoskeletten en robotica domineert er de wereld(en). Juist vanwege het sterk fictieve en fantasievolle element kan het genre makkelijk worden afgeserveerd als irrelevant. Maar dit zou onterecht zijn. Als men de gedachte serieus neemt dat de toekomst per definitie fundamenteel anders zal zijn dan het heden, dan kunnen deze voorstellingen van een vreemde verre toekomst onverwachte relevantie bezitten. Het is op zijn minst de moeite waard vragen over die relevantie te stellen.

Op het congres The Future of War nam onder meer generaal-majoor b.d. Mick Ryan uit Australië als een van de weinigen de handschoen op. Hij stelde in zijn key reflection dat het lezen van (militaire) sciencefiction iedereen ten goede kan komen die zich bezighoudt met conflictstudies, vooral omdat het de verbeeldingskracht, innovatief en creatief denken, probleemoplossend-vermogen en ontvankelijkheid voor het onverwachte stimuleert.[7] Om die reden pleit hij ook sterk voor reading programs in de opleidingen van militairen en diplomaten waarin militaire sciencefiction een prominente plaats inneemt.[8] ‘Reading widely in a professional capacity increases a person’s capacity for generating imaginative options to solve complex problems. Reading science fiction provides this in particular’, aldus Ryan.’[9]

Het roept de vraag op: is dit inderdaad waar het om draait? Helpt het lezen van sciencefiction militaire problemen op te lossen door het stimuleren van de creativiteit? Als afgeleide daarvan: wat precies kan (militaire) sciencefiction ons dan leren over de (militaire) toekomst?

Wellicht kan een tijdreis naar drie toekomstige (fictieve) oorlogen hierop antwoord geven. Drie klassiekers uit de militaire sciencefiction zullen daarom nader worden bestudeerd. Zij zijn geselecteerd omdat zij zowel representatief zijn voor de hoogtijdagen van de sciencefiction als leerzame inzichten bevatten over de constructie van de (militaire) toekomst.[10] Het gaat om Starship Troopers van Robert A. Heinlein (1959) met de beschrijving van de oorlog van de Terran Foundation tegen de Bugs; Dune van Frank Herbert (1965) met de opstand van de Fremen tegen de keizerlijke troepen op de planeet Arrakis; en The Forever War van Joe Haldeman (1974) met de raids van de The United Nations Exploratory Force tegen de Taurans.[11]

Militaire sciencefiction: drie klassiekers van het genre

Robert A. Heinleins Starship Troopers uit 1959 is een absolute klassieker uit de militaire sciencefiction. Het speelt zich af in een verre toekomst, op minstens 700 jaar van het heden.[12] De menselijke samenleving wordt erin geregeerd door de Terran Federation. Deze federatie is in oorlog met een buitenaardse beschaving van spinachtigen (Arachnids) die neerbuigend Bugs worden genoemd. De Bugs zijn technologisch geavanceerd, maar georganiseerd op de manier van termieten. Rico, de hoofdpersoon in de roman, is lid van de ‘Mobiele Infanterie’. Hij voert na een veeleisende training met zijn peloton aanvallen uit op planetaire kolonies die in handen zijn van de Bugs. De Bug War evolueert gedurende de roman van kleinschalige confrontatie naar een grootschalig militair conflict. Rico ontwikkelt zich hierbij van rekruut tot officier en van puber tot volwassene.

In deze oorlog (b)lijkt de inzet van moderne techniek cruciaal. Rico’s eenheid maakt gebruik van faster-than-light travel en armoured suits tegen de insectachtige aliens. Vooral de gepantserde gevechtskleding (een vorm van human enhancement) sprak en spreekt erg tot de verbeelding. Starship Troopers heeft om die reden sterke invloed uitgeoefend op latere sciencefiction en op daadwerkelijke militaire organisaties. Heinlein zelf echter was veel meer geïnteresseerd in de relatie tussen oorlog, individu en samenleving, dan in techniek. De verfilming uit 1997 van Starship Troopers door Paul Verhoeven legt de nadruk sterk op de Bug-shoots en de futuristische wapens die daarbij horen. Maar dat is misleidend. Het boek waarop de film is gebaseerd doet dat opmerkelijk veel minder. Starship Troopers in zijn originele vorm bestaat vooral uit lange flashbacks van Rico naar de lessen ‘geschiedenis en moraalfilosofie’ die hem hebben gevormd.[13]

In Frank Herberts roman Dune uit 1965 staat oorlog ook centraal. Opnieuw ligt het accent verrassend genoeg nIet op toekomstige militaire techniek.[14] Dune beschrijft de lotgevallen van een feodale samenleving, waarin verschillende adellijke huizen uit een intergalactisch keizerrijk (the empire) met elkaar strijden. Het is eveneens een coming-of-age-verhaal. In dit geval gaat het om de jonge Paul Atreides. Hij is met zijn familie en entourage naar de planeet Arrakis gekomen, omdat zijn vader er is aangesteld als bestuurder. Arrakis blijkt een dunbevolkte woestijnplaneet te zijn. Het is ook de enige bron van melange. Die spice versterkt mentale vermogens. Het stimuleert een multidimensionaal bewustzijn, geeft op magische wijze een vooruitziende blik en is noodzakelijk voor veilig interstellair reizen. Het goedje wordt in de woestijn gewonnen. Daar leven eveneens immense zandwormen. Bovendien is het de verblijfplaats van de lokale bevolking van Arrakis, de Fremen. De verhaallijn van Dune draait uiteindelijk om de strijd om Arrakis onder controle te krijgen vanwege de zeldzame en krachtige spice. Het vijandige Huis van Harkonnen maakt zich gedurende de strijd op verraderlijke wijze meester van Arrakis. Pauls vader wordt daarbij gedood en Paul en zijn moeder vluchten hierna naar de Fremen. De Fremen zien Paul als hun Messias, waarover hun profetiën spraken. Hij leidt vervolgens hun opstand. Dit zorgt voor tegenaanvallen en escalatie tot een grootschalige oorlog. Op het einde van de roman trachten vijandelijke vloten van ruimteschepen en ‘ornithopters’, samen met vijandelijke  legers van Sardaukar-soldaten de Fremen te verslaan. Die operatie mislukt. Paul plaatst op tijd een tegenoffensief en start de beslissende aanval op de hoofdstad. Rijdend op gigantische zandwormen verslaan de Fremen de Sardaukar en Paul Atreides neemt de controle over het kosmische rijk over.

The Forever War uit 1974 is een militaire sciencefictionroman van de Amerikaanse auteur Joe Haldeman.[15] Het vertelt het verhaal van William Mandella die als dienstplichtige onderdeel uitmaakt van de elite-taskforce in de United Nations Exploratory Force. Zij voeren een interstellaire oorlog tegen de Taurans, buitenaardse wezens die ooit een van hun ruimteschepen aanvielen. De soldaten gebruiken daarbij zogeheten collapsors, ruimteschepen die in een fractie van een seconde duizenden lichtjaren kunnen afleggen. Bij hun eerste ontmoeting met Taurans jagen zij de buitenaardse tegenstanders massaal over de kling. In de gevechten daarna komt Mandella echter juist tegenover gevechtsgeharde en ervaren Taurans te staan, die zijn uitgerust met geavanceerde wapens. De vijand heeft duidelijk bijgeleerd. Zij hebben zich aangepast aan de agressie van Mandella’s leger. De oorlog gaat zich daarna voortslepen en wordt een Forever War. Mandella ervaart hierbij zijn eigen leger steeds meer als een zielloos en inefficiënt construct. Hij ontdekt ook dat de oorlog is begonnen door een misverstand; hij blijkt verstrikt te zijn geraakt in een zinloze oorlog. Dit inzicht zorgt ervoor dat Mandella compleet vervreemd raakt van de samenleving waarvoor hij heeft gevochten. Het omgekeerde is ook het geval.

Deze drie fictieve en vrij bizarre toekomstvisioenen staan op het eerste gezicht ver af van welke militaire werkelijkheid dan ook. Als pure fantasie lijken zij weinig relevantie te bezitten voor hedendaags denken over oorlog en oorlogvoering. Men dient zich echter wel te realiseren dat de toekomst hier fungeert als een projectiescherm. De projecties daarop hebben ons daarom indirect wel degelijk veel te zeggen, juist omdat de toekomstbeelden bij nadere beschouwing sterk plaats- en tijdgebonden zijn. Dit geldt ongetwijfeld in zijn algemeenheid voor alle toekomstvisies. De ondertitel A History van Lawrence Freedmans boek The Future of War is wat dit betreft goed gekozen.[16] Elk tijdperk heeft zijn eigen toekomst, zo impliceert Freedman daarmee. Men hoeft inderdaad geen expert te zijn om te beseffen dat dit zeker opgaat voor Heinlein, Herbert en Haldeman.

Militaire sciencefiction als product van de tijd van ontstaan

Nauwgezette lezing van de drie klassiekers uit de jaren vijftig, zestig en zeventig van de twintigste eeuw bevestigt dat toekomstvisies altijd wortelen in de tijd van ontstaan. De oorlogvoering daaruit is niet 100 procent fictie, maar kan steeds worden gerelateerd aan de historische context waaruit zij voortkwam.

Robert Heinlein staat met zijn Starship Troopers uit 1959 bijvoorbeeld overduidelijk in de traditie van sciencefiction uit het tijdperk van de vroege Koude Oorlog.[17] De angst voor communistische invasies en een nucleaire doomsday doortrok ook talloze andere boeken, zoals Commando Cody (1955), On the Beach (1957), Red Alert (1958), Fail Safe (1962) en Mars Attacks (1962).[18] De angst voor communisten vertaalde zich toentertijd veelvuldig in invasies door marsmannetjes van de rode planeet. Insectachtige wezens kwamen in zwermen de vrije wereld vernietigen. Body snatchers hadden het voorzien op weerloze westerse vrouwen. Uiteraard moest die vijand worden vernietigd. Vanuit dat perspectief moeten wij Starship Troopers lezen. De Bugs uit die roman willen de menselijke beschaving vernietigen. Zij handelen collectief en kunnen niet voor zichzelf denken. Zij volgen slaafs een opperinsect. Overduidelijk nam Heinlein hiermee de communisten op de korrel.[19]

Typisch voor de vroege Koude Oorlog is ook dat Heinlein de communistenfobie en de bijbehorende conservatieve politieke standpunten combineert met technologisch optimisme. De gevechten tegen de Bugs in Starship Troopers worden uitgevoerd met ultramoderne spacecraft, (laser)wapens, vlammenwerpers en met soldaten in armoured suits. Het is vooral de combinatie van de juiste anticommunistische ideologie met moderne techniek die uiteindelijk de beschaving redt.

Er is zelfs een historische gebeurtenis uit de vroege Koude Oorlog aan te wijzen die de conceptie van Heinleins boek uitlokte. Starship Troopers is geschreven in reactie op President Dwight Eisenhowers beslissing om de nucleaire tests van de VS tijdelijk op te schorten.[20] Robert Heinlein was hierover erg verontwaardigd, want hij wenste een harder antwoord tegenover de Russen. Hij reageerde met een roman waarin Bugs (communisten) worden bevochten in een verre toekomst. Zo bekritiseerde hij expliciet het communisme en impliciet ook de eigen samenleving. Dit verklaart voor een belangrijk deel de plotstructuur en strekking van Starship Troopers. Rico bevecht twee gevaren: de termietachtige Bug en zijn eigen zwakheid. Die eigen zwakte had volgens Starship Troopers al eens geleid tot de totale ineenstorting van een veilige en ordelijke maatschappij. Pas nadat een sterk gemilitariseerde samenleving ongebreidelde criminaliteit een halt had toegeroepen keerde de zaak zich ten goede. Starship Troopers staat daarom vol pleidooien voor sterk militaristisch overheidsgezag als een noodzakelijke voorwaarde voor veiligheid en vrijheid. Rico leert in Starship Troopers inzien dat samenlevingen waarin militaire veteranen de politieke macht hebben de voorkeur verdienen, omdat zij alleen de bereidheid bezitten zich op te offeren voor het algemeen belang. Keer op keer mondt dit in Starship Troopers uit in filosofische reflecties op politieke, maatschappelijke en morele kwesties, via de omweg van lange terugblikken op de lessen moraalleer en geschiedenis die Rico ooit kreeg op school. De strekking is steeds weer dat opofferingsbereidheid en discipline de enige echt effectieve wapens zijn tegen de criminele en maatschappij-ontwrichtende (communistische) ideologie.

In Franks Herberts Dune, gepubliceerd in 1965, werkt de Koude Oorlog op een heel andere wijze door. In Dune is de metafoor van The Good War heel sterk. De strijd tegen het communisme wordt hier verweven met reminiscenties aan de Tweede Wereldoorlog. In Dune bevecht men een evil empire, een rijk onder leiding van een keizer die een leger SS-achtige Sardaukar tot zijn beschikking heeft. Dune draait om de ondergang van een totalitair, decadent en machtswellustig keizerrijk. Het hoofdthema van Dune is uiteindelijk vrijheid. De centrale verhaallijn is de opstand van Fremen (nomen est omen) tegen onderdrukking, waaraan de innerlijke bevrijding wordt gekoppeld van de hoofdpersoon Paul Atreides.

Deze bevrijdingsmetafoor past natuurlijk goed bij de jaren zestig, de tijd waarin Dune ontstond. Dune is eigenlijk volkomen onbegrijpelijk zonder referentie aan de Sixties, net zoals Starship Troopers typisch was voor de Fifties. De schets van de planeet Arrakis in Dune is illustratief: het is een wasteland. Dit kan zonder enige twijfel worden gekoppeld aan de inmiddels veel sterker geworden angst voor een nucleair Armageddon. In een post-apocalyptisch dystopisch woestijnlandschap hebben de Fremen aan alles gebrek en in het bijzonder aan water. Zij hebben daarom een samenleving ingericht die volledig draait om hergebruik van middelen. Zij hebben ook toegang tot spice, het geestverruimende middel dat wordt ingezet voor contact met hogere en innerlijke krachten, wat visionaire wijsheid mogelijk maakt. Dit is natuurlijk ook typisch voor de jaren zesti. Herbert experimenteerde zelf met drugs en kweekte hallucinogene paddenstoelen. In eenzelfde richting gaan de vele verwijzingen in Dune naar oerreligies, inclusief Zen, en talloze andere alternatieven voor rationaliteit. Dune is al met al een mengelmoes van alternatieve godsdiensten, drugsgebruik, post-apocalyptisch doemdenken, milieubewustzijn, messianisme en het strijden voor de vrijheid. Dat kan alleen goed worden begrepen door dergelijke factoren uit de jaren zestig te verdisconteren.

Vietnam vormde weer een heel andere context, die logischerwijze tot een heel andere toekomst leidde. Joe Haldemans The Forever War is illustratief voor de sciencefiction waartoe dat leidde. Haldeman was zelf Vietnamveteraan.[21] Hij werd gedecoreerd met het Purple Heart. Na de oorlog zette hij zijn oorlogservaringen om in sciencefiction. Het hoeft niet te verbazen dat hierbij  geen sprake meer was van de metafoor van The Good War. Haldeman beschrijft de intergalactische oorlog tegen de Taurans in The Forever War niet als avontuurlijk, opwindend of nobel. Hij ondermijnt juist militaire clichés, zoals die van de heroïsche krijger en het dankbare thuisfront. De roman heeft bij vlagen zelfs een bijna antimilitaristische strekking. De gevechten blijken geregeld nutteloos en betekenisloos. Haldeman werkte zijn desillusie over de Vietnamoorlog om tot een sombere toekomstschets. Hij gaf daarmee een antwoord op het onverbloemde militarisme uit Heinleins Starship Troopers, net zoals Dune dat was. Haldeman respecteerde Heinlein als schrijver. Hij werd door hem beïnvloed, wat blijkt uit de weergave van de gevechten in powered armour, die ook in The Forever War voorkomen. Maar Haldeman stond wat betreft visie op oorlogvoering, maatschappijbeeld en ideologie mijlenver van Heinlein af. Vietnam was hiervan de oorzaak.[22]

Het valt al met al dus inderdaad goed te verdedigen dat het karakter van militaire sciencefiction allereerst sterk wordt beïnvloed door de tijd en context van ontstaan.[23] De ironische schets van de training, gevechten en het trauma van de thuiskomst van Mandella maakt van The Forever War vooral een antwoord op de eigen tijd. Dit gaat ook op voor Starship Troopers en Dune. Men kan zich zelfs de vraag stellen of toekomstbeelden wel kunnen loskomen van de tijd van ontstaan. Het antwoord op die vraag is waarschijnlijk: nee.

Militaire sciencefiction: het verleden als goudmijn

Terwijl sciencefiction dus sterker wortelt in de eigen tijd dan men vaak meent – terwijl het de toekomst als onderwerp heeft – blijkt het ook nog eens de (militaire) geschiedenis te gebruiken als een soort goudmijn om die toekomst overtuigend te kunnen schetsen. Verbijsterend genoeg gebruikt sciencefiction voortdurend en op een bijna eclectische wijze feiten, gebeurtenissen, wapens en oorlogen uit het verleden om toekomstbeelden te creëren. De futuristische visioenen uit de militaire sciencefiction worden grotendeels samengesteld uit materiaal dat afkomstig is uit de steengroeve van de militaire geschiedenis.

Het tijdperk van de vroege middeleeuwen, in een geromantiseerde variant, is wat dit betreft de hofleverancier van de militaire sciencefiction, net zoals het dat is voor de fantasy.[24] In een verre toekomst, op lichtjaren hier vandaan, in een wereld vol ruimteschepen met laserwapens en dogfights, eindigen conflicten in de kosmos opmerkelijk vaak in heldhaftige individuele gevechten met zwaard en schild, in een sociale omgeving die als feodaal en ridderlijk kan worden omschreven. Post-apocalyptische werelden, na een nucleaire holocaust of grote milieuramp, lijken verrassend vaak op de (vroege) middeleeuwen, of iets dat men zich erbij voorstelt. Militaire sciencefiction zit ook vol met heldentypes die rechtstreeks afkomstig zijn uit Noordse sagen en Arthurlegendes. Monsters lijken zo uit de Beowulf weggelopen. Een obsessie met schilden, harnassen, zwaardgevechten en belegeringen springt voortdurend in het oog.

Dit laat onverlet – en dat maakt het uitermate interessant – dat andere tijdperken daarmee vrij moeiteloos kunnen worden gecombineerd. Reminiscenties aan de klassieken (Ilias en Odyssee) zijn eveneens talrijk. In de Amerikaanse militaire sciencefiction vallen verder de talloze referenties op aan zeeslagen en gevechten uit de Tweede Wereldoorlog. Interstellaire toekomstige oorlogen worden daar opmerkelijk vaak gemodelleerd naar oorlogvoering op zee. Gigantische ‘vloten’ met ruimteschepen doorkruisen het universum, beladen met jagers en zogeheten dropships. Zij lijken op de vliegdekschepen en amfibische landingsschepen uit de oorlog in de Pacific. Ook verwijzingen naar oudere maritieme conflicten klinken veel door in militaire sciencefiction. In Star Trek duikt bijvoorbeeld The Federation Starfleet op, die als vlaggenschip de USS Enterprise heeft. In Star Wars draait het om de Imperial Navy. Deze space navies kennen klassieke ‘scheepsklassen’ zoals fregatten of jagers en zij worden op de ‘brug’ aangestuurd door officieren die opvallend veel gelijkenis vertonen met marineofficieren uit de maritieme geschiedenis, tot hun rangstructuur in marinestijl aan toe. Het is begrijpelijk, gezien de immense afstanden en leegtes in de intergalactische ruimte en op zee. De vergelijking tussen optreden in de ruimte in de toekomst en maritiem optreden uit het verleden ligt best voor de hand. Maar het fascinerende is hier dat dit alles voortdurend in combinatie voorkomt, met elementen die zijn ontleend aan alle tijden. Het is volkomen gangbaar in sciencefiction dat een soldaat uit een futuristisch ruimteschip of een piloot na een dogfight in een ver sterrenstelsel overgaat op een zwaardgevecht, of dat een intergalactische aanval eindigt in een belegering. Toekomst en verleden lopen er vaak dwars door elkaar. Sciencefiction gebruikt het verleden als pandjeshuis.

In Starship Troopers van Robert Heinlein is dit direct evident. Raids op vijandelijke planeten worden in die roman uitgevoerd vanaf de dropships door een mengelmoes van (historisch verankerde) parachutisten, luchtmobiele infanterie en mariniers. De militairen verplaatsen zich in ‘schepen’ en vechten feitelijk als ‘mariniers’. Dat is goed te verklaren, want Heinlein diende na zijn afstuderen aan de Naval Academy bij de Amerikaanse marine. Het maritieme en amfibische (recente) verleden was hem dus goed bekend. Hij zette de maritieme geschiedenis (met name gevechten in de Pacific) vervolgens in om zijn toekomstbeeld geloofwaardiger te maken.[25]

Ook Frank Herbert leende voor Dune radicaal uit de geschiedenis. De naam Paul Atreides roept direct historische reminiscenties op. De val van het Romeinse Rijk (the empire) is ook nooit ver weg. Herbert (her)gebruikte in Dune verder tal van premoderne mythische en mystieke werelden en verwijzingen naar de vroege wereldreligies. De woestijnomgeving van Dune is meer dan decor, wat dit betreft.[26] Volgens Herbert ontstonden joodse, christelijke, islamitische en oosterse religies, inclusief messianisme en feodalisme, ooit ‘uit het zand’. Hij was ervan overtuigd dat de grote wereldreligies waren voortgebracht door woestijnomgevingen. Herbert verplaatste die vervolgens ‘woestijndenkbeelden’ naar de toekomst. Het verhaal van Paul Atreides, als Messias van de Fremen, werd via het thema van ‘de woestijn’ verweven met allerlei verhalen over de bedoeïenenstammen uit het vroege Arabië. In zijn beschrijvingen van de Fremen gebruikte Herbert allerlei authentieke (en verzonnen) Arabische en Perzische woorden. De Mahdi-profetiën uit de roman zijn op hun beurt weer afkomstig uit de islamitische eschatologie. De woestijncontext maakte zelfs verwijzingen mogelijk naar de opstanden in het Midden-Oosten in de Eerste Wereldoorlog. De opstand van de Fremen onder Paul Atreides heeft ook veel weg van de Saoedische opstand onder leiding van Lawrence of Arabia. Onmiskenbaar werd Herbert dus eveneens beïnvloed door The Seven Pillars of Wisdom van T.E. Lawrence.[27] Historische associaties en reminiscenties buitelen in Dune over elkaar heen; men zou de toekomst in Dune kunnen karakteriseren als een historische potpourri.

Joe Haldemans The Forever War leende op het eerste gezicht minder uit het verleden. Maar dat is schijn. In de verre toekomst neemt ook Mandella zijn toevlucht tot middeleeuwse wapens, zoals schilden en messen. Ook bij Haldeman zijn de gevechten en veldslagen geregeld opmerkelijk traditioneel of premodern, ondanks het geavanceerde technologisch arsenaal. Haldeman verklaart het doordat ‘stasis-velden' en ‘beschermende coatings’ in de toekomst alles wat elektromagnetisch wordt aangestuurd zullen kunnen ‘neutraliseren’. Soldaten in de toekomst moeten daarom op sleutelmomenten wel terugvallen op traditionele fysieke manieren van vechten.[28] Vervolgens maakt dit premoderne vechten in een futuristische omgeving de oorlogservaring voor de militair bizar en vervreemdend. Haldeman plaatste zich ironisch tegenover de traditie van het genre sciencefiction, dat maar niet loskwam van historiserende beeldspraak, door zelf die historiserende beeldspraak parodiërend te gebruiken.

Dit alles levert een fascinerende paradox op. De soldaat van de toekomst is in militaire sciencefiction aan de ene kant vaak technologisch zeer geavanceerd. Op individueel en tactisch niveau beschikt de militair van de toekomst over armoured suits (ook powered armour genoemd), diverse soorten straalwapens en de loyale hulp van allerlei robots en androïden met kunstmatige intelligentie. ‘Jagers’ ondersteunen hem, uitgerust met lasergeweren en kernwapens, en vloten van slagschepen die regelmatig relativistische wormgaten doorkruisen. Drones, cyborgs, doomsday machines, death stars, cyberaanvallen en autonome wapens worden ook tegen buitenaardse vijanden ingezet. Hersenspoeling, transplantaten, conditionering en biologische oorlogvoering vinden in de verre toekomst eveneens veelvuldig plaats. Maar keer op keer eindigt het gewapende conflict in militaire sciencefiction toch in avontuurlijke raids, spectaculaire commandoacties en heroïsche man-tot-man-gevechten, of man-tot-alien-gevechten, waarin vaak zwaarden, steekwapens, simpele handvuurwapens, schilden, harnassen en belegeringen domineren. Historische oorlogvoering domineert de verre toekomst. Of anders gezegd: gemeenplaatsen en clichés over het militaire verleden domineren die toekomst.

Een verklaring voor dit opmerkelijke verschijnsel ligt in de genretheorie.[29] Daarin wordt naar voren gebracht dat sciencefiction een genre is dat sterk wortelt in traditionele epische dichtwerken, verhalen over superhelden, fantasy, westerns en comic-strips. Ook is de invloed uit actiefilms, verhalen over religieuze zoektochten, coming-of-age stories, space westerns, space opera’s en cyberpunk evident. Militaire sciencefiction neemt om die reden graag de plotstructuren, dominante codes en hoofdpersonen uit die aanpalende genres over. Dit wordt waarschijnlijk nog versterkt doordat sciencefiction een genre is met vaak grote commerciële belangen. Vooral ook omdat er geld moet worden verdiend aan de toekomstschetsen volgen zij de thema’s en stijlfiguren van de traditionele epiek, de regels van de pulpliteratuur en de codes van Hollywood.[30]

Er is echter ongetwijfeld meer aan de hand. De (valse) nostalgie en neoromantiek die aanwezig blijkt bij sciencefictionschrijvers en de lezers van sciencefiction mag niet onderschat worden. Het lijkt er verrassend genoeg op dat sciencefiction-adepten keihard futurisme en meedogenloos modernisme juist als iets onwenselijks of zelfs als iets onvoorstelbaars ervaren. Nucleaire bombardementen vanuit ruimteschepen, massale drone-aanvallen, giftige groene wolken, dodelijke virussen, androids, en autonome wapens die elektronische golven afvuren: het wordt geregeld weggeschreven. Kenmerkend is het veelvuldige gebruik van ‘schilden’ in militaire sciencefiction die het onmogelijk maken ultramoderne wapens in te zetten, zoals bijvoorbeeld in The Forever War. Soms zijn ook hele categorieën wapens ‘verboden’, zoals het nucleaire wapen in Dune. De reden hiervoor zou heel goed kunnen zijn dat tot de uiterste consequentie doordachte ultramoderne oorlogvoering de klassieke held uitwist. Die held is al sinds eeuwen het rolmodel voor de westerse krijger en mag blijkbaar niet verloren gaan. Heimwee naar deze old school-held die met zijn zwaard stormaanvallen afweert van (buitenaardse) vijanden doortrekt het genre sciencefiction. Militaire sciencefiction is een nostalgischer genre dan men zou verwachten. Er schuilt iets anti-futuristisch in sciencefiction.

Militaire sciencefiction: oorlog en (geschied)filosofie

Helemaal boeiend is dat (goede) militaire sciencefiction uiteindelijk veel vaker (geschied)filosofische en maatschappijkritische vraagstellingen aankaart dan men zou denken. Juist hierdoor worden verleden, heden en toekomst op elkaar betrokken, op een even verrassende als relevante wijze. Het genre lijkt oppervlakkig bezien natuurlijk te draaien om de schetsen van oorlogvoering in een futuristische setting met hypermoderne militaire techniek. Maar goede militaire sciencefiction valt ook te karakteriseren als denkexercitie over de vraag wat ‘de mens’ eigenlijk is in een verre toekomst, tegen de achtergrond van interstellaire oorlogen en een werkelijkheid waarin mens en machine in elkaar overlopen. Wie het genre alleen oppervlakkig leest blijft hangen op het niveau van oorlogvoering door space navies en helden met lichtzwaarden. Wie daarentegen tussen de regels doorleest ziet geregeld de vraag opdoemen wat vrijheid en het menselijke bewustzijn nog kunnen zijn in een technologische omgeving waar robots en androïden heersen. Ook komt het probleem voortdurend aan de orde hoe menselijke samenlevingen en oorlogvoering in samenhang evolueren, en wat de betekenis hiervan is, als die er al is.[31]

De oudere militaire sciencefiction (1890-1940) zag wat dit alles betreft technologie nog als de drijvende en bevrijdende kracht. In de vroegste sciencefiction uit de late negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste eeuw zijn de hoofdpersonen vaak technici of (militaire) ingenieurs. Soms creëren zij monsters. Meestal corrigeren de vertegenwoordigers van de moderne wetenschap dit zelf weer. De moderne techniek wint.[32] Dit optimisme verdween in de loop van de twintigste eeuw. Zeker in de sciencefiction uit de afgelopen decennia geldt technologie veel meer als een (potentiële) bedreiging voor de mensheid. Technologie vernietigt er vooral, wordt gemanipuleerd, raakt beschadigd of faalt. Moderne robots en autonome wapens blijken menselijk leiderschap en autonomie te ondermijnen. Oorlogvoering komt in handen van cyborgs, superintelligente computers en implantaten, die de mens zelf heeft ontwikkeld, maar waarover hij de controle verliest. Philip K. Dick, Isaac Asimov, Fred Saberhagen en Keith Laumer hebben dergelijke thematiek briljant uitgewerkt.[33] Nergens is het scherper gedaan dan in Stanley Kubricks film 2001: A Space Odyssey (1968). Wanneer boordcomputer Hal 9000 in die film zegt: ‘I’m sorry Dave. I’m afraid I can’t do that’, is niet alleen het ruimteschip in problemen, maar staat de mensheid oog in oog met een nieuwe variant van zijn grootste vriend en vijand: de techniek die hij zelf heeft ontwikkeld, maar niet meer in de hand heeft.[34]

Sciencefiction raakt daarmee achterliggende mens-, wereld- en geschiedbeelden. Die kunnen zoals gezegd optimistisch van aard zijn. In de utopische denkrichting uit de vroege sciencefiction draaide toekomstige oorlog in de ruimte meestal om een strijd tussen agressieve samenlevingen op verre planeten en de ‘liberale’ aardse alternatieven, waarbij heldhaftige individuen de liberale waarden verdedigden met behulp van moderne technieken.[35] In producties als Star Trek en Star Wars werkte dat door, waarbij het uitmondde in de bevrijding van ‘een kwade kracht’.[36] Tegenwoordig domineren de meer pessimistische dystopische en post-apocalyptische schetsen. De mens wordt gezien als een onvrije speler in een krachtenveld dat hij niet kan begrijpen of beheersen. Thomas Hobbes kijkt hier grimlachend om de hoek.[37]

Starship Troopers, Dune en The Forever War draaien om dergelijke reflecties op de meest fundamentele krachten en machten in de kosmos. In Starship Troopers nemen de beschrijvingen van daadwerkelijke gevechten tegen buitenaardse wezens een verrassend bescheiden plaats in. Het boek gaat helemaal niet over Bug-shooting. De cursussen ‘geschiedenis en moraalfilosofie’ die Rico vormen krijgen veel meer aandacht. Rico’s leraar, van wie aan het einde van de roman duidelijk wordt dat hij een oorlogsveteraan is, blijft vragen stellen over de menselijke geschiedenis en de structuur van de samenleving. Hij komt te spreken over de relatie tussen burgerdeugd, discipline en oorlog. Zonder discipline is de mens geneigd tot luxe, zo is de suggestie. Dit heeft ooit al geleid tot de ineenstorting van de beschaafde orde. Daarom juist zijn strijd en discipline zulke cruciale positieve waarden. Rico leert het gelijk hiervan inzien. Bootcamp, officiersopleiding en de gevechten zijn stadia op zijn weg tot inzicht en inkeer. Rico begint langzamerhand te onderschrijven dat de ideale regeringsvorm een heerschappij van militaire veteranen is. Hij leert begrijpen dat de meest fundamentele waarden slechts met geweld kunnen worden veiliggesteld. Hij erkent uiteindelijk dat alle fundamentele conflicten zullen moeten worden opgelost door geweld, of het dreigen daarmee.

Juist deze filosofische insteek maakt Starship Troopers tot een controversieel boek. Starship Troopers gaat veel verder dan de simpele escapistische verheerlijking van het avontuurlijke leven van de infanterie in een fictieve toekomst. Het geeft de lezer een rechtvaardiging van de militarisering van de samenleving. Om deze reden wordt Starship Troopers wel fascistoïde genoemd.[38] Het boek zit inderdaad vol onwelriekende stereotyperingen, zoals die van de vijand als insect. Het bevat zeker een politiek-ideologische boodschap die de open society afserveert. Toch was Heinlein niet fascistoïde. Het is beter om termen als militaristisch, autocratisch, reactionair en sociaal-darwinistisch te gebruiken om Starship Troopers te karakteriseren. Heinlein verdedigt in zijn boek in feite de idee dat samenlevingen, ook die in de toekomst, altijd zullen moeten strijden om te overleven, waardoor militaire kracht zich moet vertalen in politieke macht. Starship Troopers projecteert de politieke ordening en ideologie van het klassieke Sparta op de toekomst, in de geest van Plato.

Ook in Frank Herberts Dune ligt het hoofdaccent níet op de gevechten, noch op de techniek van toekomstige oorlogvoering. Dune focust vooral op de oorzaken van oorlogen en de manier waarop individuen en samenlevingen daarop reageren. Het leidt tot een andere visie op mens en maatschappij dan bij Heinlein. Cruciaal is hierbij opnieuw de onleefbare woestijnomgeving van Arrakis. De woestijn toont vooral de kwetsbaarheid en onderlinge wederzijdse afhankelijkheid van het ‘web’ van zand, steen, water, dieren, planten en mensen. Dune beeldt de planeet bijna af als een levend wezen, waarbij alle onderdelen op elkaar ingrijpen. Het boek getuigt van een holistische levensfilosofie, met pantheïstische trekken. Frank Herbert koppelde daaraan een geschiedfilosofie die ronduit fascinerend is. De suggestie in Dune is dat ‘de woestijn’ weer vruchtbaar kan worden gemaakt. Het boek suggereert dat de voorwaarde hiervoor de ondergang is van the empire. Dit kosmische keizerrijk bevat in Dune kenmerken van het late Romeinse Rijk. Het decadente en hypocriete rijk is in Dune in feite ten dode opgeschreven. Dune volgt ermee de strekking van Decline and Fall of the Roman Empire van Edward Gibbon.[39] De onvermijdelijke en noodzakelijke ondergang vormt vervolgens de basis voor een revolutie die vernieuwing brengt. Het proces culmineert in de jihad onder leiding van Paul Atreides en de succesvolle revolte van de Fremen, waarna de woestijn weer langzaam tot leven kan komen.

Herbert suggereert vervolgens – en dit maakt Dune tot een meesterwerk – dat het proces van verval en wederopstanding niet slechts de opkomst en ondergang van grote rijken voorbeschikt, maar dat dit ook geldt voor de opstand van Paul Atreides en hemzelf. Atreides realiseert zich terdege dat hij is ‘voorbestemd’ om te overwinnen en vrijheid te brengen, maar dat gaat samen met het schokkende besef dat zijn leiderschap en directe contact met de krachten in het universum uiteindelijk ook verschrikkelijke gevolgen zal hebben. Paul ziet in dat hij de Fremen niet zal kunnen stoppen en zichzelf evenmin. Hij zal de overwinning brengen, maar de krachten die hij zelf ontketent zal hij niet kunnen beheersen. De superheld en Messias die hij zelf is, vormt het nieuwe probleem. Hij zal dictator worden en de Fremen zullen onvrijheid brengen. Herbert neigt zo naar een cyclisch geschiedenisconcept, zoals dat van Ibn Khaldun, die in de roman dan ook wordt aangehaald. Dune heeft daarmee ook veel van een klassieke tragedie. Paul Atreides moet buigen voor machten die groter zijn dan hijzelf.

In The Forever War van Joe Haldeman zijn het ook onderliggende (geschied)filosofische vragen die het belangrijkst blijken te zijn en niet zozeer de gevechten met laserwapens. Mandella kan niet ontsnappen uit de forever war, zelfs niet als die interstellaire oorlog voorbij is. Mandella beseft dat hij alleen in het leger tot zijn recht komt. Maar hij haat dat leger tegelijkertijd. De vervreemding wordt nog versterkt doordat reizen met de snelheid van het licht effecten van tijd-ruimte-verschuiving veroorzaakt, als gevolg van Einsteins relativiteitswetten. Het resulteert erin dat soldaten die terugkeren naar de aarde jonger zijn dan de leden van de samenleving waarvoor zij vechten. De veteranen keren dus terug naar een planeet die zij niet meer goed kunnen bevatten. De samenleving begrijpt om dezelfde reden de veteranen verkeerd. Het onbegrip is wederzijds, onvermijdelijk en onoplosbaar. Dit moet uiteraard worden gelezen als een metafoor voor de ontvangst van Amerikaanse troepen die naar hun vaderland terugkeerden vanuit Vietnam. Het slot van de roman is wat dit betreft veelbetekenend. Na de (zinloze) intergalactische oorlog gaat Mandella wonen in een stadje met de naam Middle Finger. Daarmee draait ook The Forever War uiteindelijk niet zozeer om een schets van oorlogvoering in de toekomst, maar om de filosofische en maatschappelijke vraagstukken die schuilgaan achter oorlogvoering op zich.

Slotbeschouwing: oorlog en oorlogvoering in (militaire) sciencefiction

Zoals in de inleiding is aangegeven heeft generaal Mick Ryan vooral de nadruk gelegd op het ontwikkelen van innovative thinking en het openstaan voor potentially positive and negative futures, door kennis te nemen van fictieve werelden in de toekomst.[40] Die conclusie kan overeind blijven staan. Het lezen van (militaire) sciencefiction kan de blik scherpen voor dat wat buiten de contemporaine doctrinaire waarheden valt en kan nuttig zijn voor professionals die werken in de wereld van de veiligheidsproblematiek, als literair alternatief voor gangbare militaire trendanalyses en modelmatige toekomstvoorspellingen.

Dit blijkt ook wel uit de sterke doorwerking van het genre militaire sciencefiction op het militaire domein.[41] De invloed van het werk van H.G. Wells levert er een bekend voorbeeld van. Wells’ werken hadden visionaire kracht en werden invloedrijk.[42] Hij voorspelde tanks, luchtoorlogvoering, gasaanvallen, atoombommen en massavernietigingswapens ver voordat die werden uitgevonden. Hij schreef rond 1903 al in het korte verhaal The Land Ironclads  over gepantserde oorlogvoering. Wells schetste in 1907 luchtoorlogvoering in The War in the Air, toen dat nog niet bestond. In romans zoals The World Set Free uit 1914 voorzag hij een gasoorlog en zelfs een atoomoorlog. In The War of the Worlds uit 1898 gebruikten buitenaardse wezens al hittestraalwapens. Het had allemaal een onmiskenbaar effect op het militaire denken in het Verenigd Koninkrijk.[43] Het is moeilijk om de invloed precies vast te stellen, maar het staat buiten kijf dat Wells’ toekomstvisioenen werden opgepikt.[44]

Dit geldt eveneens voor de impact van futuristen als Filippo Marinetti. Het is zeer aannemelijk dat luchtmachtdenkers als Giulio Douhet, die pleitten voor strategische bombardementen, sterk zijn beïnvloed door het futuristische culturele klimaat van hun tijd.[45] Talloze andere voorbeelden dringen zich op. Generaal Pete Quesada, die als hoofd van IX Tactical Air Command verantwoordelijk was voor de ontwikkeling van tactische luchtsteun in de Tweede Wereldoorlog, gaf ooit aan dat zijn opvattingen over toekomstige luchtoorlogvoering sterk waren beïnvloed door de sciencefictionstrips die hij las in zijn jeugd.[46] Toen hij zag dat zijn jachtbommenwerpers boven gepantserde vijandelijke colonnes hingen, schreef Quasada aan zijn moeder: ‘My fondness for Buck Rogers devices is beginning to pay off’.[47]

Heinleins klassieke Starship Troopers, met de gevechten in armoured suits, had ook invloed op militaire professionals. Voormalig minister van Defensie van de VS generaal Jim Mattis heeft gezegd dat de beschrijving van bootcamp en training van officieren in Starship Troopers hem ervan heeft overtuigd dat Marine Infantry Training ‘realistischer’ moest worden.[48] De roman blijkt nog steeds gelezen te worden op de opleidingsscholen van het US Marine Corps en de United States Air Force.[49] Men bestudeert er ook de mogelijkheid om mariniers vanuit een ruimtevlucht direct in te zetten tegen doelen op aarde, ook in de geest van Heinlein.[50] Het lijkt er tevens op dat de beschrijvingen van exoskeletten door Heinlein en Haldeman experimenten met militaire robotisering en human enhancement hebben gestimuleerd.[51]

Op vergelijkbare wijze heeft sciencefiction zonder enige twijfel ook de ontwikkeling en het testen van alternatieven voor reguliere vuurwapens gestimuleerd. Te denken valt aan wapens met directed energy, straalwapens en lasergeweren.[52] Er worden op dit moment zelfs plannen ontwikkeld om bewapende drones, geautomatiseerde wapensystemen en minidrones en cyborgachtige insecten in te zetten, al dan niet voorzien van wapens. De invloed van sciencefiction op deze ontwikkelingen wordt erkend door alle betrokkenen. In 2007 werd Thomas Easton uitgenodigd om les te geven aan ingenieurs van het DARPA-programma,[53] die bewapende cyborginsecten ontwikkelden, zoals Easton al had voorzien in zijn sciencefictionroman Sparrowhawk.[54] Ook de fascinatie voor shields van auteurs uit de hoek van de militaire sciencefiction vindt navolging. Er is misschien geen aantoonbare directe link tussen sciencefiction en president Ronald Reagans SDI-programma (Strategic Defence Initiative), maar het is zeker zo dat het idee van een ruimteschild al decennia gangbaar was in de futuristische literatuur voordat werd getracht het in de praktijk te brengen.[55] Sciencefictionschrijvers werden in de jaren tachtig niet voor niets onderdeel van de propagandacampagne ten gunste van SDI.[56] Het is verder geen toeval dat het SDI-programma de bijnaam star wars kreeg.[57] Woorden die worden gebruikt in de context van hedendaagse cyberoorlogen, zoals worms en shutdown orders, blijken ook gemunt te zijn in sciencefiction (de cyberpunk-variant, om precies te zijn).[58]

Militaire sciencefiction kan dus concrete invloed uitoefenen op militair denken en doen. In die zin kan sciencefiction absoluut nuttig zijn als aanjager van innovatieve ontwikkelingen. Maar dit raakt vooral het technische vlak. De stelling die in dit artikel wordt verdedigd is dat daar waarschijnlijk echter niet de grootste kracht van het genre sciencefiction ligt, hoe belangrijk en invloedrijk dit thema ook is. Bestudering van Starship Troopers, Dune en The Forever War maakt vooral duidelijk dat (militaire) techniek minder centraal staat in sciencefiction dan vaak wordt gedacht. Na de bestudering van drie klassieke werken uit het genre blijkt de conclusie te moeten zijn dat het belangrijkste leereffect van het lezen van militaire sciencefiction bestaat uit het verdiepen van het inzicht in wat ‘de toekomst’ karakteriseert, als een ‘geestelijke constructie’.[59]

Ten eerste viel immers op dat de tijd van ontstaan zich steeds weer opvallend manifesteert in de romans waarin toekomstige oorlogen worden geschetst. Militaire sciencefiction lijkt niet over de eigen tijd te gaan; het genre gaat schijnbaar over denkbeeldige toekomstige manieren van oorlogvoering tegen buitenaardse wezens. Het is daarmee ‘fantastisch’ in de zin van fantasievol. Maar juist dit verbindt het sterk met de historische context waarin het ontstaat. De eerste les zou moeten zijn dat toekomstvisioenen meer onthullen over de samenleving waaruit zij voortkomen dan over de toekomst.[60]

De tweede conclusie die kan worden getrokken is dat sciencefiction ook weer niet alleen het kind is van de eigen tijd. De toekomst in militaire sciencefiction wortelt zeker in het heden, maar het ontleent ook op eclectische wijze verrassend veel aan het verleden. Toekomstbeelden worden erin voor een groot deel opgebouwd uit denkbeelden over en motieven uit de geschiedenis. Militaire sciencefiction combineert robotica, drones, gepantserde gevechtspakken, death-stars, doomsday-machines en nucleaire granaten met een voorliefde voor zwaarden en schilden, man-tegen-man-gevechten, middeleeuwse belegeringen en individuele heldenmoed. Ondanks de futuristische wapens is militaire sciencefiction sterk geworteld in een geïdealiseerd en geromantiseerd militair verleden. Het is hypermodern en vertoont tekenen van nostalgie. De toekomst blijkt de militaire geschiedenis nodig te hebben.

Het derde punt dat moet worden gemaakt is dat goede militaire sciencefiction vooral reflecteert op dat wat zich schuilhoudt achter toekomstige oorlogvoering. Starship Troopers, Dune en The Forever War gaan met name over vragen naar de relatie tussen oorlog en maatschappij, individu en maatschappij, vrijheid en determinisme, mens en machine, de ontwikkeling van toekomstige geschiedenis en naar de betekenis en bestemming van de mensheid in de kosmos; de romans gaan niet zozeer over toekomstige oorlogvoering op zich.

Susan Sontag schreef over dit derde punt ooit een briljant en invloedrijk essay.[61] Zij betoogde dat (militaire) sciencefiction in essentie gaat om het bezweren van ‘de angst voor een ramp’. Volgens Sontag tracht sciencefiction vooral monsters en een post-apocalyptische dag des oordeels op afstand te houden. Dit zou worden vertaald in het verplaatsen van al wat men vreest naar het rijk van de fantasie, op planeten hier ver vandaan in een verre toekomst. Susan Sontags boodschap is met andere woorden dat sciencefiction vooral de alien in onszelf bevecht en niet zozeer lessen te bieden heeft over de toekomst.

Sontag heeft ongetwijfeld gelijk. Maar er lijkt ook meer aan de hand. Militaire sciencefiction gaat niet alleen om het temmen van angst voor een onvoorstelbare oorlog via het projecteren van die angstvisioenen op de toekomst. Het zijn vooral (spectaculaire) verhalen waarin de relatie wordt geanalyseerd tussen het individu en zijn samenleving binnen de context van een oorlogssituatie in de verre toekomst.

In Starship Troopers leidt dit tot de verontrustende boodschap dat militaire macht en kracht het morele en maatschappelijke fundament vormen. Heinlein beweert uiteindelijk dat plichtsbetrachting en opofferingsbereidheid vrijheid garanderen en politieke macht rechtvaardigen. In Dune wordt door een mengeling van visionair leiderschap, collectieve weerzin tegen onderdrukking én drugsgebruik een succesvolle insurgency tot stand gebracht op de desolate planeet Arrakis. Het gaat samen met het tragische besef dat de zegevierende held de krachten die hij zelf ontketent niet zal kunnen beheersen. In The Forever War is de boodschap dat oorlogen zijn gebaseerd op communicatiefouten en misverstanden en soldaten zullen vervreemden van de personen voor wie zij vechten.

Er is veel voor te zeggen dat dit het lezen van militaire sciencefiction relevant maakt. Militaire sciencefiction biedt een podium voor filosofische ‘experimenten’, waarbij verleden, heden en toekomst in een veel complexere verhouding blijken te staan dan vaak wordt gedacht. De Duitse filosoof Jörn Rüsen betoogde in dit verband ooit dat iedereen wat betreft de relatie tussen verleden, heden en toekomst te maken heeft met drie tijdslagen, waarbij geen enkele tijdslaag belangrijker is dan de ander.[62] Het verleden beïnvloedt het heden. Het vormt zo ook de basis voor ideeën over de toekomst. Toekomstvisies functioneren op hun beurt als de oriëntatiekaders en richtsnoeren voor het heden. Zij beïnvloeden daarmee ook onze opvattingen over de geschiedenis. Maar de positie in het heden kleurt vervolgens weer het verleden en ook de toekomst. De drie tijdslagen bepalen elkaar wederzijds, en in wisselwerking. Er is geen heldere causale diachrone ontwikkelingslijn; het gaat om een spanningsveld tussen drie polen. Het bestuderen van oorlogvoering in sciencefiction toont het gelijk van Jörn Rüsen aan. Hoewel militaire sciencefiction oorlogen in de verre toekomst situeert, put het uit het verleden. Tegelijkertijd zegt de toekomstschets vooral veel over het heden, omdat het daarin is geworteld.

Zeker, militaire sciencefiction schetst strange new worlds, net zoals de geschiedenis en literaire romans dat doen. Daarmee is het lezen ervan belangrijk voor het openbreken van het eigen denkraam en voor het ontwikkelen van creatieve alternatieve denkvormen.[63] Belangrijker is nog wel dat sciencefiction al te simplistische gedachten over de noties ‘heden, verleden en toekomst’ kan doen kantelen.[64] Het lezen van Starship Troopers, Dune en The Forever War maakt vooral duidelijk dat de grens tussen verleden, heden en toekomst fluïde is en de toekomst een collage.

 

[2] Op het congres The Future of War besprak het panel ‘Predicting the Future. Perils, Promises and Pitfalls’ deze thematiek. Deelnemers waren Collin Meisel, ‘Forecasting Continuity and Change With Respect to the Future of Warfare’ en Lotje Boswinkel en Tim Sweijs, ‘Predicting the Unpredictable. Using a Multi-Method Approach to Anticipate Future Conflict’.

[3] Zie noot 1.

[4] Er is een tussenweg denkbaar. In dit verband kan worden gewezen op Project Cassandra. Daarbinnen is literatuurstudie gebruikt voor early crisis detection. Op het congres The Future of War was hieraan een sessie gewijd met de titel: Using Narrative Foresight to Predict the Future. De gepresenteerde papers waren: Jürgen Wertheimer, Florian Rogge, ‘Project CASSANDRA. Literature and Future Wars’; Leo Blanken, August Cole, and Tom Weis, ‘Fabricating Futures. Using Artifacts and Fiction to Explore the Future of War’; Paul Charon, ‘The Predictive Power of Fiction’; Guangyu Qiao-Franco, Paolo Franco, ‘Insurmountable Enemies or Easy Targets? Military-Themed Videogame ‘Translations’ of Weaponized Artificial Intelligence.’ Zie over Project Cassandra onder meer: https://projekt-cassandra.net/project-cassandra-literature-as-an-early-warning-system/.

[5] Het is lastig om scherpe grenzen te trekken tussen sciencefiction en militaire sciencefiction, omdat oorlogen vaak de achtergrond vormen van beide genres. Men zou kunnen beargumenteren dat militaire sciencefiction specifiek oorlogvoering in de toekomst als onderwerp heeft. Hoofdpersonen zijn vaak dienstplichtigen of professionele militairen, die worden geconfronteerd met de uitdagingen en gruwelen van oorlog in de (verre) toekomst, en vechtend en handelend optreden tegen buitenaards gevaar. De handelingen worden meestal beschreven vanuit het perspectief van zo’n militair. Het genre werkt verder thema’s uit zoals: militaire technologie, moed, opoffering, plichtsbesef en kameraadschap. Boeiende bloemlezingen erover zijn: Gordon Dickson (red.), Combat Science Fiction (1975; Ace Publishers, 1984) en J.E. Pournell (red.), There Will Be War (Tor Books, 1986). Zie verder ook: Virgilio Ilari (a cura di), Future Wars. Storia della Dystopia Militare. Società Italiana di Storia Militare. Quaderno 2016 (Acies Edizioni Milano 2016); George Edgar Slusser en Eric S. Rabkin (red.), Fights of Fancy. Armed Conflict in Science Fiction and Fantasy (University of Georgia, 1993); M.G. Ender, B.J. Reed en J.P. Absalon, ‘Popular Culture and the Military’, in: A. Sookermany (red.), Handbook of Military Sciences (Springer, 2020);  Martha Bartter, ‘Young Adults, Science Fiction, and War’ in Charles W. Sullivan III (red.), Young Adult Science Fiction (Greenwood Press, 1999).

[6] Over de klassieke sciencefiction zie: Mark Bould e.a. (red.), The Routledge Companion to Science Fiction (Taylor & Francis, 2011); Edward James en Farah Mendlesohn (red.), The Cambridge Companion to Science Fiction (Cambridge University Press, 2006); Peter J. Bowler, A History of the Future. Prophets of Progress from H.G. Wells to Isaac Asimov (Cambridge University Press, 2017).

[7] Generaal-majoor Mick Ryan is een Australische militair en officer-scholar die naast zijn imposante militaire carrière een graad haalde aan Johns Hopkins University School of Advanced International Studies. Vanaf 2018 was hij hoofd van het Australian Defence College in Canberra. Ryan maakt zich al jaren sterk voor het belang van het lezen van fictie en zette daartoe een professional reading program op met veel aandacht voor militaire sciencefiction.

[8] Zie voor de bijbehorende leeslijsten: https://mwi.usma.edu/war-books-major-general-mick-ryan-2021-reading-list/Mick Ryan. Een bijgewerkte versie ervan is te vinden op: https://thestrategybridge.org/the-bridge/2021/10/20/science-fiction-and-the-strategist-30.

[9] Idem.

[10] Uiteraard was het ook interessant geweest om literaire sciencefiction uit de decennia na 1970 bij het onderzoek te betrekken, en zeker ook die uit de periode na het verdwijnen van de bipolaire wereldorde van de Koude Oorlog. Tevens zou het betrekken van films, games en comic-strips veel kunnen opleveren. Om dit artikel een scherpe focus te geven moest hier echter van worden afgezien. In vervolgonderzoek zal hier nader op worden ingegaan.

[11] Over Amerikaanse sciencefiction in het algemeen, zie: Thomas D. Clareson, Science Fiction. Understanding Contemporary American Science Fiction. The Formative Period, 1926-1970 (University of South Carolina Press, 1992) en Darren Harris-Fain, Understanding Contemporary American Science Fiction. The Age of Maturity, 1970-2000 (University of South Carolina Press, 2005).

[12] Robert A. Heinlein, Starship Troopers (1959).

[13] Er wordt wel eens onderscheid gemaakt tussen ‘harde’ en ‘softe’ militaire sciencefiction. ‘Harde' militaire sciencefiction zou zich vooral concentreren op de technologie en wapens van de toekomst. Het zou de nadruk leggen op het karakter, de ontwikkeling en de effecten van futuristic weaponry. ‘Softe’ militaire sciencefiction zou meer gaan over de vraag hoe individuen en maatschappijen reageren op toekomstige space warfare en zich daaraan aanpassen op psychologisch, sociaal en politiek niveau. Isaac Asimovs Foundation-series is daarvan een klassiek voorbeeld. Ook het werk van Arthur C. Clarke en Philip K. Dick kan misschien als soft worden bestempeld. Maar de drie bestudeerde werken tonen vooral aan dat zo’n indeling veel te zwart-wit is. Starship Troopers, Dune en The Forever War hebben kenmerken van zowel softe als harde sciencefiction.

[14] Frank Herbert, Dune (1965).

[15] Joe Haldeman, The Forever War (1974).

[16] Lawrence Freedman, The Future of War. A history (New York, 2017).

[17] David Seed, American Science Fiction and the Cold War. Literature and Film (Chicago, 1999).

[18] Zie ook: The Day the Earth Stood Still (1951); On the Beach (1957); Gordon Dickson, Dorsai (1959/60); O.S. Card, Ender’s Game (1977) en latere space opera’s zoals Startrek, Starwars and Batllestar Gallactica.

[19] Ook xenofobe, racistische anti-Aziatische sentimenten klinken erin door, onder invloed van Heinleins oorlogservaringen in de Pacific.

[20] Heinlein schreef hierover onder meer in Expanded Universe (1980).

[21] Hammer’s Slammers (1979) van David Drake is een ander voorbeeld. Ook Drake schreef over de gruwelijkheden van toekomstige oorlogvoering onder invloed van zijn eigen oorlogservaringen in Vietnam. In dit verband is Ursula K. Le Guin ook interessant. In The Word for World is Forest (1972) ontrafelt zij subtiel, maar uiterst kritisch, de ironische dynamiek van een opstand van relatief primitieve oerwoudbewoners tegen een externe moderne grootmacht door die op de verre toekomst te projecteren. Ongetwijfeld had zij daarbij Vietnam in het achterhoofd.

[22] Het zou interessant zijn om de militaire sciencefiction over Vietnam (Haldeman, Drake, Le Guin, e.a.) te vergelijken met autobiografisch werk over Vietnam (Caputo, Herr, O’Brien, e.a.). Waarschijnlijk laten de genres overeenkomsten zien. Veel Vietnambeschrijvingen lijken immers te gaan over outer space. Het is wellicht vergelijkbaar met Slaughterhouse 5 van Kurt Vonnegut, waar ook egodocument, roman en sciencefiction door elkaar lopen.

[23] Dit gaat bijvoorbeeld ook op voor Lois McMaster Bujold, The Vorkosigan Saga (1986); The Honorverse (1990), Waterworld (1995), Independance Day (1996) en Old Man’s War (2005).

[24] Zie onder meer: H. Beam Piper, Space Viking (1962). Opmerkelijk: als sciencefiction en fantasy versmelten, zoals geregeld gebeurt, wordt naast de middeleeuwen vaak ook een beroep gedaan op thema’s en motieven uit de antieke geschiedenis en mythologie.

[25] Over Heinlein, zie: William H. Patterson Jr., Robert A. Heinlein in Dialogue With His Century, 1907-1948: Learning Curve. An Authorized Biography, Volume I (Tom Doherty Associates, 2010; Idem, Robert A. Heinlein in Dialogue With His Century, 1948-1988: The Man Who Learned Better. An Authorized Biography, Volume II (Tom Doherty Associates, 2014); William H. Patterson Jr., ‘Robert Heinlein—A biographical sketch’, in: The Heinlein Journal 1999 (5) 7-36; Robert A. Heinlein, For Us, the Living (Scribner, 2014).

[26] Het lijkt erop dat de inspiratie voor dit desolate duinenlandschap voortkwam uit een bezoek van Herbert aan de Oregon Sand Dunes. Hij zag er moving dunes hele dorpen verzwelgen, maar ook dat het Department of Agriculture probeerde met grassen het zand te stabiliseren en leven en water terug te brengen. Dit spanningsveld fascineerde Herbert.

[27] Kara Kennedy, ‘Lawrence of Arabia, Paul Atreides, and the Roots of Frank Herber’s Dune’. PDF-publicatie op: www.tor.com (juni 2021).

[28] Het is fascinerend om te constateren dat ook in Dune bepaalde wapensystemen ‘verboden’ zijn.

[29] Zie onder meer: Gary Westfahl (red.), Space and Beyond. The Frontier Theme in Science Fiction (Greenwood Press, 2017); Paul Green, Encyclopedia of Weird Westerns. Supernatural and Science Fiction Elements in Novels, Pulps, Comics, Films, Television and Games (McFarland, 2009); David Pringle, ‘What Is This Thing Called Space Opera?’, in: Gary Westfahl, Space and Beyond, 40-41; Andy Sawyer, ‘Space Opera’ in: The Routledge Companion to Science Fiction (Taylor & Francis, 2009) 505-509. Voor referenties naar cyberpunk, zie ‘Cyberpunk’ op: www.en.m.wikipedia.org.

[30] Nader onderzoek is wel nodig om de vraag te kunnen beantwoorden of hierbij onderscheid zou moeten worden gemaakt tussen literaire sciencefiction en sciencefictionfilms; bij films spelen uiteraard investeringen van filmmaatschappijen en studio’s een grote rol.

[31] Zie Peter J. Bowler, A History of the Future. Prophets of Progress from H.G. Wells to Isaac Asimov (Cambridge University Press, 2017).

[32] Klassieke voorbeelden uit de periode van voor 1900 zijn: The Battle of Dorking (1871), War of the Worlds (1898) en The Great War Syndicate (1889). Over vroege (militaire) sciencefiction in zijn algemeenheid: Everett F. Bleiler en Richard J. Bleiler, Science-fiction, the Early Years (Kent State University Press, 1990); I.F. Clarke, ‘Future-war Fiction. The First Main Phase, 1871-1900’, in: Science Fiction Studies 24 (74) (november 1997); Landon Brooks, Science Fiction after 1900. From the Steam Man to the Stars (Oxford University Press, 2002).

[33] Zie: Philip K. Dick, Do Androids Dream of Electric Sheep? (1968) en de film Blade Runner die erop is gebaseerd. Verder: Fred Saberhagen, The Berserker series (1967), waarin robotic self-replicating machines trachten alle leven te beëindigen. In The Bolo Universe van Keith Laumer (1960) komen self-aware automatons voor (Bolo’s).

[34] Zie: Virgilio Ilari (a cura di), Future Wars. Storia della Dystopia Militare. Società Italiana di Storia Militare. Quaderno 2016 (Acies Edizioni Milano, 2016).

[35] Voor literatuur: zie voetnoot 30.

[36] Michael Okuda en Denise Okuda, Star Trek Encyclopedia. A Reference Guide to the Future (2nd revised edition; first edition 1997).

[37] Zie hierover onder meer: John Joseph Adams, Wastelands. Stories of the Apocalyps (Londen, 2015); Virgilio Ilari (a cura di), Future Wars. Storia della Dystopia Militare. Società Italiana di Storia Militare. Quaderno 2016 (Acies Edizioni Milano, 2016); de cyclus Mad Max, vanaf 1975, levert er een mooi voorbeeld van, net zoals Bladerunner uit 1982 en The Day After uit 1983.

[38] Voor een overzicht van de kritiek op Heinlein zie de lemma ‘Starship Troopers’ en ‘Robert A. Heinlein’ op: www.en.m.wikipedia.org.

[39] Lorenzo DiTommaso, ‘History and Historical Effect in Frank Herbert’s Dune’, Science Fiction Studies No. 58,  Vol. 19 3 (november 1992). Zie: www.depauw.edu.

[40] Ryan schrijft onder meer: ‘Reading science fiction nurtures hope that there is a better future. Uplifting stories of positive futures—or of hope and agency in the face of dystopian futures—fill national security professionals with optimism that we can drive our services to make positive possibilities happen. … Reading science fiction also allows us to consider a variety of negative potential futures. Science fiction has always dealt with futures where society breaks down or must deal with a far more pessimistic view of the possible. It is beneficial for military officers to read such descriptions of alternate futures; it is the first step in ensuring that they do not come to pass. Zie: https://thestrategybridge.org/the-bridge/2021/10/20/science-fiction-and-the-strategist-30.

[41] Brian Stableford, Science Fact and Science Fiction. An Encyclopedia (CRC Press, 2006); Robert W. Bly, The Science in Science Fiction. 83 SF Predictions That Became Scientific Reality (BenBella Books, 2005).

[42] Het is fascinerend om op te merken dat Wells de toekomst beter lijkt te hebben voorspeld in zijn romans dan in zijn serieuze artikelen en boeken over things to come.

[43] Literatuur over H.G. Wells vult boekenplanken. Een goed startpunt om te beginnen is Lawrence Freedman, The Future of War. A history (New York, 2017) 1-70.

[44] Ibidem.

[45] Over de (culturele) invloed van het futurisme in het algemeen en Marinetti in het bijzonder op militairen, zie: Adrian Lesenciuc, ‘Migration of Idea’s perlocutionary effect. How Marinetti bombed Hiroshima’ in: International Conference RCIC’17 Redefining Community in Intercultural Context (Bari 2017) 255-262. Zie over de link tussen futurisme en Douhet ook: Azar Gat, A History of Military Thought (Oxford 2001).

[46] T.A. Hughes, Overlord, General Pete Quesada and the Triumph of Tactical Airpower (New York, 2010).

[47] Ibidem.

[48] Zie: https://taskandpurpose.com/news/starship-troopers-jim-mattis-marine-corps-infantry-training/.

[49] Generaal Mick Ryan schrijft hierover: ‘The U.S. Marine Corps’ Destination Unknown series and the U.S. Army’s Future Warfare Writing Program have used science fiction, graphic novels, and short stories to solicit ideas about future conflict and competition’. Zie: https://thestrategybridge.org/the-bridge/2021/10/20/science-fiction-and-the-strategist-30.

[50] Project SUSTAIN (Small Unit Space Transport and INsertion). Zie ook: Project Hot Eagle en de experimenten met ‘Space Ship One’.

[51] John Jansen, e.a., Exoskeleton for Soldier Enhancement Systems Feasibility Study (Oak Ridge National Laboratory, september 2000).

[52] Zie onder meer: Paul Rincon, ‘Record power for military laser’, BBC News, 22 februari 2007; ‘Army Moves Ahead With Mobile Laser Cannon’, Wired, 19 augustus 2008; ‘US military sets laser PHASRs to stun’, New Scientist, 7 november 2005.

[53] DARPA: Defense Advanced Research Projects Agency in de VS.

[54] Zie: ‘Darpa hatches plan for insect cyborgs to fly reconnaissance’, EEtimes, februari 2009. Zie ook: Brian Stableford, Science Fact and Science Fiction. An Encyclopedia (CRC Press, 2006) 563-565; A. Bowdoin Van Riper, Science in Popular Culture. A Reference Guide (Greenwood Publishing Group, 2002) 45.

[55] H. Bruce Franklin, War Stars. The Superweapon and the American Imagination (Oxford University Press, 1990).

[56] Ben Bova, Privateers (Mass Market, 1985).

[57] Vgl.: Franklin, Star Wars.

[58] Voor literatuur over cyberpunk, zie ‘Cyberpunk’ op: www.en.m.wikipedia.org.

[59] Ryan lijkt deze conclusie trouwens soms wel te delen en zegt: ‘Finally, science fiction reminds us of the enduring nature of war. Some of the finest science fiction novels explore this. These stories remind us that the clash of wills, the fear, interests, and honor integral to human warfare, are enduring. Notwithstanding the technological marvels of science fiction novels, war ultimately remains a human endeavor. Zie: https://thestrategybridge.org/the-bridge/2021/10/20/science-fiction-and-the-strategist-30.

[60] Generaal Ryan hierover: ‘… recent scholarship by eminent historians and strategic thinkers like Lawrence Freedman and Antulio Echevarria shows us how military theorists and planners in the past were shaped by the ideas of their own day, which impacted decisions as they prepared for future warfare’. Om daar vervolgens een opmerkelijk positieve draai aan te geven: ‘Reading and considering contemporary science fiction can provide military leaders and national security professionals the raw material that the millworks of imagination break up, grind down, and combine anew’. Zie: https://thestrategybridge.org/the-bridge/2021/10/20/science-fiction-and-the-strategist-30.

[61] Susan Sontag, ‘The Imagination of Disaster’ in: Susan Sontag, Essays of the 1960s and 70s (New York, 2013) 199-214.

[62] Jörn Rüsen, Historische Orientierung. Über die Arbeit des Geschichtsbewusstseins, sich in der Zeit zurechtzufinden (Keulen, 1994); Idem, Kann Gestern besser werden? (Berlijn, 2002); Idem, Kultur macht Sinn. Orientierung zwischen Gestern und Morgen (Weimar, 2006); Idem, Zeit und Sinn. Strategien historischen Denkens (Frankfurt, 1990).

[63] Het doel in Startrek was: …‘to boldly go where no man has gone before! … and look for new life, new civilizations and strange new worlds. Okuda en Okuda, Star Trek Encyclopedia. Fascinerend genoeg is het beschrijven van strange worlds volgens velen ook de essentie van de bestudering van het verleden. Zie: David Lowenthal, The Past is a Foreign Country (Cambridge University Press, 1985).

[64] Sterk over de relatie tussen verleden, heden en toekomst: Lowenthal, The Past is a Foreign Country; Idem, The Heritage Crusade (Cambridge, 1997); Peter Rietbergen, Clio’s stiefzusters. Verledenverbeeldingen voorbij de geschiedwetenschap (Nijmegen, 2015); Harry Jansen, Triptiek van de tijd. Geschiedenis in drievoud (Nijmegen, 2010).

Over de auteur(s)